ProngsPotter
“What is a person, if not the marks they leave behind?”
― V.E. Schwab, The Invisible Life of Addie LaRue
Als je ergens graag over wil praten, ik ben een vertrouwenspersoon en bied altijd een luisterend oor <3
Three words, large enough to tip the world. I remember you.
Geregistreerd:
9 jaar geleden
Laatst on-line:
24 minuten geleden
Tijd on-line:
2 maanden 4 dagen
Pageviews:
43138 [24 uur]
Aantal quizzen:
13
Aantal stories:
19
Aantal polls:
16
Aantal gedichten:
25
Aantal lijstjes:
7
Aantal hoofdstukken:
281
Quizzen ingevuld:
566
Hoofdstukken gelezen:
9857
Reacties geplaatst:
2153
GB berichten:
5046
Forum berichten:
Gastenboek (2326)
Ja? Ik wist het namelijk niet zeker, dacht dat het een beetje saai was en zooo
9 jaar geledenMwhahah wat jij wilt.
En eh, je mag mijn Capitoolopdracht wel lezen, maar hij is heel slecht geschreven omdat ik toen in een lastige tijd zat, dus het interview zit er ook niet bij, maar hier is mijn Capitool opdracht, mag ik de jouwe ook lezen:
I warn you, het is enorm veeeeel:
Met een zucht kwam ik recht, en keek ik mijn kamer rond. Het was mooi, maar erg stijlvol ingericht. Ik had een bed, met roze matrassen, en een satijnen taupe dekbed, en ja, dat vloekte nogal. Ik streek het dekbed kreukelvrij en verliet de kamer. Van het haakje van de muur haalde ik mijn outfit, klaar gelegd door Cassedy. Ook wel de vrouw die mij had getrokken.
Het was een zoet jurkje, lichtjes blauw, en met een ceintuur om mijn heupen. Ik trok het jurkje aan en stapte voor de spiegel. Het deed mij eigenlijk nog magerder lijken dan dat ik was. En dat deed me weer een makkelijke prooi lijken, en dát zou er weer voor zorgen dat ik als eerste vermoord werd. Ik schudde mijn hoofd, misschien overdreef ik ook wel een beetje.
Een heerlijke zoete geur van gebakjes walmde mijn neusgaten binnen en alsof het op commando ging, begon mijn maag te rommelen. Mijn voeten begonnen automatisch door de nogal bont geklede gangen te trippelen naar waar die geur vandaan kwam. Het eikenhout onder mijn voeten voelde koud aan, maar kraakte niet. Thuis kraakte het wel, en waren de planken zelfs vochtig. Wat eigenlijk ook niet zo gek was, als je bedacht in wat voor krot ik met mijn broer en zusje woonden.
Met een zuchtje schudde ik mijn hoofd, ik moest nu niet aan thuis gaan denken, dat zou mij te veel afleiden, dat wist ik nu al. Ik moest alert blijven, en zeg nou zelf, je kunt toch niet beter wakker worden dan tegen een stalen deur aan te lopen. Die vervolgens ook nog open gaat, en je er zelf met je hebben en houwen tussen valt, maar helemaal nog niet door hebt dat het een deur was. Geïrriteerd draaide ik dan ook mijn hoofd naar achter, en bekeek wat mij pijn had gedaan. Fijn, een deur dus. Als dit mij al versloeg, of half dan toch, hoe moest dat dan in de arena? Volgens mij ging niet vermoord worden, maar door een tak onthoofdt worden of zo.
‘Eloise, kom met de bliksem van de grond af, we zijn al bijna in he Capitool, gedraag je alsjeblieft, ik weet namelijk…’ De hoge, snerpende en nogal bekakte stem van Cassedy drong mijn gehoorgangen binnen, en zorgde er nog net niet voor dat mijn trommelvliezen scheurden. Vermoeid krabbelde ik recht, lekker geslapen had ik totaal niet, en de puf was nu al uit mijn lichaam gegleden, nu al.
Nadat ik een ellenlange preek van Cassedy had gekregen over sponsors, overleven, en hoe dom dat ik was dat ik de grond ging kussen, mocht ik eindelijk zitten om een broodje te eten. De tafel was vol gestouwd met eten, van bruine worstjes tot mintgroene cakejes toe. Moesten wij dit met z’n vieren allemaal op krijgen!? Als dat zo was, dan werd ik dus niet vermoord, niet onthoofdt door een tak, maar stikte ik in het vele eten. Nathan Meyer, mijn medetribuut van 12, zat nerveus te wiebelen op zijn stoel. Hij had een net zwart met wit pak aan, maar ook hij paste het niet helemaal omdat hij net zo mager was als ik. Zijn gezicht was nog bleker dan bleek, hij had wallen zo groot als boomstronken onder zijn ogen, en zijn angst kon ik nog net niet proeven. Op zijn bord lagen twee broodjes, onaangeraakt, hij wou ze niet eens opeten!
‘Ga je die nog opeten?’ Vroeg ik voorzichtig aan de jongen. Direct kantelde zijn hoofd mijn richting in, zelfs zijn haar zat van het angstzweet op zijn hoofd vast geplakt.
‘Eloise, de hele tafel staat…’ Ja hoor, praat nog maar even door Cassedy. Het gaat me in het ene oor der in, in het andere eruit. Dus vragend bleef ik Nathan aanstaren, deze kon uit angst alleen maar knikken en schoof zijn bord voor mijn neus.
‘Dank je wel.’ Tetterde ik gemaakt vrolijk en pakte het broodje beet. Ik nam er een hap van, kauwde, en slikte het door. Voor mij zat er geen smaak aan, het was meer dat ik het at omdat het nodig was, dan dat ik dacht van: goh, lekker eten zeg!
Enkele uren later:
‘Kom Kom, we moeten zo weg.’ Zuchtte Cassedy opgelucht. De vrouw, die dit keer geen blauw, maar een geel kapsel had, stond op. Ze had een nauw aansluitend jurkje aan, en ik vond het echt geen gezicht. Maar de mode in het Capitool… tja, daar vallen verschillende meningen over. De man, die mij en Nathan levensadvies zou moeten geven, had zich de hele reis stil gehouden. En ergens, ergerde dat mij verschrikkelijk, hij zou toch juist ronduit moeten tetteren over wat we wel en niet moeten doen? Althans dat had mijn broer gezegd, niet dat hij der veel verstand van had, want hij was nog nooit getrokken, en zou dat ook niet meer worden, aangezien dit zijn laatste jaar was. En volgend jaar was het de beurt aan mijn jongere zusje, Elly, misschien was ik er dan wel niet meer. Als ik zou overlijden in de Arena, dan wist ik niet wat mijn broer zou doen, aangezien we erg aan elkaar gehecht zijn. Hij moest voor ons zusje zorgen, want ouders hadden wij niet meer. Onze moeder, had één keer een brood gestolen, omdat ik ziek was, en één iemand had dat gezien. En gemeld aan één vredebewaker. Onze moeder werd gearresteerd. En we hebben haar nooit meer terug gezien, we wisten niet wat er met haar gebeurd was, maar we konden het wel raden. Dat idee kon onze vader niet aan, dus pleegde hij zelfmoord, hij had zich zelf opgehangen in het bos. En toen waren dus alleen Jayden, ik en Elly over.
‘El-oise!’ Hoorde ik ineens de snerpende toon van Cassedy. Verschrikt keek ik op, met mijn hoofd van links naar rechts bewegend. De tafel bleek al afgeruimd te zijn en onze “mentor”, Cassedy en Nathan stonden al bij de deur. Snel voegde ik me bij hen en werden we door verschillende metalen gangen geduwd.
‘Kom kom, beetje opschieten, jullie worden eerst helemaal opgemaakt, dan gaan we naar de Parade, op de laatste dag moeten jullie je bewijzen aan het Capitool, daarna komen de scores, en daarna hét interview, dat ervoor moet gaan zorgen dat jullie twee, sponsors krijgen.’ Begon Cassedy te ratelen. Nathan deed het nog net niet in zijn broek van angst en gelijk kreeg ik medelijden. Ik vond het zwaar, wat moest hij dan wel niet mee maken. Een zacht klopje gaf ik op zijn schouder, en ik glimlachte hem bemoedigend toe.
‘Het gaat wel lukken.’ Sprak ik hem zachtjes toe. Hij schudde zijn hoofd, zijn keel leek dicht geknepen te zijn door emoties.
‘Jij kan speer gooien, en boog schieten.’ Piepte hij zachtjes, en schudde toen z’n hoofd. Hij niet, en dat wist hij.
‘Oke, oke,’ spraken al die mensen hier met twee woorden?
‘Jij gaat met hen mee, en jij, komt met mij mee.’ Een vrouw met oranje pruik stond voor mij. Haar lichaam was gehuld in een nogal pikant jurkje, alsof ze nog 17 was. Nathan werd mee genomen door een ander mens, wat niet eens meer op een mens leek, maar meer op een poedel, en dan wel een roze poedel. Ik werd op een nogal oncomfortabele houten stoel geduwd, met mijn gezicht boven een felle lamp. Dus als reflex kneep ik mijn ogen half dicht. Het was, behalve die lamp, best schemerig in de kamer, maar verschillende dingen kon ik herkennen. Wax, pincetten, make-up, kortom: dingen die ik nog nooit in het echt gezien had omdat ik het niet kon betalen. Hoewel ik vrij weinig zag, voelde ik dat er iets op mijn benen werd geplakt, en niet veel later met een ruk eraf werd getrokken. Een kreet verliet mijn mond, waarop gegrinnik mijn gehoorgang binnen drong, vonden ze het leuk of zo, dat ik pijn had?
Wat Later
Na heel veel getrek, pijn en kreten van mij, waren de mensen eindelijk klaar en bleef ik in mijn eentje achter, fijn, gingen ze mij hier laten liggen of zo?
Zware voetstappen vulde mijn gehoorgang en verbaasd keek ik op. Een lijkbleke man, met paarse eyeliner kwam een lopen en stak zijn hand uit. Nogal verbaasd schudde ik zijn hand en krabbelde ik recht van de houten stoel. Mijn rug voelde ik dan ook gelijk en kort bolde ik hem.
‘Ik zie geen reden om gefeliciteerd te zeggen, maar goed, ik ben Keanie.’ Sprak de man kort af. Ik knikte en zei ook mijn naam. De man had een lang tuniek aan en een wijde broek, zoals ik al zei, de mode hier, daar valt over te twisten.
‘Oke, kom mee, ik heb je jurk klaar gemaakt voor de parade.’ Sprak de man en wenkte mij te komen. Ik sprong van de stoel en zuchtte diep, ik voelde alles, en dan ook echt alles, pijn. Ik werd een kamer ingeduwd waar een paspop stond met een jurk. Mijn ogen vergrootte zich, wat!?
De jurk was lichtjes bruin, maar niet smoezelig, wel mooi. De top was strak, een soort korset, en de jurk liep in allemaal dunne laagjes uit. De laagjes waren van kant, en elk laagje had een ander patroon, kortom, echt oogverblindend. Verbaasd begon ik er op af te lopen en liet mijn vingers over de stof zijn, het leek precies mijn maat te zijn!
‘Kom, tjup tjup, de parade gaat zo beginnen.’ Sprak Keanie en begon mij in de jurk te heisen. Na heel wat ongemak was de jurk vast geknoopt en mocht ik voor een minuut voor de spiegel staan. Ik zag er echt mooi uit. Mijn haar was ingevlochten, gekruld en opgestoken. Mijn make-up was niet te heftig, maar wel mooi. Licht roze lippen, een licht getinte huid, en de nepwimpers waren zo goed aangebracht dat het wel echt leek.
‘Ik heb een paar aanpassingen gemaakt. Op de parade is het vrij schemerig, dus zijn overal lampen. Als die lampen op jouw jurk, en in je gezicht schijnen, lichten delen van je jurk op, net zoals je eyeliner. Dit heb ik ook bij Nathan gedaan, zodat jullie opvallen.’ Begon Keanie te ratelen, terwijl hij in zijn handen begon te klappen. Ik knikte en mompelde iets binnensmonds wat op “dank u” moest lijken. Arme Nathan, hij wou waarschijnlijk juist niet opvallen, maar dat kleine jochie had geen keus. Ik werd inmiddels al door de donkere zwarte gangen geduwd, die enkel verlicht werden met wat torsten, en om de zoveel beter een gat in het dak. Veel opgedoste mensen stonden daaromheen en begonnen te fluiten alsof ik hun hondje was, als ik er onder door liep. Vele paarden stonden uitgestald, met karren achter hen. Ik was één van de laatsten die aankwam rennen, op hakken waar ik mijn nek van brak. Duistere ogen volgden mij, en een rilling liep over mijn rug. Kippenvel plaatste zich op mijn armen en snel rende ik op Nathan af. Hij had een lichtbruine tuniek, en een strakke broek, die waarschijnlijk opgevuld was, want Nathan was mager.
‘Klaar voor?’ Vroeg ik hem vriendelijk, terwijl ik de kar in getild werd. Nathan klom er zelf in en schudde zijn hoofd. Die jongen was drie jaar jonger, maar volgens mij anderhalve kop groter!
‘Oke, we gaan beginnen!’ Was ineens een stem te horen. District één begon, en zo volgde meerdere. Vlak voordat District 6 weg reed kreeg ik een knipoog van de jongen op de kar. Ik herkende hem als Anthony Berges, een speerwerper. Hij had donkerbruine haren, een licht getinte huid, en hij was redelijk gespierd. Verbaasd keek ik achterom, om te kijken of hij het niet voor iemand anders had bedoeld, maar door die slimme actie viel ik bijna van de kar omdat de paarden begonnen te rennen. Nathan had nog net op tijd mijn hand weten te grijpen en me terug getrokken.
‘Dank je.’ Mompelde ik zachtjes en geef een kort kneepje in zijn hand, ik had zoveel medelijden met hem, hij was nog zo jong. De jongen knikte en probeerde zijn hand terug te trekken, maar die hield ik vast. Vlak voor dat we langs het grote publiek en sponsors gingen rijden liet ik zijn hand los en bolde kort mijn wangen. De kar wiebelde over de weg en overdonderd keek ik rond mij. Duizenden mensen stonden op de tribunes, allemaal schreeuwend, joelend, sommige zelfs huilend. Mijn wenkbrauwen had ik opgetrokken, en overrompeld keek ik rond mij, maar veel was er niet te zien. Het was schemerig, zoals Keanie had gezegd, maar spotlights waren overal. En gelijk toen wij opkwamen kwamen er een paar spotlights op ons. Mijn jurk, mijn eyeliner, de blijkbare henna die op mijn handen en op mijn armen was getekend en het pak van Nathan lichtte op, en luid gekrijs en gejoel steeg op. Ik probeerde mijn gezicht zo neutraal als mogelijk te houden, maar ik wist niet of dat werkelijk gelukt was. Op een gegeven moment maakten we een bocht, en daar stond de man. President Snow, in een geheel zwart pak gehuld, zijn haren netjes gekamd en zijn sneeuwwitte baard netjes in vorm geschoren. Zodra alle paarden plus de mensen zich bij ons gevoegd hadden gingen alle spotlights in één keer naar de man, met z’n kille ogen. Ik koesterde diepe haat tegen deze man, en de rest van het Capitool, ze hadden mijn moeder vermoord, en gezorgd dat mijn vader zelfmoord pleegde. En nu hadden ze mij ook nog getrokken ook.
‘Welkom bij de 57ste Hunger Games, en vergeet niet, may the odds be ever in your favor.’ Sprak de man vier en hield zijn glas omhoog. Arrogant had ik mijn wenkbrauwen opgetrokken, die laatste zin was voor ons bedoeld, maar hij keek naar het publiek en hief zijn glas ook naar het publiek, waar was ons drinken dan?
Na nog een hele speech over oorlog, rebbelen, de “moedige” tributen -alsof we er zelf voor gekozen hadden-, en nog wat koetjes en kalfjes mochten we eindelijk vertrekken, over dezelfde weg.
Hard werden we na geroepen en gejoeld. En zodra we uit het zicht waren verliet een opgelucht zuchtje mijn mond.
‘Dat hebben we ook weer gehad.’ Hoorde ik Nathan zuchten. Ik knikte naar de blond harige jongen en zuchtte nog eens diep. De kar van District 6 stond naast ons en vanuit mijn ooghoeken zag ik hoe Anthony behendig van de kar afsprong. Zijn blik gleed naar mij en betrapt keek ik naar Nathan, die al op de grond stond. Ietwat ongemakkelijk probeerde ik een manier te zoeken om zonder een gebroken been of een afgebroken hak van de kar te komen, en toen kwam ik tot de conclusie: die was er niet.
‘Kunnen ze niet gewoon trappetjes maken onder die verdomde dingen?’ Bromde ik binnensmonds en keek nog eens naar beneden. Het was zeker een meter dat ik naar beneden moest springen, en mijn lengte zat nou ook niet echt mee, met mijn 1,58.
‘Hier, zal ik je helpen?’ Grijnsde Nathan en stak zijn handen uit. Met een rood hoofd, omdat ik als enigste van allen nog op de kar stond en om het feit dat ik door een drie jaar jonger jochie geholpen moest worden, pakte ik de handen van Nathan beet en stond ik met een sprong op mijn voeten. Onze levensadviseur, waarvan ik de naam nog niet eens wist stond toe te kijken met een glimlachje en beschaamd keek ik naar de grond.
‘Die gaat het nooit redden!’ Hoorde ik de beroeps al lachen en grijnzen. En ze hadden nog gelijk ook! Kort keek ik achterom, Anthony’s ogen pinden in die van mij en gelijk staarde ik weg, wat had die jongen?
‘Hup, jongens, we gaan.’ Sprak onze mentor en begon ons voort te duwen, naar de liften. Hij liet een pasje zien aan de twee in wit gehulde vredebewakers, en zo gedaan mochten wij de mintgroene lift in.
‘Jullie hebben de zevende verdieping, ik ben Mareu, jullie mentor…’
‘En goh, wat hebben wij daar veel van gemerkt.’ Bromde ik terwijl ik mijn armen over elkaar krulde.
‘Jullie gaan, zoals Cassedy waarschijnlijk al gezegd had, je omkleden, dan gaan jullie je bewijzen aan de Capitool. Dat gedaan, komen de scores, en aansluitend een interview.’ Begon de man te spreken, mijn opmerking totaal negerend.
‘Ehm nee, Cassedy heeft het heel anders gezegd.’ Sprak Nathan argwanend.
‘Nou ja, maakt niet uit, het gaat zo lopen, dus hup, omkleden nu, en naar de training.’ Zuchtte Mareu, ons de lift weer uit duwend.
Jeetje mina, wat een lieve man toch weer.
In trainingscentrum…
We stonden in een rij van Districten, en een vrouw stond voor ons. We waren in blauw met grijze pakken gehuld, en bij mij zat het voor geen meter, met die maten hier. Dus wat eigenlijk boven je knieën moest zitten, zat er bij mij over.
