Foto bij hoofdstuk 102

Aiden
‘Wakker worden!’ roept Ben en gooit een steen naar mijn hoofd.
Ik raap de steen van de grond en gooi hem terug naar Ben. Hij ontwijkt hem en kijkt me boos aan. Ik rek me uit en ga dan staan. Naur is al wakker en ook de draak van Ben is al klaar.
‘We hebben geluk gehad’ bromt Ben en raapt zijn spullen bij elkaar.
‘Wat bedoel je?’ vraag ik verbaast.
‘Kijk daar maar eens’ en Ben wijst naar een donkere lucht die voorbij drijft.
‘We hebben dus inderdaad geluk gehad. Anders konden we de hele nacht in de regen slapen’ en ik raap ook mijn spullen bij elkaar.
‘We vertrekken over een uur. Orithil zal dan hier heen komen met de andere jagers en dan vertrekken we.’
‘Weet je waar we heen moeten?’ vraag ik en hang mijn pijlen en boog weer op mijn rug.
‘We gaan richting het Noorden. Alana heeft verteld waar ze haar moeder voor het laatst zag en daar gaan we heen.’
Ik knik een keer en raap dan mijn zwaard van de grond. Ik zadel Naur weer op met de spullen die we mee nemen en ga dan weer op de grond zitten.

‘Sta eens stil! Ik word gek van je!’ bromt Ben.
‘Ik wil gaan! Dit kost te veel tijd!’ roep ik ongeduldig en loop heen en weer.
‘Wil je nog hebben dat we mee gaan!’ Brult Orithil van een grote afstand.
Meteen sta ik stil en ook Ben kijkt op. Boven ons vliegen acht draken met in de midden een grote donkergroene draak. Deze is van Orithil zelf.
‘Natuurlijk willen we hebben dat jullie mee gaan’ zegt Ben snel.
Orithil laat de draken landen en de jagers stijgen op. Ben en ik doen het zelfde en al snel zitten we allemaal in de lucht.
‘Waar gaan we heen?’ vraagt Orithil.
Ik trek mijn mond open om te antwoorden maar Ben is me voor. Kwaad sla ik mijn armen over elkaar maar hou toch stil.
Orithil spoort zijn draak aan om te vertrekken en samen met Ben vliegt hij voorop. Achter hem volgen de acht jagers en helemaal achteraan vlieg ik samen met Naur.
Om de rust te bewaren moest ik maar achteraan vliegen. Een grom ontsnapt en iedereen kijkt verbaast om.

Na een halve dag richting het Noorden te hebben gevlogen besluiten Orithil en Ben om een pauze te nemen. Naur gromt van opluchting en ook ik ben wel toe aan een pauze. Ik zoek een plaats en beveel Naur om te gaan landen. Ik laat me van zijn rug af glijden en Naur gaat tevreden op de grond liggen.
‘We blijven hier een half uur en dan gaan we weer verder’ zegt Orithil en zoekt een plek om uit te rusten. De andere jagers doen het zelfde en ik haal eerst alle bagage van Naur zijn rug.
Ben komt naar me toe gelopen en helpt me een handje.
‘Zullen we een eindje van ze vandaan gaan zitten?’ vraagt Ben en legt de laatste tas op de grond.
‘Ja is goed. Ik voel me nou niet echt op mijn gemak bij hun’ en ik kijk een keer om naar de jagers.
We lopen een eind van ze vandaan zodat we zeker weten dat ze ons niet meer horen en gaan dan in een boom zitten. Ik zucht en sluit mijn ogen. Ik ben blij om even bij ze weg te zijn.
‘We gaan de goede kant op’ zegt Ben ineens. ‘Waarschijnlijk zijn we morgen voor zonsopgang op de plek waar Alana haar moeder kwijt raakte.’
‘Gaan we dan de hele nacht door?’ vraag ik en ga recht op zitten.
‘Als het aan de jagers ligt gaan we zeker door’ zegt Ben en sluit zijn ogen.
Ik doe het zelfde en ga ook maar voor even slapen.

Reageer (1)

  • Pineapple3

    Yup yup yup, snel verder! (;

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen