Léatarr: Ogen der doorgang 5. Evelynn Dales, door Zwaluws
Eenmaal thuis smeet ik mijn tas neer in de gang, waar ik gelijk al spijt van kreeg aangezien mijn ouders weer vragen zouden gaan stellen. Waarom gebeurde dit soort dingen mij altijd? Ik wilde gewoon onopgemerkt blijven, veilig in mijn eigen wereldje. Blijkbaar leek het lot daar anders over te denken, ten eerste waren die paarse ogen al niet te doen, wie kon er nou onopvallend blijven met paarse ogen? En nu dit, waarom moesten er altijd dingen gebeuren die aandacht trokken, ik had niet toe moeten geven aan dat vreemde gevoel, het was zwak. Ik had niet flauw moeten vallen, dat deden alleen aanstellers, die wilde aandacht, ik niet.
Ik wilde eigenlijk in een balletje op mijn bed gaan liggen en een boek lezen, maar ik besloot vlak daarna dat als ik weer zoiets stoms zou doen dat ik dan juist het tegenovergestelde ging doen van wat ik wilde, beginnende vanaf twee uur geleden. Dus trok ik met tegenzin mijn jas weer aan en liep naar buiten, waar de aanblik van mijn fiets me gelijk weer een overvloed aan rare beelden bezorgde. Dit keer schakelde ik ze uit, ik wilde niet zwak zijn, ik was niet zwak en ik zou het ook niet worden, toch liep ik haastig langs mijn fiets om te voet verder te gaan.
Eindelijk onderweg realiseerde ik me dat ik niet wist waar ik naar toe ging, maar bijna gelijk daarna ook dat het me niet veel meer uitmaakte. Ik liep gewoon door over straat en was blij dat er niemand anders rondliep op dit uur van de dag, het was namelijk inmiddels rond lunchtijd. Ik merkte dat de stenen straten, gelijkmatig geplaveid met grote ronde stenen, vertrouwt aanvoelde en mijn voeten voerde me zonder enige problemen mee over de smalle weggetjes. Zo was het niet altijd geweest, toen ik hier net kwam wonen voelde het dorpje onbetrouwbaar aan en de vele kleine straatjes gaven me de kriebels. Nu kende ik het dorpje als geen ander, en het gaf me een veilig gevoel om door het kleine dorpje te lopen waar iemand je onmogelijk voor meer dan 4 straten kon achtervolgen.
Toch was ik blij toen ik bij de rand van het bos was aangekomen, wat grensde aan de laatste paar huizen. Om het bos stond een hek en het was dan ook verboden om het te betreden, toch stond een groot deel van de huizen eromheen leeg en zo kon je gemakkelijk via de tuin in het bos komen. Het gaf me altijd een goed gevoel om over de hekken te klimmen, alsof ik mijn eigen avontuur aan het creëren was, mijn eigen brug naar Therabithia, waarvan ik ooit een film had gezien. Het gaf me een goed gevoel de regels te overtreden en mijn eigen gang te gaan, vrij als een vogel in de lucht, waar een simpel hek mij nooit tot bedaren zou kunnen brengen.
In het bos was alles zoals ik het de laatste keer had aangetroffen, het gras kwam tot aan je knieën en hier en daar stond er een boom, op sommige plekken stonden ze dichterbij elkaar dan op andere plekken, waar het net een open veld was. Officieel was het dus geen bos, het was een wildernis, maar die benaming was deel van de vreselijke schijn van dit dorpje. Ik liep aarzelend over de paden, ergens in mijn achterhoofd zat nog steeds hetzelfde wat me had laten flauwvallen en het was ongelofelijk krachtig, het duwde als het ware tegen mijn gedachtes en toen ik het niet meer kon houden liet ik het ter noodzaak toe.
Bijna gelijk voelde ik de wazigheid terug komen, alsof er dons in mijn hoofd zat, zacht maar ontzettend veeleisend. Toch was ik blij want blijkbaar was niets erger dan de druk die de andere wereld op haar uit oefende. Dat ging eigenlijk helemaal tegen mijn principes in, mijn hele leven stopte ik dingen die me dwars zaten in kleine hoekjes van mijn hoofd, zodat ze mij niet zouden storen. Het hielp me om gewoon te doen wat ik wilde doen al was het soms met een onbekende tegenzin die te maken had met een gedachte die ik te lang weg had gestopt. Hierdoor was mijn leven behoorlijk saai geworden, maar zolang niemand mij opmerkte vond ik alles best. Toen de verveling me echter teveel werd begon ik met de verhalen, en het was net alsof ik mijn hele hoofd ermee gevuld had vanaf het moment dat ik begon, je kon het als een verslaving zien, want verhalen zijn veel beter dan de echte wereld. Zelfs als je dit zou lezen, zou het waarschijnlijk sprookjesachtig klinken, want zo is het altijd met verhalen.
Ergens links van me leek een donkere schaduw door het bos te glijden, als een schim die me achtervolgde. Ik bleef abrupt staan en toen ik nog een keer keek zag ik enkele een vogel hoog in de takken zitten, verder niets. Ik probeerde me meer op de omgeving te concentreren, rond kijkend om ook maar een glimp op te vangen van de duistere gedaante. Schimmen waren nooit goed, ook niet in verhalen, ze behoorden toe aan duistere wezens en ze deden duistere dingen, of hadden de schijn van het dorpje en wat ze me vertelden mij eindelijk te pakken gekregen? Me laten geloven dat sprookjes niet bestonden en dat ik in mijn eigen sprookje leefde, waar duistere schimmen enkel puur slecht waren?
Opnieuw probeerde ik een glimp van de schaduw op te vangen maar ik kon me niet goed concentreren op mijn omgeving. Het was net zoals op het tennisveld, ik leek dubbel te zien op willekeurige momenten en mijn zicht werd belemmerd door vage vlekken doorzichtige kleur die alles er ongelofelijk fel uit lieten zien, dat had ik op het tennisveld niet gehad. Ik haalde mijn hand door mijn haar en merkte vrijwel meteen dat het nog steeds in een staart zat. Ik haalde het elastiekje eruit en probeerde het met mijn hand een beetje te kammen waarna ik het over mijn schouder sloeg en iets minder aarzelend dan daarvoor naar voren liep.
Bij mijn bestemming aangekomen liet ik mezelf op de grond ploffen voor het bosvijvertje, dit keer was het wel echt een stukje bos want de bomen stonden zo dicht op elkaar dat er in plaats van gras mos groeide en de bodem bezaaid was met bladeren. De vijver had ik kortgeleden ontdekt, toen ik een hond volgde die blijkbaar van huis was weggelopen, hij ging naar het water om te drinken. Ik had nooit wat met dieren gehad maar omdat de hond zo ontzettend duidelijk niet in deze omgeving thuis hoorde was ik hem gevolgd, dat ging namelijk ook altijd zo in verhalen.
Genietend ging ik achteroverliggen in het mos wat ik een week geleden had blootgesteld door de bladeren van de grond af te vegen om een goede zitplaats te hebben. Ik keek naar boven naar de lucht, waar de vogels rond zweefden en de grote lange takken zich ver boven me over de vijver bogen. Even leek het alsof alles in één keer naar beneden kwam en me tegen de grond duwde. Naast de inmiddels bekende wazigheid voelde ik me nu ineens op een vage manier duizelig, of ten minste dacht ik dat dat het was want ik had het gevoel zelf nooit eerder gehad. Ik ging rechtop zitten en keek in het heldere water van de vijver, grondig bestudeerde ik mijn spiegelbeeld, net als op school toen de wazigheid voor het eerst toesloeg.
Even slikte ik, de blik in mijn ogen die ik die schooldag had opgemerkt was nu bijna niet meer te vergelijken met mijn gewone blik, alsof een heel ander persoon, uit een andere wereld, mijn lichaam langzaam overnam. Maar dat was het ergste nog niet, ik vloekte binnensmonds, mijn ogen leken wel te gloeien, net als bij mensen in verhalen die gek worden van woede, of aan een hoge koorts lijden, gloeiende ogen, zou ik ziek zijn? Zouden het allemaal symptomen zijn van een ziekte die deze wereld niet kende, want ik wist vrijwel zeker dat deze ziekte nog nooit opgemerkt was door enig wetenschapper of dokter. Ik schudde de gedachten van me af, straks zou ik me zorgen maken om niets. Ik keek rustig verder naar de rest van mijn gezicht maar vermeed opzettelijk mijn ogen die wel betoverd leken. Mijn mond stond even gevoelloos als altijd en de lijnen van mijn gezicht stonden nog even hoekig, mijn haar krulde over mijn rug doordat ik een staart in had gehad waar ik me mateloos aan irriteerde aangezien ik het veel liever stijl had, dat paste meer bij me. Toch dacht ik op de een of andere manier dat krullen misschien wel veel beter stonden bij deze andere ogen, dat het andere meisje misschien wel veel meer van krullen hield.
Ik wendde mijn blik af van de vijver en haalde mijn hand door mijn haar, ik was weer veel te moeilijk aan het nadenken. Nu zul je het hebben, ik was weer een verhaal aan het verzinnen, alleen dit keer was het erger, want dit keer geloofde ik dat het ook echt waar was. Gefrustreerd stond ik op en liep met mijn handen in mijn zakken haastig weg van de kleine open plek in het bos, waarom moest ik mezelf altijd weer zo belangrijk maken, terwijl dat juist was wat ik niet wilde?
Reageer (2)
wups, tnx
1 decennium geledenIk heb hem even voor je geactiveerd ^^
1 decennium geleden