Welke soort hert ben jij? (52 uitkomsten!)

Welke soort hert ben jij? Test het hier!
Doe ook een van mijn andere quizzen, dat zou ik erg waarderen (Sommige zijn er melig/vreemd, maar de meeste niet):
https://www.quizlet.nl/quiz/418700/ben-jij-goed-in-italiaans/
https://www.quizlet.nl/quiz/418690/wat-voor-wezen-ben-jij/
https://www.quizlet.nl/quiz/418668/ben-jij-goed-in-pools/
https://www.quizlet.nl/quiz/418667/ben-jij-goed-in-duits/
https://www.quizlet.nl/quiz/418657/welk-schooltypetje-ben-jij/
https://www.quizlet.nl/quiz/418644/welke-meisjesnaam-past-bij-jou-ook-voor-jongens/
https://www.quizlet.nl/quiz/418641//
https://www.quizlet.nl/quiz/418633//
https://www.quizlet.nl/quiz/418630/hoeveel-weet-jij-over-madagaskar-het-land-en-niet-de-film/
https://www.quizlet.nl/quiz/418626/welke-indriachtige-ben-jij/
https://www.quizlet.nl/quiz/418621/welke-soort-maki-ben-jij/
https://www.quizlet.nl/quiz/418592/welke-soort-luipaard-ben-jij/
https://www.quizlet.nl/quiz/418585/welke-grote-katachtige-uit-zuidafrika-ben-jij/
https://www.quizlet.nl/quiz/418582/welke-kleine-katachtige-uit-zuidafrika-ben-jij/
https://www.quizlet.nl/quiz/418580/kan-jij-de-zuidafrikaanse-namen-van-diersoorten-goed-vertalen-naar-het-nederlands/
https://www.quizlet.nl/quiz/418559/wie-ben-jij-van-rundfunk/
https://www.quizlet.nl/quiz/418410/welke-soort-slang-ben-jij/
https://www.quizlet.nl/quiz/418339/deze-quiz-gaat-over-spaties/
https://www.quizlet.nl/quiz/418317/welk-kattenras-ben-jij-veel-uitkomsten/
https://www.quizlet.nl/quiz/418289/welk-paardenras-ben-jij-veel-uitkomsten/

Mogelijke uitkomsten

Eland (8 x uitgekomen)

De eland (Alces alces) is de grootste nog levende soort binnen de familie der hertachtigen (Cervidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Carolus Linnaeus, in zijn Systema naturae van 1758.
De eland is een zeer groot dier met een opmerkelijke snuit. De vacht is ruw en grijsbruin van kleur. De rui valt in de lente. De poten zijn lang, waardoor hij in de diepe sneeuw kan lopen, en zijn grijzig wit. Bij vrouwtjes (koeien) loopt deze kleur over tot bij de staart. Volwassen mannetjes (stieren) hebben een baard en een gewei. Elanden hebben een sterk ontwikkeld reuk- en gehoororgaan. Het zicht is echter beperkt.

De eland heeft een kop-romplengte van 200 tot 290 centimeter. Het vrouwtje is ongeveer 25% kleiner dan het mannetje. Het mannetje heeft een schofthoogte van 180 tot 220 centimeter en een lichaamsgewicht van 320 tot 800 kilogram, het vrouwtje een schoft van 150 tot 170 centimeter en een gewicht van 275 tot 375 kilogram. De staart is vrij klein, en wordt slechts 7 tot 10 centimeter lang. Het gewei kan gemakkelijk een spanwijdte bereiken van 2 meter.

Elandstieren hebben over het algemeen een breed, bladvormig schoffelgewei met korte uitsteeksels, maar er zijn ook individuen met een takvormig stanggewei. Het voorkomen van beide typen is geografisch bepaald: zo hebben stieren in het zuiden van Scandinavië vaker een stanggewei en in het noorden van Scandinavië vaker een schoffelgewei. Met name grote schoffelgeweien zijn geliefde jachttrofeeën. Het gewei wordt ieder jaar tussen december en maart afgeworpen. In april zal het weer aangroeien, en in augustus of september of oktober wordt de basthuid afgeschuurd.

Moerashert (6 x uitgekomen)

Het moerashert (Blastocerus dichotomus) is een vrij grote Zuid-Amerikaanse hertensoort.
Deze soort kan tot 2 meter lang kan worden, bij een schouderhoogte van 1 tot 1,2 meter. De staartlengte bedraagt 25 cm en het gewicht 100 tot 140 kg. De kleur van hun vacht verandert met het seizoen: in de zomer roodbruin en in de winter donkerder. Deze herten hebben lange poten, zodat ze makkelijk door moerassen kunnen waden. Deze zijn van onderen zwart. Het aangezicht is lichtgekleurd, maar met wat zwart rond neus en lippen. De jongen zijn niet gevlekt.

Ree (2 x uitgekomen)

De ree (Capreolus capreolus) is een klein, algemeen soort hert dat voornamelijk in Europa voorkomt. In Azië leeft de verwante Siberische ree (Capreolus pygargus).
De ree heeft een zandgele tot roodbruine zomervacht, 's winters is deze meer grijsbruin tot zwart van kleur. Volwassen dieren hebben geen vlekken. Duidelijk zichtbaar is de witte tot gelige rompvlek. Bij mannetjes is deze vlek 's zomers vrij onduidelijk. De neus is zwart, en de kin is wit.

Siberisch ree (4 x uitgekomen)

Het Siberisch ree (Capreolus pygargus) is een zoogdier uit de familie der hertachtigen (Cervidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Peter Simon Pallas in 1771.
Het Siberisch ree heeft een kop-romplengte tussen de 130 en 150 centimeter en een schofthoogte tussen de 93-106 (♂♂) en 88-100 (♀♀) centimeter. Siberische reeën kunnen een maximumgewicht van 58,8 kilogram bereiken. Het is een elegant dier, met een stompe snuit en een korte staart. 's Winters is de vacht grijsbruin en 's zomers is de vacht rossig. De soort heeft een okerkleurige rompvlek, welke niet boven de staartwortel reikt. Alleen mannetjes hebben een gewei. Dit is liervormig, heeft drie tot vijf vertakkingen en kan 34 centimeter lang worden.

Chileense huemul (1 x uitgekomen)

De Chileense huemul (Hippocamelus bisulcus) is een zoogdier uit de familie van de hertachtigen (Cervidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Juan Ignacio Molina in 1782.

Peruviaanse huemul (0 x uitgekomen)

De Peruviaanse huemul (Hippocamelus antisensis) is een zoogdier uit de familie van de hertachtigen (Cervidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door d'Orbigny in 1834.

Rood spieshert (6 x uitgekomen)

Het rood spieshert (Mazama americana) is een hertensoort uit de onderfamilie Capreolinae. Net als de overige spiesherten leeft deze soort in de regenwouden van Latijns-Amerika.
Het rood spieshert is een betrekkelijk klein hert dat door zijn wigvormige bouw, robuuste lichaam en korte voorpoten goed is aangepast aan het leven in de dichte bossen. De lichaamsbouw lijkt op die van duikers die ook in dichtbegroeid gebied leven. De vacht is roodbruin van kleur. De hals, de onderzijde van het lichaam en de staart zijn grijsachtig wit. De mannetjes hebben normaal een kort, spiesvormig gewei dat bij oude dieren gevorkt kan zijn.

Bruin spieshert (1 x uitgekomen)

Het bruin spieshert (Mazama rufina) is een zoogdier uit de familie van de hertachtigen (Cervidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Pucheran in 1851.
Het bruin spieshert komt voor in het noorden van het Andesgebergte in Ecuador, Peru en Colombia.

Dwergspieshert (0 x uitgekomen)

Het dwergspieshert (Mazama chunyi) is een zoogdier uit de familie van de hertachtigen (Cervidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Hershkovitz in 1959.

Muildierhert (4 x uitgekomen)

Het muildierhert (Odocoileus hemionus) is een Noord-Amerikaans hert. Het is nauw verwant aan het witstaarthert (Odocoileus virginianus). Het muildierhert dankt zijn naam aan de grote oren, die doen denken aan die van een muildier. Ook het muildierhert kan zijn oren onafhankelijk van elkaar bewegen. Het muildierhert heeft tien ondersoorten, waaronder het sitkahert.

Sitkahert (2 x uitgekomen)

Het sitkahert (Odocoileus hemionus sitkensis) is een hertachtige en ondersoort van het muildierhert en lijkt op een andere ondersoort, het zwartstaarthert (O. h. colombianus). Het sitkahert moet niet verward worden met het sikahert, een andere hertensoort.

De soort is genoemd naar de plaats Sitka in Alaska. De meeste sitkaherten wegen tussen de 36 en 54 kg. Sitkaherten zijn kleiner dan andere ondersoorten en hebben een roodbruine vacht in de zomer, die in de winter grijsbruin wordt.

Sitkaherten kunnen goed zwemmen en zwemmen vaak over grote rivieren. De gemiddelde maximumleeftijd ligt rond 10 jaar, maar sommige individuen worden 15 jaar oud.

De dieren komen voor in Brits-Columbia, Canada en zuidoost Alaska. Verder komen ze ook voor op de eilanden van de Alexanderarchipel, Prince William Sound, Kodiak Archipel en de Koningin Charlotte-eilanden.

Witstaarthert (0 x uitgekomen)

Het witstaarthert of Virginiaans hert (Odocoileus virginianus) is een Amerikaans hert. Hij komt voor in Zuid-Canada, de gehele VS behalve het zuidwesten, en geheel Midden-Amerika zuidwaarts tot Brazilië en Peru. Hij komt ook in een groot aantal habitats voor: van bossen tot woestijnen, van bergen tot moerassen. Zelfs in buitenwijken wordt het witstaarthert aangetroffen. De soort is ingevoerd in Nieuw-Zeeland, Finland, Tsjechië en Slowakije.


Het witstaarthert stond model voor de Disney-versie het hertje Bambi. In het originele boek van Felix Salten is Bambi een ree.

Pampahert (1 x uitgekomen)

Het pampahert of vechthert (Ozotoceros bezoarticus) is een vrij kleine hertensoort die enkel voorkomt in open grasvlakten in het zuiden van Zuid-Amerika.
Het pampahert heeft een rossig bruine tot gelig grijsbruine vacht. De buikzijde en de binnenzijde van de oren is wit, de bovenzijde van de staart is zwart. Op de snuit zit een donkere vlek. Jongen zijn gevlekt. Hij heeft een lengte van 110 tot 140 centimeter en een schouderhoogte van 69 tot 80 centimeter. Hij weegt 30 tot 40 kg. Het gewei heeft ongeveer zes enden.

Zuidelijke poedoe (1 x uitgekomen)

De zuidelijke poedoe of Chileense poedoe (Pudu puda) is een zoogdier uit de familie van de hertachtigen (Cervidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Molina in 1782.
Deze poedoe is een klein, gedrongen dier. De vacht is vaalgeel tot roodbruin en de oorpunten zijn afgerond. Mannetjes zijn in het bezit van een enkelvoudig, 8 cm lang spiesgewei, dat elk jaar wordt afgeworpen om daarna weer aan te groeien. De lichaamslengte bedraagt 85 cm, de staartlengte 5 cm en het gewicht tot 15 kg. Mannetjes kunnen 15 jaar worden en vrouwtjes 12 tot 13 jaar.

Noordelijke poedoe (5 x uitgekomen)

De noordelijke poedoe (Pudu mephistophiles) is een zoogdier uit de familie van de hertachtigen (Cervidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door de Winton in 1896.
De soort komt voor in Colombia, Ecuador en Peru.

Rendier (0 x uitgekomen)

Het rendier (Rangifer tarandus) is een zoogdier uit de familie der hertachtigen (Cervidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Carolus Linnaeus in zijn Systema naturae (1758). Rendieren komen in het wild voor in de taiga en toendra van Noord-Europa, het noorden van Azië en Noord-Amerika. Het rendier is lang geleden in Eurazië gedomesticeerd en wordt nog altijd gehouden door de inheemse volkeren van de boreale en arctische zones, onder meer de Saami, Evenken, Nenetsen en Tsjoektsjen. Ze worden gehouden voor hun vlees, hun huid, als trekdier, als rijdier en soms ook voor hun melk. Noord-Amerikaanse rendieren worden veelal kariboe genoemd. In tegenstelling tot andere hertachtigen, dragen zowel de mannelijke als de vrouwelijke dieren een gewei.

Bosrendier (2 x uitgekomen)

Het bosrendier (Rangifer tarandus fennicus) is een ondersoort van het rendier (Rangifer tarandus) en komt uit de familie der hertachtigen (Cervidae). De wetenschappelijke naam van deze ondersoort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Einar Lönnberg in 1909.
Hoewel het bosrendier sterk lijkt op het Noord-Europees rendier (Rangifer tarandus tarandus), zijn hun poten meestal langer en hun geweien meestal groter en slanker. Qua vacht is het bosrendier donkerder. Het bosrendier is goed aangepast aan het leven in boreale bossen en kunnen zelfs de strengste winters doorstaan. Dankzij hun lange poten en brede hoeven kunnen ze zich gemakkelijk door sneeuwrijke gebieden verplaatsen. Zowel het mannetje als vrouwtje dragen een gewei.

Indische muntjak (1 x uitgekomen)

De Indische muntjak of het blaffend hert (wetenschappelijke naam: Muntiacus muntjak) is een soort muntjak, een kleine hertachtige. Het is de meest voorkomende soort muntjak met een verspreidingsgebied door vrijwel geheel Zuidoost-Azië en een groot deel van het Indisch Subcontinent. De Indische muntjak heeft een grijze tot roodbruine vacht en maakt een blaffend geluid, waar de naam "blaffend hert" aan te danken is. De mannetjes hebben korte horens. De Indische muntjak is een omnivoor dier, dat zich voedt met planten, fruit, eieren en zelfs kadavers van andere dieren.

De Indische muntjak is geen bedreigde soort. Het dier wordt door landbouwers soms gezien als een plaag en daarom bejaagd.

Chinese muntjak (0 x uitgekomen)

De Chinese muntjak (Muntiacus reevesi) is een kleine hertachtige behorende tot de muntjaks. De Chinese muntjak komt oorspronkelijk uit China, maar zijn ingevoerd in verscheidene plaatsen in Europa, waar het nu de kleinste hertensoort is: voornamelijk in Groot-Brittannië en Frankrijk, maar ook op de Veluwe en in Brabant komen ze mogelijk voor. Ook in België (Vlaanderen) duikt de soort sinds 2000 meer en meer op, al is ook hier onduidelijk of de dieren zich in het wild voortplanten. De soortaanduiding reevesi dankt het dier aan John Reeves, die het typespecimen ving.

De Muntiacus reevisie is door de Europese Unie opgenomen in de lijst van 'Invasive Alien Species' en dient derhalve bestreden te worden door jacht, vangen of andere vorm, volgens de uitvoeringsverordening van de commissie.

Zwarte muntjak (1 x uitgekomen)

Het is een van de grotere soorten van het geslacht Muntiacus. De vrouwtjes kunnen zo'n 28 kg wegen en mannetjes rond de 24 kg. De vacht is meestal zwart of donkerbruin. De staart is met name langer dan die bij de andere soorten (ongeveer 21 cm). Tijdens de winter is de vacht veel dikker en donkerder, maar wordt dunner en lichter van kleur in de zomer. De zwarte muntjak reekalfjes hebben een vacht, die lijkt op die bij volwassen dieren, met uitzondering van de toevoeging van vier rug-, subparallel, witte vlekken.

Tibetmuntjak (1 x uitgekomen)

De tibetmuntjak (Muntiacus feae) is een zoogdier uit de familie van de hertachtigen (Cervidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Thomas & Doria in 1889.

Yunnanmuntjak (0 x uitgekomen)

De yunnanmuntjak (Muntiacus rooseveltorum) is een zoogdier uit de familie van de hertachtigen (Cervidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Osgood in 1932.
De soort komt voor in Laos.

Muntiacus gongshanensis (1 x uitgekomen)

Muntiacus gongshanensis is een zoogdier uit de familie van de hertachtigen (Cervidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Ma in Ma, Wang & Shi in 1990.

Gele muntjak van Borneo (0 x uitgekomen)

De gele muntjak van Borneo (Muntiacus atherodes) is een zoogdier uit de familie van de hertachtigen (Cervidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Groves & Grubb in 1982.

Reuzenmuntjak (0 x uitgekomen)

De reuzenmuntjak (Muntiacus vuquangensis) is een zoogdier uit de familie van de hertachtigen (Cervidae). De soort werd beschreven in 1994.

Eind twintigste eeuw werden in Indochina verschillende nieuwe muntjaksoorten beschreven. De opvallendste hiervan was de reuzenmuntjak. De soort is ongeveer anderhalf keer zo groot als de verwante Indische muntjak en weegt 30 tot 50 kg. Latere studies toonden aan dat het verspreidingsgebied van de reuzenmuntjak de regenwouden van de Vu Quang-provincie in Vietnam, centrale delen van Laos en het oosten van Cambodja omvat.

Muntiacus truongsonensis (2 x uitgekomen)

Muntiacus truongsonensis is een zoogdier uit de familie van de hertachtigen (Cervidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Giao, Tuoc, Dung, Wikramanayake, Amato, Arctander & Mackinnon in 1997.

Muntiacus putaoensis (0 x uitgekomen)

Muntiacus putaoensis is een zoogdier uit de familie van de hertachtigen (Cervidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Amato, Egan & Rabinowitz in 1999.
De soort komt voor in Birma en India.

Sumatraanse muntjak (0 x uitgekomen)

De Sumatraanse muntjak (Muntiacus montanus) is een kleine hertachtige behorende tot de muntjaks.

De soort was voor het laatst waargenomen in 1930. In 2008 werden, nadat een Sumatraanse Muntjak door een stroper in een strik was gevangen, meerdere exemplaren op foto's van automatische camera's vastgelegd

Kuifhert (1 x uitgekomen)

De Kuifhert (Elaphodus cephalophus) is een evenhoevige uit de familie van hertachtigen (Cervidae), het is de enige soort van het geslacht Elaphodus. Ze leven in het zuidoosten van Azië. Ze hebben een lengte van 110-160 cm, met een staart van 7-16 cm en een schouderhoogte van 50-70 cm. Ze wegen 17-50 kg. Na een draagtijd van 6 maanden worden er 1-2 jongen geboren. Ze hebben een levensduur van ongeveer 15 jaar. Ze eten fruit, gras, twijgen en bladeren.

Chinese waterree (3 x uitgekomen)

De Chinese waterree (Hydropotes inermis) is de enige soort uit de onderfamilie der waterreeën (Hydropotinae) van de familie der hertachtigen (Cervidae). Hij komt voor in China en Korea. Het dier werd eind 19e eeuw in Groot-Brittannië geïntroduceerd. Een populatie komt daar nog steeds voor in East Anglia.
Het is een primitieve hertachtige, waarbij het gewei ontbreekt. Het mannetje heeft wel twee kleine slagtanden (ongeveer acht centimeter lang). De oren zijn opvallend groot. De snuit en de ogen zijn donker van kleur. Hij heeft een roodbruine zomervacht, die 's winters wordt vervangen door een dikke grijzig bruine vacht.

De waterree wordt ongeveer 100 cm lang, 50 tot 60 cm hoog en weegt tussen de 9 en 15 kg. De staartlengte is 6 tot 7,5 cm. Mannetjes worden groter dan vrouwtjes: mannetjes wegen tussen de 11 en de 14 kg, vrouwtjes tussen de 9 en de 11½ kg.

