Een vriend of vriendin, waarvoor je door het vuur gaat. Voor velen vast herkenbaar, voor anderen misschien niet. Ook ik ben gezegend met zo’n vriendin en zij natuurlijk met mij. Vanaf dat we een jaar of vier waren kennen we elkaar en sindsdien hebben we behoorlijk wat meegemaakt!

Een warme, héle warme middag was het, afgelopen zomervakantie. We kwamen op het krankzinnige idee om te gaan hockeyen, gewoon even een balletje over slaan. En testen of S. geen last zou hebben van haar pols, waaraan ze een tijdje geleden geopereerd was. Na zo’n dikke twintig minuten (wat er normaal gesproken tien zijn) kwamen we bij het hockeyveld. We waren minstens drie keer ingehaald door bejaarde echtparen, maar het was gewoon te warm voor ook maar iets wat op inspanning leek. Omdat we niet de allerdomste zijn – dachten we – kwamen we er al gauw genoeg achter dat de poorten op slot waren. “Dan maar over het hek!” Ja, dan maar over het hek. Makkelijker gezegd dan gedaan, als je weet dat dat hek een dikke 2,5 meter hoog is en voorzien van een rij akelig scherpe punten. Eerst werden onze sticks eroverheen geslingerd, daarna wijzelf. Dat was tenminste de bedoeling. Het was niet de eerste keer dat we dit kunstje uithaalden, dus de techniek was bekend. Eerst je voet op het slot zetten, je been over het hek zwaaien en gaan zitten op het gedeelte waar GEEN scherpe, metalen punten zaten. Dan van het hek afspringen. Dat laatste was eigenlijk de grootste hindernis, kans op het breken van een enkel was fifty fifty. Ik was gelukkig probleemloos over het hek gekomen en draaide me om, om S.'s klim- en springkunsten te bewonderen. Net op het moment dat ik me omdraaide, gleed ze uit, greep naar houvast om niet meteen naar beneden te donderen. En als die verdraaide metalen punten daar niet zaten, was er natuurlijk niets aan de hand geweest. Maar die zaten er dus wel. Meteen nadat ze zichzelf had vastgegrepen aan de punten, liet ze zich los en draaide zich om naar mij. “Kut! Mijn shirt! Er zit in gat in!” was het eerste dat ze zei, terwijl het bloed met liters tegelijk uit haar hand spoot. “S. JE BLOEDT!!!” Niet snel daarna kreeg ze door dat ze inderdaad flink aan het bloeden was, niet alleen omdat heel de grond blank stond, maar ook omdat het ontzettend veel pijn deed. “Misschien moeten we even een pleistertje halen, bij het Klokkenmuseum.” Opperde ik dapper, terwijl ik met veel moeite probeerde niet van m’n stokkie te gaan. “A., ik denk eigenlijk dat er wel iets meer nodig is dan alleen een pleistertje. Ik geloof dat dit gehecht moet worden..” Zei S. droogjes. Ik wierp een blik op haar hand, waar twee joekels van een sneeën in zaten en moet zeggen dat S. haar idee toch beter was dan de mijne. Terwijl ik S. dwong om op de grond te gaan zitten, zodat ze niet flauw zou vallen door de hoeveelheid bloed die ze verloor, probeerde ik K. te bereiken. Want wat in godsnaam moesten we doen! S. bleef met een koppig “nee, de grond is hartstikke vies” gewoon staan en K. zat in Kroatië. Waar we dus niet heel veel mee konden. Snel L. bellen, die aan het zwembad lag, waar we dus ook vrij weinig aan hadden. Gelukkig stuurde L. haar moeder en tevens onze coach, M., naar het hockeyveld met de auto. Een paar minuten en vele pogingen om S. op de grond te krijgen later, kwam M. aansjezen. “Meisje, meisje toch wat heb je nou weer gedaan!” Zei M. toen ze de auto uitstapte, de poort opende en naar ons toeliep. De poort opende. DE POORT OPENDE. Die verrekte rotpoort was dus gewoon open!

Op één dag hadden we ongeveer zesendertig keer te horen gekregen dat we toch dom waren en dat dit weer typisch iets voor ons was. Fijn om te horen. Uiteindelijk zat S. met zeven hechtingen en kon ze een maand niet hockeyen. Waren we dus weer terug bij af.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen