Foto bij Hoofdstuk 31

We vertrokken vroeg omdat ik niet wou dat iemand zag dat ik weg ging. Ze zouden nog denken dat ik ging vluchten ofzo, wat maar zo leek. Het was maar voor een paar dagen. Hier kon ik niet nadenken zonder de hele tijd een druk te voelen. Ron had alles al gepakt en Helena was zenuwachtig. Terwijl de zon haar eerste stralen over de aarde scheen, vlogen wij weg. Ik wist de weg niet precies meer, dus Ron moest me zo hier en daar verbeteren. Liam vond het vliegen nog steeds niet geweldig en bleef maar draaien en verzitten. Tegen de middag kon ik de bergen weer zien.
'Moeten we weer via de grotten, of kunnen we gewoon het gat in vliegen?' Riep ik naar Ron.
'Normaal zou je het gat vanuit de lucht niet kunnen vinden, maar misschien kan ik dat wel. Vlieg maar door.' Riep hij terug in mijn oor.
De wind suisde om ons heen terwijl ik nog iets hoger ging vliegen om niet toevallig een rots ofzoiets te raken. Ik zag nu pas hoe ver wij onder de grond door hadden gelopen en hoe verschrikkelijk om dat was geweest in vergelijking met de kloof. Ik was totaal afhankelijk van Ron. Ik was al totaal mijn gevoel voor richting kwijt toen hij zei dat ik Helena moest laten stilhangen. Hij keek om zich heen en liet me nog een aantal meters verder vliegen.
'Daar. Zie je die varens daar? Daar moet het zijn.'
Ik vloog er naar toe en keek naar beneden. Je zag het nog steeds amper.
'Weet je het zeker?'
Hij knikte.
'Okee..' Ik liet Helena langzaam dalen. Zij dacht dat we gingen landen, maar toen haar voeten de grond raakten, zakten ze weg. Ze wankelde even en hervond toen haar evenwicht. Ik liet haar door de planten heen vliegen en we namen er aardig wat mee. De vorige keer dat we hier waren, had het helemaal niet geleken alsof er zo veel planten groeiden. Ik zag het pas toen we beneden kwamen. op de plek waar de zon door de bladeren scheen, lichtten die goud op en de andere bladeren werden blauw door het licht. Daardoor leek het alsof er helemaal geen planten groeiden ook al zag je het wel als je goed keek. Op de grond gekomen sprong Liam blij van Helena af.
'Wat vind ik dat toch verschrikkelijk. Ik ben even een stuk rennen.' En hij was weg. Ron maakte Thomas wakker die tegen zijn rug had geslapen en we sprongen naar beneden.
'Slapen we vannacht in haar huis?' vroeg ik.
Ron schudde zijn hoofd. 'We slapen er voor. Ik wil er niet binnen slapen.'
We pakten onze spullen van Helena's rug en begonnen het paadje naar boven te lopen. Liam zou ons wel vinden. We stopten toen we het konden zien.
'Morgen is het zover.' Zei Ron.
Ik legde mijn hand op zijn schouder en kneep er even in. 'Komt goed joh. Je houd van haar en we doen het precies goed.'
'Ze zal niet ouder zijn geworden.' Hier wist ik even niks op te zeggen.
'Ah joh, elfen worden oud. Een beetje leeftijdsverschil maakt niet uit. Zie je toch amper.' Thomas gelukkig wel. We liepen het laatste stukje en liepen een stukje de tuin in. Het voelde vreemd om hier te zijn. Überhaupt in deze stad te zijn die zo stil was en toch zo mooi. De bomen stonden nog steeds vol bloemen en de gouden watervallen vielen nog steeds met een zacht zoem geluid naar beneden. De tijd leek hier stil te staan. Ik ging in het gras liggen en Thomas kwam naast me liggen. Ron ging op zoek naar hout wat we konden gebruiken voor ons vuurtje van vanavond. Ik had al een paar dagen niet echt met Thomas gepraat. Ik was 's avonds te moe en overdag was het er nog niet van gekomen door alles wat er gebeurt was. Ik draaide me op mijn zij.
'Wat vind jij nou?'
'Van wat?' Hij kneep zijn ogen dicht tegen het zonlicht.
'Van alles.'
'Ik vind dat je het moet doen. Je bent slim, jong, mooi. Je vertrouwd mensen en je bent rechtvaardig. Je bent wat deze wereld nu nodig heeft.'
'Hoe wist je dat ik dat bedoelde?'
'Omdat ik zie dat het je bezig houd.'
'Ik weet het niet. Ik weet niet of ik het wel kan. Of ik het wel wil. Ik dacht eigenlijk dat mijn leven nu weer rustig zou worden.'
Het was even stil. 'Denk je nog vaak aan de aarde.'
'Nee.. Eigenlijk niet. Ik hoorde er nooit echt bij.' Ik bestudeerde hem terwijl hij zo lag. Het leek alsof hij het voelde, want hij keek mijn kant op.
'Waarom kijk je zo?'
'Gewoon is interessant. Jij bent interessant.' Hij grinnikte en draaide zich naar me toe tot zijn gezicht op centimeters verwijderd was van die van mij.
'Nee, Jíj bent interessant.' Hij kuste me zachtjes en ik voelde de kriebels in mijn buik.
'Zeg doe dat lekker ergens anders op een ander moment.' Liam was blijkbaar uitgerend en kwam ons weer gezelschap houden. 'Het is niet echt heel fijn om mensen speeksel te zien uitwisselen.' Hij liet zich met een plof vallen.
Die avond waren we stil. We waren bang voor wat er morgen ging gebeuren en tegelijkertijd wisten we dat we het moesten doen. Of eigenlijk, dat Ron het moest doen. We sliepen al toen de maan net opkwam.

De volgende dag deden we niets. Liam vond het leuk om in huizen te kijken en dus liepen we het ene in en het andere uit. Ik moet zeggen dat ik ook wel begreep wat hij er leuk aan vond. Sommige elfen hadden echt interessante dingen in huis. Ik liet Helena omrollen en ik vlocht bloesem in mijn haar. Van Liam mocht ik het niet in zijn vacht vlechten, wat erg jammer was want hij had er vast schattig uitgezien met al die roze en witte bloemetjes in zijn bruine vacht. Tegen de avond kwam de spanning weer op. We zaten allemaal rond het vuurtje en aten wat. Ron kon blijkbaar niets eten.
'Weten we echt zeker dat het de goede spreuk is?' Hij had het wel twintig keer gevraagd die dag.
'Ja. Je hebt het zelf gezien. Je hebt het zelf gezegd.' Ron keek weer naar boven. Toen hij de maan zag opkomen stond hij op. Hij pakte een brandende tak uit het vuur en begon weg te lopen. Ik stond op en rende achter hem aan.
'Ron!' Hij draaide zich om en deed zijn mond open om iets te zeggen, maar ik was hem voor 'Rustig, ik ga niet mee naar binnen. We wachten vlak buiten.' Ik draaide me om naar Thomas en Liam. 'Meekomen jullie! En Thomas, neem even een paar brandende takken en wat eten mee. Dan maken we een vuurtje net buiten de grot.'
Ron keek me dankbaar aan. 'Het komt wel goed joh. Je hebt alle tijd en wij wachten buiten.'
We liepen in stilte naar beneden. Vlak voor de grot draaide Ron zich om. 'Dit is het. Ik zie jullie zo' En hij liep naar binnen.
Wij maakten een vuur en het wachten begon. De maan klom steeds hoger terwijl wij op de grond zaten. Liam was zijn schuine moppen al snel zat en hij begon op een stuk hout te kauwen. Ik lag met mijn hoofd tegen Thomas zijn borst aan en hij speelde wat met mijn haar. Ik dacht over mijn uitverkorenheid van het Orakel.
'Jezus.. zou het nog lang duren!?' Liam sprong overeind. 'Zou die idioot zijn tekst zijn vergeten?' Hij lachte zijn wolvengrijns.
'Nou ja.. het was niet zo'n heel moeilijk zinnetje, dus het lijkt me van niet.' Ik keek weer weg.
'Weetje.. Je moet het gewoon doen. Wij zijn er altijd om je te helpen enzo en je kunt het. Als iemand leiding kan geven ben jij het wel. En wat is er nou een betere koningin dan een meisje met helende krachten en verwondende krachten. Wie weet misschien kun je het land wel helen.'
Ik glimlachte naar hem 'Dankje Liam. Ik weet alleen niet of ik het wel wil.'
'Je weet dat ik het met Liam eens ben.' Zei Thomas achter me.
Ik plukte een bloemblaadje van mijn schouder en scheeurde het in allemaal kleine stukjes. Ik keek omhoog en zag dat de maan precies boven ons stond.
'Zou nu het moment zijn?'
Liam en Thomas keken ook naar boven. 'Misschien wel, het kan niet lang meer duren.' Thomas gaf me een kus op mijn hoofd.
'Gelukkig maar. Ik kan niet langer naar dat vlees kijken zonder het op te eten en eerlijk gezegd wordt ik jullie ook wel een beetje zat.'
We zaten alle drie ingespannen naar de ingang van de grot te kijken. Liam zag ze als eerst.
'Het is hem verdomme gelukt!' Liam sprong overeind.

Reageer (1)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen