Foto bij Hoofdstuk 24

Tot mijn opluchting kwam de rand van het bos inderdaad snel dichterbij. Breyan leek ook rustiger te zijn, naarmate we dichterbij kwamen. Af en toe praatte hij weer met me. Het waren geen noemenswaardige dingen. Af en toe hadden we over het weer of over hoe slecht de grond lag. Het waren van die praatjes die je met die ene kennis maakt die je niet helemaal goed kent of wilt kennen. Maar toch, het was een verbetering.
Ik had stiekem gehoopt dat zijn gedrag mijn verliefde gevoelens af zouden remmen, maar dat gebeurde niet. Achteraf gezien had ik het alleen in moeten zien: vanaf moment één was het de bedoeling dat ik verliefd op hem zou worden. Maar hoe dan? Mijn vader had nooit geloofd in het lot en dat had ik, in zijn navolging, ook nooit gedaan. Maar opeens voelde dit, dit hele avontuur, alsof het voorbestemd was. Misschien was het alleen mijn belachelijke verliefdheid, maar ik voelde dat dit avontuur heel belangrijk was.
We liepen nu niet meer in het open veld en de eerste bomen begonnen te verschijnen. Ik keek even achter me. Om de een of andere reden had ik het idee dat we bekeken werden. Het was niet hetzelfde gevoel als bij de grafheuvels. Het was minder bedreigend. Deze keer waren er geen flarden mist die vormen aannamen in mijn ooghoeken, maar er waren wel vreemde geluiden. Het leek of, af en toe, de bomen ritselden zonder wind. Alsof ze elkaar wat probeerden te zeggen. Ik had al een hoop meegemaakt, maar pratende bomen waren nieuw voor me. Ook mijn vader had er nog niets over verteld, dus ik schoof het af op mijn verbeelding, Ik was immers moe van het snelle reizen van de afgelopen tijd. Dat moest het wel zijn.
Toch kon ik het maar niet negeren. Aan de anderen kon ik ook zien dat ze zich niet op hun gemak voelden. Alleen Breyan liep stuf door.
Ik ging naast Kasandra lopen en vroeg: 'heb jij ooit van pratende bomen gehoord?'
Ze schudde haar hoofd. 'Nee, maar ik voel het ook. Alsof ze ons in de gaten houden. Ik vraag me af of...'
Of wat? Maar Kasandra was in gedachten verzonken en luisterde niet meer. Ik zuchtte en ik vroeg me af of ik ooit te weten zou komen wat ze bedoelde. Slechts een paar minuten later zou ik dat al doen.
Ik hoorde zacht gelach. 'Ze hebben ons door.'
Ik stond met een ruk stil. Waar kwam dat geluid vandaan?
Om ons heen leek het wel of de bomen tot leven kwamen, maar al snel had ik door dat dat niet het geval was. Uit de bomen kwamen vrouwen. Ze hadden een bruine huidskleur, alsof hun huid van boombast was gemaakt. Hun haar was groen en gevuld met bladeren. Ze lachten, maar ik kon niet helemaal opmaken of het een vriendelijke glimlach was.
'Welkom vreemdelingen.'
'Zo, zijn dit mensen?'
'Ja, ik geloof het wel.'
Ze praatten door elkaar en pas na een paar minuten waren ze stil. Eén van de wezens staarde mij langer aan dan de anderen en ik vroeg me af waarom.
'Waarom zijn jullie hier?'
Het bleef even stil. Eigenlijk klonk het nu wel heel dom om te zeggen: 'een zeemeermin zei dat we naar de bossen moesten gaan,' maar dat was precies wat ik zei.
Opnieuw brak er een stortvloed van stemmen los. Wanneer hielden ze nou eens hun mond?
Uiteindelijk was het weer stil. 'Een zeemeermin? Jullie zien eruit alsof jullie al heel wat hebben meegemaakt.'
Ze hadden geen idee.
'Waarom moesten jullie naar de bossen?'
'Ik vermoed dat we daar bescherming kunnen vinden,' raadde Breyan. Even was ik bang dat we een verkeerd advies hadden gevolgd en dat deze wezens ons keihard zouden uitlachen. Want wat zou daar eigenlijk kunnen zijn, dat ons zou kunnen beschermen? Maar dat deden ze niet.
'De elven geven niet zomaar bescherming,' zei één van de vrouwen, nu met een toon die een stuk serieuzer was dan eerst.
'Zijn jullie elven dan?,' vroeg ik. Kasandra schudde haar hoofd en even later werd dat bevestigd.
'Nee, dat zijn we niet. Wij zijn nimfen. Bosnimfen, om precies te zijn. We zijn verwant aan de zeemeerminnen. Maar we kunnen jullie wel naar de elven leiden.'
Ik glimlachte. Aria had ons niet verraden, ze had ons naar haar verwanten gebracht. Ik wist niet precies wat ik moest verwachten, maar ik had een goed gevoel over de elven. Misschien zouden we daar eindelijk veilig zijn en kunnen uitrusten.
Leona knikte naar me, als een teken dat we moesten overleggen.
'Wat moeten we doen?,' fluisterde ze.
'Ik denk dat we geen keuze hebben,' was Breyans antwoord. Ik knikte ter bevestiging en ook Kasandra leek het met me eens. Roelof sputterde nog tegen, maar hij besefte al gauw dat hij de enige. We gingen akkoord.
'Willen jullie ons naar de elven leiden?,' vroeg ik vriendelijk. Ik wist nu dat ik voorzichtig moest zijn met mysterieuze wezens.
'Kom maar mee.'

Reageer (2)

  • Ringwraith

    Wat schrijf je toch heerlijk!

    1 decennium geleden
  • Skynight

    Bosnimfen, woohoo! :)
    Hopelijk waren het goeie examens! ;)

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen