Opdracht 1:
Jullie komen op wat voor manier dan ook in de fantasiewereld terecht. Omschrijf de reis er naartoe, gebeurde dit door tijdmachine of whatsoever, en wat je allemaal ziet in de fantasiewereld. Ook mag je je inleven in iemand die er al langer woont en bijvoorbeeld omschrijven wat voor werk hij/zij doet. Drinkt hij of zij de hele dag uit een chocoladerivier of snoeit hij bomen. Wat je ook bedenkt, niks is te gek. Alle vormen van fantasie zijn toegestaan!
Het minimum aantal woorden is 500 en er is geen maximum. Dus leef je uit!
De opdracht zal over 15 dagen af zijn, omdat ik ook nog rekening houd met het toenemen van eventuele kandidaten van deze wedstrijd.
De deadline is dus 14 april.
Good luck!!

Nieuw leven

Rennen, dat is het enige wat ik nog kan. Het ruwe aardoppervlak gaat snel aan mij voorbij, want het enige waar ik nog naar kijk is de horizon voor me. Terugkijken of –denken heeft geen zin meer, want hierna is alles voorbij. Wat ‘hierna’ is dat weet ik niet precies. Het is nog onduidelijk waar het gaat eindigen en dus wanneer ‘hierna’ eindigt. Het enige wat ik nu zeker weet is dat ik ren voor mijn leven, of eigenlijk mijn dood.

Wanneer ik achterom kijk, zie ik dat er niemand is die achter me aan komt. Waarom zouden ze ook? Ik ben allang opgegeven door de mensheid, niet meer goed voor de samenleving. Voor een kort moment komt de bittere kant in mij naar boven, maar die druk ik dan al gauw weg. Alle emoties worden buiten gesloten, anders kan ik niet doen wat ik wil doen. Een klif doemt in de verte op en mijn ademhaling is gejaagd. Zou het nu werkelijk eindigen? Ik vraag me af of het pijn doet, of dat het al eindigt tijdens de val. Het is heel simpel, ik spring van de kliffen af en alles eindigt. Nog even en dan ben ik er. Er is niemand achter me aan komen rennen, nog steeds niet, maar ik wist al dat ik daar niet op hoefde te rekenen. Toch doet het pijn. Weer die pijn, ook iets wat ik moet uitschakelen in mijn gedachten. Ik hoor de zee tegen de kliffen slaan en er een klein glimlachje staat op mijn gezicht. Altijd heb ik al graag in de zee gezwommen. Nog een aantal meters, tientallen, en dan ga ik een vredig einde tegemoet. Mijn longen doen pijn van het lange rennen en het duurt niet lang meer of mijn benen begeven het.
‘Dit is voor al de keren dat ik niet geloofd werd en jullie dachten dat ik gek was,’ mompel ik zachtjes voor me uit en dan spring ik.
Een harde gil verlaat mijn mond en in een aantal seconde klapt mijn lichaam op het woeste wateroppervlak. Het is niet een doodssmak, maar het zorgt er wel voor dat ik me niet meer kan bewegen. Het water omringt mij en ik kan geen kant meer op. Ik krijg geen lucht meer en langzaam zak ik naar de bodem. Ik voel angst, een angst diep in mij. Hoor ik zo langzamerhand niet bewusteloos te zijn? Of eigenlijk zelfs dood?

Ineens schieten er allemaal felblauwe lichtflitsen om mij heen. Nog steeds kan ik me niet bewegen, maar wel waarnemen. Mijn ogen staan open en dan ineens verschijnt er iemand voor me. Ik schrik en kan niet anders doen dan staren.
‘Maia, wij vroegen ons al af wanneer je bij ons zou komen,’ spreekt degene voor me dan.
Het verbaast me. Hoe weet dit wezen mijn naam? Inderdaad, wezen. Voor mij is een soort mens, maar dan met schubben. Kleurrijke schubben over haar hele lichaam en ze ziet er menselijk uit, maar door de schubben weet ik dat ze niet een mens is. Eerder een vis. Ik raak ervan in de war.
‘Hoe weet jij mijn naam?’ vraag ik dan.
Met een hand grijp ik naar mijn keel en het maakt me alleen maar meer in de war. Ik kan praten onderwater, weer bewegen en ik leef nog. Onderwater!
‘Kom mee, dan zal ik je laten zien waar we naartoe gaan.’
De vrouw pakt mijn arm beet en we schieten vooruit. Het is niet menselijk dit, maar ik ben een mens en zij ook. Ondanks dat ze schubben heeft. Ik snap niet hoe ze mijn naam kan weten of hoe ze überhaupt wist dat ik zou komen. Zelf wist ik het niet eens tot een paar uur geleden. Mijn beslissing heb ik in een opwelling genomen, om mezelf van het leven te beroven. Hoewel je mijn leven niet echt een leven kan noemen.

Terwijl we nog steeds vooruit schieten, gaat er een totaal ander landschap aan me voorbij dan ik gewend ben. De meest mooie kleuren passeren ons en er zijn allerlei mensen om ons heen. Ook zij hebben schubben. Hier en daar is een grot waar vuren in branden en ik vraag me af hoe dat kan, omdat we onder water zijn. De manier waarop we ons voortbewegen, is door middel van zwemmen, maar dan vele malen sneller.
‘Waar zijn we?’ vraag ik aan haar als we ineens stoppen.
We zijn op een binnenplaats en het ziet er gloednieuw uit.
‘Welkom, Maia, dit is je nieuwe thuis. Je bent in Utopia.’
‘Maar… dit is niet mogelijk! Ik hoor dood te zijn, niet levend.’
Even grinnikt de vrouw en kijkt me aan.
‘Dat zou bij je oude leven horen, Maia, maar dit is je nieuwe leven.’
Om me heen komen allemaal mensen met schubben staan om me te begroeten en even aarzel ik.
‘Hallo, ik ben Maia,’ mompel ik dan en de mensen gaan klappen.
‘Waarom klappen ze?’ vraag ik.
‘Omdat je nieuw bent, zo laten wij zien dat we je respecteren en dat wij het fijn vinden dat je hier bent. Je zult alles nog wel leren kennen en hoe meer je leert en jezelf ontwikkelt, hoe meer schubben je zult krijgen. Je zult een van ons worden, net zoals je vroeger gedroomd hebt.’
Even denk ik terug aan vroeger, maar dat is ook iets wat ik al lang geleden heb afgesloten.
‘Het komt wel goed, Maia, ik zal je steunen.’
En voor het eerst voel ik me ergens echt thuis.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen