Opdracht 4: By the night

De ondoden komen tot leven in deze opdracht, dus weet jij deze ronde te overleven?

Minimum aantal woorden: 1000 woorden
Maximum aantal woorden: 5000 woorden

Horrorfanaten en minder-horrorfanaten opgepast, aangezien vampieren, weerwolven en geesten hun intrede hebben gedaan. Je kiest een wezen uit de lijst en deze staat centraal in je verhaal. Je bent helemaal vrij in het bepalen van tijd en perspectief.

Wat wordt er verwacht? Je kiest in de storie welke van de drie ondoden je gaat gebruiken in je verhaal. Je bent volledig vrij in het bepalen wat je doet en er zijn geen verdere verplichtingen. Uiteraard is het meer dan logisch dat je verhaal een lichtelijk horrorkantje heeft, maar het is niet noodzakelijk om dit doorheen je verhaal vast te houden. Je kan alle kanten op die je wilt, maar onthoudt dat je verhaal om de ondode die je gekozen hebt, moet draaien. Het is ook zeker niet verplicht om je gekozen ondode de hoofdpersoon te laten zijn of om vanuit het PoV van je gekozen ondode te schrijven.

- Vampier
- Weerwolf
- Geest

Ik heb gekozen voor vampier

Nieuwsgierig en naïef

Er druipt bloed langs mijn kin. Het meisje in mijn armen vertoont geen teken meer van leven, maar haar bloed is nog steeds heerlijk warm. Hoewel dat niet lang meer zal duren en de kou van de dood haar lichaam dan zal opeisen. Arm kind toch, ze was op het verkeerde moment op de verkeerde plaats en had trof mij toen. Toch had ze wel kunnen bedenken dat het niet slim is om 's nachts over straat te dwalen, alleen op deze zomernacht. Mijn bebloede hand strijkt langs haar bleke wang en ik laat dan haar lichaam op de grond vallen.
'Toch wel zonde, zo'n mooi meisje en dan tref je zo je einde,' zeg ik en er sijpelt een treurige ondertoon in mijn stem.
Dan moet ik lachen en schud even mijn hoofd, nee, ik heb er geen spijt van. Dit is nu eenmaal mijn leven en als ik spijt zou moeten helpen met ieder meisje waar ik mijn tanden in zet, dan kan ik niets anders meer doen dan spijt hebben. De reden dat ik een voorkeur heb voor meisjes, is ten eerste omdat ze makkelijk mee te lokken zijn. Zo goedgelovig en naïef. De andere reden is, omdat het voor mij, als jongen, heel ongemakkelijk is om met mijn tanden en lippen in een jongen zijn hals te zijn. Zulk soort dingen zijn ongemakkelijk.

'Hé! Hé, jij daar!' wordt er naar me geroepen en ik kijk om.
Er staat een jongen en die ziet mij bij het slappe lichaam van het meisje.
'Ja, wat is er?' antwoord ik en mijn ogen zijn gericht op de jongen.
Hij komt naar me toe gelopen, zonder überhaupt echt op te letten. Een gedachte schiet door mijn hoofd en er ontstaat een kleine grijns op mijn lippen, maar die laat ik de jongen niet zien. De jongen ziet nu pas echt het meisje goed en dan ook de tand afdrukken in haar nek. Ik kom overeind, ik zat al die tijd al op mijn knieën bij het lichaam, en ik onderzoek hoe de jongen reageert. Het kan niet anders dan dat hij nu bang is en dat wordt al snel bevestigd als hij overeind schiet en het op een rennen zet.
'Kansloos,' zeg ik richting de jongen, voordat ik de jongen achterna ren.
Mensen zijn nietig, die kunnen zich niet zo snel voortbewegen als vampieren. De jongen struikelt af en toe waardoor ik steeds dichterbij kom. Mijn hete adem is langzaamaan in de nek te voelen van de jongen en dan grijp ik hem bij zijn arm, waardoor hij stopt met rennen.
'N-nee!' roept de jongen.
Even kijk ik de jongen bedenkelijk aan.
'Wat moet ik toch aan met iemand zoals jij?'
De jongen krimpt ineen en knijpt zijn ogen dicht, alsof ik er dan niet meer ben. Ik druk mijn nagels in zijn huid waardoor er een wondje ontstaat. Er komt een beetje bloed uit en mijn ogen zijn erop gefixeerd.
'Hm, bloed,' zeg ik terwijl ik langs mijn lippen lik.
De geur dringt mijn neus binnen en ik snuif het heerlijke aroma op met gesloten ogen, totdat een andere lucht ermee mengt. Gelijk openen mijn ogen en kijk ik de jongen strak aan. Hij kan geen kant op, want ik druk hem tegen de muur.
'Is er soms iemand bang?' vraag ik en houd mijn hoofd een tikkeltje schuin. 'Het ruikt namelijk alsof er iemand in zijn broek heeft gepist.'
Mijn handen drukken harder tegen de armen van de jongen als ik even naar beneden kijk. De jongen heeft zijn plas laten lopen van angst en er komt weer een grijns op mijn gezicht. Mijn tanden verschijnen en de jongen lijkt op het punt van flauwvallen te staan als hij mijn hoektanden ziet.
'Laat dit een droom zijn,' zegt de jongen achter elkaar, alsof hij er een mantra van maakt.
'Ik ben eerder je grootste nachtmerrie.'
De jongen trilt helemaal en zakt dan ook echt nog in elkaar. Ik zucht en laat de jongen dan gewoon op de grond vallen, want dit is te saai voor woorden.
'Slappeling,' zeg ik zuchtend. 'Je kunt niet eens een beetje dapperheid tonen.'
Dan ineens haalt de jongen hard uit naar mijn been en schopt hij vol tegen mijn scheen aan. Gelijk zak ik door het been heen en grijp ernaar. Er komt een moordlustige blik in mijn ogen en de jongen is overeind gekrabbeld en rent weg. Hij heeft precies tegen het verkeerde been aan geschopt, want van deze heb ik wel vaker last. Niet dat het hiervoor pijn deed, maar door de trap van de jongen wel.

De achtervolging wordt opnieuw ingezet. Snel kom ik overeind en snuif dan de lucht op. Ik moet die jongen zijn geur goed onthouden, voor het geval ik hem kwijt raak. Dan begin ik met rennen, maar overduidelijk minder snel dan daarstraks. Ik kan het gewoon niet van mezelf geloven dat ik erin getrapt ben. Hoewel die jongen echt bang was en nog steeds is, was het trillen van daarstraks nep. Hij heeft ook een flinke voorsprong gekregen en hij slaat dan een hoek om. Mijn ogen zijn licht vernauwd terwijl ik zo hard mogelijk achter hem aan ren. Het is in ieder geval een voordeel dat het nacht is en dat er daarom geen mensen zijn die me nog meer tegen kunnen houden. Hoeveel pech zou ik kunnen hebben? Het zijn maar mensen, niet echt een bedreiging dus. Als ik de hoek om ren, moet ik goed om me heen kijken en speur ik de straat af naar de jongen.
'Waar ben je?' roep ik door de straat heen. 'Verstoppen heeft geen zin. Ik kan je bloed nog steeds ruiken.'
Met een grijns ontbloot ik mijn hoektanden en snuif de lucht op. Rechts. Gelijk kijk ik naar rechts en loop langzaam in de richting. Achter me hoor ik geluiden, maar ik weet genoeg van mensen om dat een poging te laten zijn om mij af te leiden. Iets van een steen gooien, zodat mijn aandacht daarheen gaat. Mijn neus vertelt me echter dat ik precies de goede richting op ga nu.
'Je ontkomt echt niet aan me, mormel.'
Dan hoor ik een soort geschuifel over de grond, schuin voor me, een steegje in. Ik loop die in en zie dan aan het einde van de steeg een muur. Voor die muur staat een doodsbange jongen en dit keer trilt hij echt.
'Nu ben je niet meer zo dapper, hè?'
Zijn ogen schieten de hele tijd heen en weer. Misschien wel zoekend naar een uitweg, maar daar is het te laat voor. Hij heeft zichzelf klem gezet door deze doodlopende steeg in te gaan.
'Hoe spijtig, was je nou maar niet gaan vragen wat ik bij dat meisje deed.'
Hij spreekt nog steeds geen woord en ik kom alsmaar dichterbij. Stap, stap, stap. Mijn voetstappen zijn licht, maar weerklinken hard door het steegje. Het is het enige geluid op de trillerige ademhaling van de jongen na, het kloppen van zijn hart en de onrustige wind. Hoewel twee van die dingen snel zullen stoppen.
'Praat eens, daarstraks was je toch ook zo bijdehand door tegen mijn scheen te trappen?'
Mijn scheen doet geen pijn meer, maar is nog steeds wel mijn zwakste plek om mij pijn te doen.

Dat ik een vampier ben, betekent niet dat ik geen pijn kan voelen. Integendeel, er is altijd een pijn. De dorst. De eeuwige dorst. Het is niet echt een gevoel wat te beschrijven is, alleen een drang waaraan toegegeven moet worden. Het is niet te stoppen, hoewel ik dat niet met zekerheid kan zeggen aangezien ik het nog nooit geprobeerd heb om te stoppen met deze leefstijl. Waarom zou ik? Mijn leven gaat prima zo en om die armetierige mensenlevens geef ik niets. Het is alleen maar leuk om ze vol van angst te zien. Om de macht over ze te hebben en het laatste beetje leven uit ze te drinken. Het geeft me een gevoel van voldoening.

'Wil je een langzame, pijnlijke dood?' vraag ik dan aan de jongen en kijk hem recht aan.
'Nee!' schreeuwt hij dan, misschien in de hoop dat er iemand over straat loopt en hem hoort.
'Oké, dan doe ik het snel.'
De grijns op mijn gezicht wordt breder en ik hoor in de verte een kerk zijn klokken luiden. Drie uur middernacht. Hoe mooi wil je de dood hebben? Dan maak ik een soort sissend geluid en ontbloot mijn hoektanden weer. De jongen ziet de dood in de ogen en dan zet ik mijn tanden in zijn nek. Ze snijden zijn slagader door en het bloed komt eruit vloeien. Gulzig drink ik er van en geniet van de pijnlijke schreeuwen van de jongen. Voor een jongen proeft hij behoorlijk goed, hoewel bloed sowieso goed proeft. De warme drank glijdt door mijn keel en lest de dorst, tijdelijk. Zodra ik klaar ben met deze jongen, zal de dorst al weer langzaam terug komen. Mijn ogen zijn genietend gesloten en ontnemen de jongen van zijn leven. Als ik dan voel hoe hij helemaal slap wordt in mijn armen, laat ik zijn lichaam los en zakt die langs de muur naar beneden.
'Dat gebeurt er dus als mensen nieuwsgierig zijn. Dan bekopen ze het met de dood. Naïevelingen.'

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen