• Ik ben bezig met een boek en dit is mijn proloog. Het hoort onduidelijk te zijn, want dit is een flashforward. Wat vind je van de schrijfstijl? Tips?

    Lune

    Ze wist het. Lune wist het al die tijd al. Ze balde haar vuisten waardoor haar nagels paarsrode striemen achterlieten op de muis van haar handen. Haar ogen spuwde vuur als een brandend bos in een droge periode in Australië. Haar hart pompte woedend het bloed door haar kokendhete lichaam en het verbaasde haar niks als er stoom uit haar oren spoot. Het was haar beloofd dat het hierna op zou houden, dat alles over was. Ze had wekenlang gedroomd van dit moment. Ze had duizend scenario’s bedacht hoe ze haar moeder omhelsde en hoeveel kusjes ze haar zusje zou gaan geven. Hoe erg ze zou huilen en iedereen kon vertellen hoeveel spijt ze eigenlijk had. Ze kon iedereen bewijzen dat ze volwassen was geworden en niemand meer bang hoeft te zijn voor teleurstellingen. En die avond kon ze eindelijk naar huis toe. Zoals vanouds televisie kijken en stiekem de hele koektrommel op eten en, als niemand keek, een zak chips er achteraan. Ze zou weer met haar beste vriendinnen kunnen winkelen, net zoals alle anderen achttienjarigen. Ze zou vrij zijn, en dat was voor haar eigenlijk het belangrijkste.
    ‘Eikels..’ mompelde Lune verslagen. Ze kon niet geloven dat dit voor niks was. Wanneer waren ze klaar? Kwam hier überhaupt ooit een eind aan?
    ‘Ik ben het niet vaak met je eens,’ ratelde Boaz. ‘maar nu zou ik je op mijn schouders willen dragen.’ Ze negeerde, ondanks het compliment, zijn reactie. Lichtelijk angstig keek ze onder haar wimpers door naar de vijf personen voor haar. Ze hadden allemaal dezelfde blik, een intimiderende blik. Maar hoe geloofwaardig het er uit zag, zij waren ook een deel van dit gore spelletje. Zij voelden ook de emoties die wij voelde. Zij zagen ons nu ook voor het eerst sinds twee jaar. Zij waren niet meer dan wij, en wij waren niet minder dan zij. We zaten allemaal op dezelfde lijn ongeacht geslacht, leeftijd en ras. Maar hoe stoer dit klonk, ze waren allemaal mooi een kop groter dan zij. Hoe maakte Lune ooit kans? Haar blik viel op een meisje, verscholen achter een brede jongen met kort, donker haar. Zijn ogen spuwde, net als die van Lune, vuur. Beschermend had hij zijn armen open gesperd zodat er niemand langs kon. Lune’s haren stonden kaarsrecht overeind bij het idee over een poging wagen.

    ‘Ben jij niet iets te jong voor dit experiment, liefje?’ Vroeg een mannelijke stem. Razendsnel draaide ze haar hoofd in de richting van de man. Zijn rode, krullende haar viel meteen op, maar lagen vermoeid en bezweet om zijn hartvormige hoofd gedrapeerd. Zijn ijsblauwe ogen keken haar strak aan.
    ‘Hoe bedoel je?’ Snoof Lune minachtend. Ze rechtte haar schouders zodat ze wat groter leek en schoof een plukje haar achter haar oor.
    ‘Ik heb een jonger zusje die nog ouder lijkt dan jij. Je houding, je blik,’ de jongen bekeek haar van top tot teen. ‘Ik wil je niet aanvallen, maar je lijkt minstens zeventien. Dat betekent dat je vijftien was toen je deelnam aan dit sociale experiment.’ Sprak hij met een zelfverzekerde stem. Ze wilde halsoverkop schreeuwen dat ze achttien jaar was en niet zeventien, maar toen Eve haar bovenarm vastpakte en haar naar achter duwde, kon ze haar woorden snel inslikken.
    ‘Laat hem maar.’ Fluisterde ze in haar oor. Lune’s hart bonkte sneller in haar borstkas dan eerst, maar ze wist zich te vermannen. Ze was dankbaar voor Eve. Zonder haar had ze een ongelofelijk groot probleem gehad. Hoe kon de roodharige meteen doorhebben dat ze te jong was? Lune had het al twee jaar moeiteloos geheim gehouden en nu kwam deze randdebiel opdagen en had haar bijna verlinkt. Lune schuifelde enkele centimeters naar achter totdat ze achter Finn stond. Haar beste vriend van de afgelopen twee jaar. Finn keek haar verward aan. Lune zag hoe hij zijn mond opende om iets te zeggen, maar na een seconde weer sloot. Ze pakte snel zijn hand als teken dat het niet waar was wat de roodharige jongen beweerde en zag hoe Finn’s schouders ontspande. Ze beet op haar onderlip tot ze bloed proefde. Het voelde niet goed om te liegen, maar had ze eigenlijk wel een keus?

    Een luid gepiep klonk door de zaal en doorbrak haar twijfels. Het vreselijke geluid echode nog enkele seconden door. Lune had geen idee dat de hal zo groot was. Uit reflex schoten haar handen richting haar oren om ze te beschermen voor het geluid. Iedereen om haar heen leek haar beweging te volgen en ze keken ieder stuk voor stuk bedachtzaam om zich heen. Enkele mensen hadden zich gelijk gemaakt met de grond, en andere stonden overeind als een paal. Lune was zelf weggedoken achter de rug van Finn.
    Dertig meter voor haar opende op de tweede verdieping piepend een stalen deur. Er klonken verschillende voetstappen op de ijzeren grond, maar ze waren nog te ver weg om te kunnen zien wie het waren. Finn draaide zich om, keek Lune verward aan en zij zelf gebaarde terug dat ze geen idee had wat dit te betekenen had. Een paar seconden later liep er een dun, tengere vrouw naar het eind van het balkon en leunde tegen de reling, maar bleef vervolgens akelig stil. Ze had kort, blond haar en droeg een net, grijs mantelpakje. Achter haar liep een man. Hij was minstens twee koppen groter dan de vrouw en had een lichtelijk baardje van ongeveer anderhalve week. Ook hij droeg een net pak en het leek alsof ze hun outfits op elkaar hadden afgestemd. Op zijn neusbrug rustte een grove, pikzwarte bril. De man bukte, opende een klein kastje aan de rechterkant van het balkon en haalde er een luidspreker uit. Met zijn wijsvinger drukte hij een knopje in aan de zijkant van de luidspreker en bracht het naar zijn mond. De man kuchte.

    ‘Leef alsof je morgen dood gaat, en leer alsof je voor altijd zal leven.’ De man had een zware stem waar Lune een moment van schrok. Ze fronste haar wenkbrauwen. Een ongemakkelijk stilte was het gevolg. Verderop slaakte de roodharige jongen een diepe zucht, terwijl hij Lune aankeek.
    ‘Het is een quote van Mahatma Ghandi,’ geïrriteerd draaide hij met zijn ogen. ‘Je kent hem toch wel?’
    ‘Whatever.’
    ‘Het is een Indiase politicus.’ Siste de jongen.
    ‘Oké, best.’ Beet Lune hem toe. Geërgerd vouwde ze haar armen in elkaar.
    ‘Het is inderdaad een quote van Mahatma Ghandi, Abe.’ Zei de bebaarde man op het balkon. ‘Ik wist wel dat jij mij nooit kon teleurstellen.’ De man glimlachte en gaf een snelle knipoog. Abe schuifelde wantrouwend een paar centimeters naar achter en woelde nerveus door zijn rode, slappe krullen.
    ‘Hoe kent u mijn naam? Hoe kunt u dat weten?’ Vroeg hij verward. ‘Wie zijn jullie überhaupt?’
    ‘Mijn naam is Eugène en deze beeldschone dame naast mij is mijn vrouw, Kristina.’ Beantwoordde Eugène, Abe’s vraag. ‘We zijn het hoofd van onze organisatie R.S.G.I.’
    ‘R.S.G.I?’ Vroeg Lune.
    ‘Research Social Game Investigation.’
    ‘Waarom kunnen we niet gewoon naar huis? Dat was immers de afspraak.’ Riep een meisje van de andere groep. Ze had lang, donkerbruin haar en hazelnootbruine ogen. Ze had dikke wenkbrauwen die haar gezicht uniek liet uitkomen. Ze was niet zoals anderen, ze had iets speciaals.
    ‘Kristina, een groep sociologiestudenten en ik houden jullie al jarenlang in de gaten. We weten waar jullie wonen, wat jullie graag eten, waar jullie het meest voor vrezen,’ zei de man. ‘We weten alles van jullie. Het was al jaren vanzelfsprekend dat jullie aan dit experiment zouden meedoen, alleen wisten we al die jaren niet hoe jullie hier vrijwillig aan deel wilden nemen.’ De toon van zijn stem lieten een golf van kippenvel achter op Lune’s huid. Ze had een onveilig en beklemmend gevoel, alsof ze hier zo snel mogelijk weg moest. Finn keek Lune met grote ogen aan en zonder dat ze het wist, snapte ze wat hij dacht. De sfeer in deze enorme zaal veranderde in een klap van onwetendheid naar angst. Iedereen had plotseling in de gaten dat dit een serieuze zaak was en de twee vreemde mensen iets van hen allen verwachtten. Zelfs de brede jongen die Lune als eerst was opgevallen, keek alsof hij liever niet hier wilde zijn. Hoe breed hij eerst leek, hoe zielig hij er nu bij stond.
    ‘Het is nog lang niet over,’ vervolgde Eugène. ‘het begint eigenlijk pas allemaal vanaf vandaag.’ Lune’s lichaam trilde als een rietje. Ze had het gevoel alsof ze een hyperventilatie aanval zou krijgen. Ze had toen ze klein was wel vaker last van zulke aanvallen, maar toen was haar moeder er altijd voor haar. Haar moeder was de enige die haar kon helpen, totdat er een keer een moment aanbrak toen Lune een hyperventilatieaanval kreeg toen haar moeder niet thuis was. Ze was met al haar kracht naar haar buurvrouw gelopen en zij had uiteindelijk de huisarts gebeld. Na dat incident was de maat vol voor haar moeder. Het was tijd voor therapie waar ze na twee jaar keihard knokken ontslagen werd als hyperventilatie patiënt. Sindsdien had ze nooit meer een aanval gehad. Dat was inmiddels zeven jaar geleden en ze had eerlijk gezegd geen idee of ze dit wel in haar eentje kon oplossen.
    ‘Hoe bedoelt u ‘het begint pas vanaf vandaag’?’ Vroeg het meisje met de dikke wenkbrauwen achterdochtig. Ze wiebelde nerveus op haar voeten.
    ‘Precies zoals ik het zeg.’ Echode Eugène’s stem door de zaal. ‘Dat zal vast niet moeilijk te begrijpen zijn, toch Fenna?’ Lune’s huid tintelde, haar beiden oren suisde en haar handen voelden klam aan. De hoofdpijn bonsde zo hard alsof iemand op een gong sloeg. Haar ademhaling versnelde, het leek net of ze een marathon had gerend. Vanuit haar ooghoeken zag ze dat Eve haar bezorgd aankeek, maar Lune gebaarde dat er niks aan de hand was door haar rechterduim op te steken. Het feit dat ze niet wist wat er ging gebeuren, maakte haar ongelofelijk nerveus. Hoewel ze zo’n plottwist wel zag aankomen, wist ze niet dat het zo beangstigend zou aanvoelen. Lune voelde een druk op haar borst en greep met haar handen naar de plek waar het pijn deed. Ze moest hier weg. Ze wilde dit niet. Dit was tegen haar principes in. Haar ademhaling was schokkend en het voelde alsof ze ging stikken, maar ze moest hier weg zien te komen. Trillend zette Lune haar linkerbeen naar achter en al snel volgde haar rechterbeen. Resoluut draaide ze zich om en begon met al haar kracht weg te rennen. Ze had geen flauw idee waarheen en wanneer deze enorme ruimte ophield. Achter zich hoorde ze Finn’s stem schreeuwen, maar ze had geen benul van wat hij nou zei. Het vreselijke geluid van tien minuten geleden klonk weer, maar nu tien keer harder en het herhaalde zich elke seconde.
    Adem in. Adem uit.
    Ze moest hier weg.
    Adem in. Adem uit.
    Haar zicht werd wazig.
    Adem in. Adem uit.
    Paniek.
    Adem in. Adem uit.
    Haar benen verslapte.
    Adem in. Adem uit. Net zoals ze het geleerd had tijdens haar therapie. De tranen rolde over haar wangen. Waren er meerdere mensen die achter haar aan zouden rennen? Iedereen moest wel in de overlevingsstand staan, niet waar? Ze hoopte dat Finn haar achterna kwam, ze kon eigenlijk niet zonder hem. Haar ademhaling probeerde ze onder controle te krijgen, maar het lukte haar maar niet. Waar haalde ze überhaupt de kracht vandaan om tijdens een hyperventilatieaanval te gaan sprinten? Ze wilde de vrijheid proeven, die ze al twee jaar had gemist. Ze wilde haar moeder omhelzen en de wijde wereld in. Ze wilde reizen, naar school gaan en het leven vieren. Bij elke stap werd deze droom werkelijkheid, totdat twee brede, sterke armen haar heupen vastgrepen en haar op de grond duwde. De tranen rolde schaamteloos over haar wangen. Ze was opgesloten. En ze kwam er nog lang niet uit.

    [ bericht aangepast op 6 nov 2014 - 16:57 ]

    Voor een proloog vind ik het een flinke lap tekst, maar dat is natuurlijk ook een kwestie van eigen smaak (:
    Ik vind het erg prettig dat je alinea's gebruikt en je schrijfstijl is best goed.

    Deze zin klopt echter niet:

    Het vreselijke geluid van tien minuten geleden klonken weer, maar nu tien keer harder en het herhaalde zich elke seconde.


    Het moet zijn 'de vreselijke geluiden van tien minuten geleden klonken weer' of 'het vreselijke geluid van tien minuten geleden klonk weer'.

    [ bericht aangepast op 6 nov 2014 - 16:56 ]


    26 - 02 - '16

    Khamul schreef:
    Voor een proloog vind ik het een flinke lap tekst, maar dat is natuurlijk ook een kwestie van eigen smaak (:
    Ik vind het erg prettig dat je alinea's gebruikt en je schrijfstijl is best goed.

    Deze zin klopt echter niet:

    (...)

    Het moet zijn 'de vreselijke geluiden van tien minuten geleden klonken weer' of 'het vreselijke geluid van tien minuten geleden klonk weer'.


    Oh ja, idd! Ik zie het, thanks! :D

    michaelsllamaup schreef:
    (...)

    Oh ja, idd! Ik zie het, thanks! :D


    You're welcome (:


    26 - 02 - '16