‘Iedereen van jullie wilt waarschijnlijk het machtigste wapen, om er mee te moorden. Maar 10% van jullie zal overlijden aan ondervoeding en of uitdroging, 20% aan vergiftiging, en de rest wordt vermoord.’ Begon ze te spreken. Een huivering gleed over mijn rug, wat konden die mensen dat toch eigenaardig zeggen.
‘Een paar oefeningen aan het einde van de dag heb je met z’n allen, nu mag je overal en nergens oefenen, niet met elkaar vechten.’ Sprak ze verder. Bedachtzaam keek ik de vrouw aan. Ze was absoluut niet de slankste, maar had wel mooi haar. Het was helemaal ingevlochten, en paste precies bij haar bleke gezicht. Pas toen de vrouw zich omdraaide en weg liep had ik door dat ik nog als enigste op de verzamelplek stond. Fijn, goed wel Eloise, lekker alert, maar niet heus.
Met een zucht begonnen mijn voeten zich te werken naar het speerwerpen. Anthony was al bezig, en gelijk voelde ik het in mijn nek prikken hoe goed hij het kon. Verschillende speren waren neer gezet, en drie mikpunten, drie poppen dus. Die nog bewogen van links naar rechts.
‘…Eloise?’ Verbaasd keek ik op naar Anthony. Hij zat tegen mij te praten?
‘Wat vroeg je?’ Piepte ik zachtjes, friemelend met mijn vingers.
‘Of je ook wou.’ Grinnikte de jongen en hield een zwarte speer voor mijn neus. Ietwat verbaasd van zijn vriendelijkheid knikte ik en pakte ik de speer aan. Ik snapte het totaal niet; hij kwam uit een ander district, was twee jaar ouder, een jongen, en deed vriendelijk tegen mij? Was hij misschien op zijn hoofd gevallen toen hij jong was.
Mijn vingers omsloten de speer, het koude metaal zorgde voor rillingen over mijn rug. De beroeps hoorde ik achter mij, lachen.
‘Ze durfde de kar niet eens af, alsof ze met een speer overweg kan!’ Begonnen ze te kieren. Mijn hersenen begon te kraken van het denken en kort trok ik mijn wenkbrauwen op. Ik had nu twee keuzes: 1, doen alsof ik super slap was en ze in de arena verassen. 2, ik liet ze nu ontsteld staan, maar verraste ze niet meer in de arena.
Ik koos voor keuze één en gooide het ding expres mis, en met weinig kracht zodat dat ding half over de grond ging. Ik stelde me nu misschien zwak op, maar straks…
Geschater en gebrul vulde mijn gehoorgangen en ik durfde me niet om te draaien. De beroeps wou ik niet eens zien, veelte bang. De hand van Anthony voelde ik kort een klopje op mijn schouder geven voor hij de speer van de grond pakte. De beroeps voelde ik weg lopen, ik voelde het echt. Aangezien ik nogal doof ben, kan ik aan de grond voelen wie of wat aan komt lopen.
‘Ze zijn weg, nu kan je je ding doen.’ Grinnikte Anthony met zijn nogal zware stem en stak mij opnieuw de speer toe. Verbaasd trok ik mijn wenkbrauwen op, hoe wist ik eigenlijk nou zeker dan hij wel zo aardig was. Misschien deed ie nu zo aardig, dacht ie dat ik hem vertrouwde, maar in de arena zou hij mij misschien wel afmaken.
‘Het was gewoon een uitprobeersel, ik kan niet eens speergooien, dat heb je zonet toch gezien?’ Ik kon best wel geloofwaardig liegen, maar als iemand door mijn masker wist te prikken, kon diegene mij lezen.
‘Ik heb je wel eens gezien hoor.’ Grijnsde de jongen triomfantelijk. Mijn wenkbrauwen vlogen nog hoger de lucht in, waar had die jongen het over?
‘Ik volg je niet, hoe kun je mij nou zien?’ Vroeg ik hem, met mijn opgetrokken wenkbrauwen natuurlijk.
‘Doet er niet toe, ik weet toch al dat je het kan.’ Grijnsde de jongen en drukte de speer zowat tegen mijn borst. Beledigd pakte ik het aan en liet het in mijn handen glijden.
‘Komt…’ De stem van Anthony werd gesmoord door een speer die op twee millimeter afstand langs zijn neus suisde, recht in het hart van de nog steeds bewegende pop. Ik negeerde zijn grote ogen en bestuurde mijn nagels, zachtjes blies ik er tegen.
‘Je hebt gelijk, ik kan inderdaad speerwerpen, en pas op, je ogen rollen er bijna uit.’ Sprak ik zonder de jongen aan te kijken. Ik liet mijn hand weer zakken en beende weg, door de trainingszaal, naar Nathan. Hij zat op één van de bankjes, te observeren waarschijnlijk. Ik liet me naast hem zakken en volgde zijn voorbeeld. De beroeps zat te oefenen bij de lichamelijke training en de rest van de Districten zaten verdeeld over de dingen die je kon doen. Zoals kracht, overlevingstechnieken, het maken van frutsels die je leven kunnen redden, boogschieten, speerwerpen, messenwerpen, en ga zo maar door.
‘Je had die Anthony wel te pakken he?’ Grijnsde Nathan ineens zachtjes. Een grinnik verliet mijn mond en kort schudde ik mijn hoofd.
‘Een beetje wel ja.’ Grinnikte ik vrolijk.
‘Hopelijk maakt ie me niet van kant in de arena.’ Mompelde ik, nadenkend aan het feit dat je geen vrienden maakt met zulke acties.
‘Het lijkt me niet, of juist wel, hij kijkt telkens naar je.’ Mompelde Nathan zuchtend.
‘Ja?’ Vroeg ik hem verbaasd. Mijn ogen hadden zich vergroot en verbaasd keek ik richting Nathan.
‘Ja, de hele tijd al.’ Mompelde deze, vermoed in zijn gezicht wrijvend.
‘Oh.’ Was mijn slimme weerwoord. Nathan had zijn kaken van elkaar geklapt, maar zijn stem werd overstemd door die van de mevrouw die ons hier ook naar toe had geleid. Ze riep dat we allemaal moesten komen, vast tijd voor de gezamenlijke training.
Die ik tegen al mijn verwachtingen best goed aflegde, jammer genoeg niet als beste, maar zeker niet de slechtste.
Drie dagen later:
Na de training laatste werden we opgehaald door Mareu, die ons gelijk doorduwde naar de lift, zoals eerder. Deze was enkel niet mintgroen, maar pimpelpaars.
‘Jullie gaan naar de derde afdeling, daar gaan jullie je bewijzen, en dan krijgen jullie de scores.’ Zuchtte de man en duwde ons weer verder. Een brok vormde zich in mijn keel, damn, nu ging ik zo af. Ik liet me op één van de houten kratten zakken. Nathan zat naast me, en hard beet ik op mijn lip. Iedereen zat er, op dezelfde houten kratten als ik. Het was een grote, metalen -zoals ik nu wel gewend was- ruimte, met twee deuren. Eén die leidde naar waar de spelmakers zaten. De 6 beroepsleden waren aan het opscheppen, over hoe hoge score zij wel niet zouden halen. Nathan naast me hoorde ik zuchten, en terecht ook.
‘Wat ga je doen?’ Vroeg ik hem zacht fluisterend. De jongen haalde zijn schouders op, hij zag enorm bleek, en leek nogal vermoeid.
‘Ik weet het niet.’ Sprak de jongen zachtjes. Ik knikte bedenkelijk en beet op mijn lip. Anthony zat voor mij, samen met zijn medetribuut, waarvan ik de naam niet wist. Ik zuchtte nog eens diep, hij had wat. Maar wat wist ik niet; hij deed vriendelijk, maar had daar eigenlijk geen reden voor. Mijn tanden gleed door de huid van mijn lip en kort drukte ik mijn vinger er tegen. De irritante steekjes zorgde ervoor dat ik wakker bleef, maar tegelijkertijd ook ging dromen. Ik miste thuis, de dennen die rond ons huis stonden, mijn broer en mijn zusje. Het knusse gevoel, dat vaak in ons huis heerste. Ik was zo ver in gedachten dat ik heel niet door had dat mijn naam werd omgeroepen. Een duwtje van degene achter mij haalde mij uit mijn gedachte en geschrokken sprong ik op. Schudde kort met mijn hoofd, om mezelf wakkerder te krijgen en liep naar de aangewezen deur. Ik stond er nog geen microseconde voor of het ijzeren hek werd al omhoog gehesen. De spelmakers stonden, of zaten, al klaar, grimmig en nieuwsgierig opkijkend. Ik voelde het rood al naar mijn wangen stijgen, nu zal ik zo af gaan! Schoorvoetend wandelde ik door de ruimte, dat overigens ook geheel van metaal was, naar de speren. Ik liet mijn blik keurend er overheen gaan, ik moeste de zwaarste hebben, dat zou misschien indruk maken met mijn kleine en broodmagere postuur. De mensen waar ik me aan zou moeten bewijzen hadden felle kleurtjes aan, heel veel kleurtjes. Pimpelpaars, knalrood, neon roze. Het luxe eten dat daar stond uitgestald zorgde ervoor dat het kwijl half uit mijn mond hing, ondanks dat mijn keel dicht gekneld was van alle emoties.
‘Mevrouw Gray?’ Was de gemaakt vriendelijke stem van één van de heren te horen. Ik keek op, de man met een saffierblauwe pruik wees om zich heen en al snel begreep ik de hint. Ik moest wat gaan doen. Ik knikte, beet zachtjes op mijn lip en trok de zwaars lijkende speer uit het rek. Gelijk hing mijn schouder aan dezelfde hoogte als mijn heup en snel trok ik de zwarte speer op mijn schouder zodat het er niet zo overdreven uit zag. Ik wandelde naar één van de poppen en beet weer op mijn lip, het was nog maar de vraag of mijn schouder niet bij de minste beweging uit de kom schoot. Een zucht ontglipte mijn lippen, ik moest meer zelfvertrouwen hebben, anders lukte het helemaal niet.
Ik trok de speer naar achter en wierp hem toen met volle kracht voor uit. Ik begon mijn hoofd al te schudden, ik had op zijn hoofd gemikt, maar het kwam in zijn nek! Maar er was iets wat ik weer over het hoofd had gezien. Vlak voor de speer zijn doelwit raakte, schoten er twee kleinere speren eruit. Recht in het hoofd, en recht in het hart. Weer beet ik op mijn lip, die had ik niet zien aankomen!
Ietwat zelfverzekerder liep ik dan ook weg, met opgeheven hoofd, zo erg was ik nog niet gefaald. Al had Anthony het vast beter gedaan. Wacht…wat had ik toch met die vervloekte Anthony!?
OOOH, mwhahah, na ja, mijn personage hebt het in ieder geval niet op de Beroeps
9 jaar geledenMaar, doe wat je wilt, ik houdt je niet tegen
En jaaaaa, het is echt super vet, ik heb twee lange boven, (net zo groot als mij ) en een katrolboog, een zwarte
Ik heb trouwens in real 3 bogen is echt super leuk om mee te schieten!
9 jaar geledenOke, begrijpelijk
9 jaar geledenMaar ik maak er toch wel mijn eigen dingentje van, maar geloof me, jij krijgt er ook een rolletje in, als je dat wilt, wel als de slechterik hooor Sorry, maar mijn personage heb het niet zo op de Beroeps