Axishert (0 x uitgekomen)

Het axishert of chital (Axis axis of Cervus axis) is een hertensoort uit India.
Hij heeft een roodbruine vacht met witte vlekken. Ook zijn buik, de binnenkant van zijn poten en een grote keelvlek zijn wit. Het gewei van het mannetje heeft zes enden, drie aan elke kant. Het hert heeft een lange staart van 20 tot 30 centimeter, een kop-romplengte van 110 tot 140 centimeter en een gewicht van 70 tot 100 kilogram. Het afwerpen van het gewei is niet seizoengebonden.

Calamianenhert (1 x uitgekomen)

Het Calamianenhert of Filipijns zwijnshert (Axis calamianensis) is een hertensoort die uitsluitend voorkomt op de Calamian-eilanden in de Filipijnen, waar hij zijn wetenschappelijke naam ook aan te danken heeft.
De soort, die eens veelvuldig voorkwam, is tegenwoordig een bedreigde diersoort geworden. Het Calamianenhert is een kleine en lichte hertensoort met een lengte van 105-115 cm, een hoogte van 60-75 cm en een gewicht van 35-50 kg. De kleur van hun vacht is volledig roodbruin. Ze lijken op de zwijnshert, maar hebben een korter gezicht en kortere oren.

Baweanhert (1 x uitgekomen)

Het baweanhert (Axis kuhlii) is een hertensoort. De wetenschappelijke naam Axis kuhlii verwijst naar de Duitse zoöloog Heinrich Kuhl.
In tegenstelling tot het zwijnshert (Axis porcinus) zijn de juvenielen van het baweanhert niet gespikkeld. Ze worden ongeveer 140 cm lang en ongeveer 50 - 60 kg zwaar. De schouderhoogte is 65 - 70 cm. Het dier heeft een bruinachtige vacht met een witte buikzijde. De voorzijde van de achterpoten is eveneens wit. De staart bevat een vrij lange kwast, die aan de bovenzijde bruin en aan de onderzijde witachtig is.
Deze dieren zijn vooral grazers maar eten ook vruchten en bloemen.
Deze soort komt uitsluitend voor op het Indonesische eiland Bawean voorkomt. Ze leven vooral in rivierrijke en moerasgebieden.
Natuurlijke vijanden zijn roofvogels en grote slangen zoals de python.

Zwijnshert (0 x uitgekomen)

Het zwijnshert of varkenshert (Axis porcinus) is een hert uit de onderfamilie Cervinae.
Het dier wordt 100-130 cm lang, 60-80 cm hoog, staat relatief laag op de poten en weegt tussen 25 en 50 kg. Het lichaam is grijsbruin tot okerbruin of zandkleurig, de ledematen lichter. De buik is iets donkerder. De staart is kort en bovenaan bruin en onderaan wit. De oren zijn groot en rond.

Damhert (0 x uitgekomen)

Het damhert (Dama dama) is een soort hert. Tussen de ijstijden leefden de damherten onder andere tot in West-Europa, maar de laatste ijstijd heeft de dieren naar Klein-Azië verdreven. De Romeinen brachten de soort weer met zich mee en verspreidden het dier door het gehele Romeinse Rijk. Tegenwoordig komt het op alle continenten behalve Antarctica voor. Het damhert is de soort die het vaakst gehouden wordt in hertenkampen. Een ondersoort, het Mesopotamisch damhert (Dama dama mesopotamica) uit Iran en Irak, wordt vaak als een aparte soort beschouwd.

Mesopotamisch damhert (2 x uitgekomen)

Het Mesopotamisch damhert (Dama mesopotamica) is een zoogdier uit de familie der hertachtigen (Cervidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Brooke in 1875.
De soort kwam voorheen voor in de Levant en het zuiden van Anatolië, tot aan het westelijke bergplateaus van Iran. Rond 1875 was de soort alleen nog bekend uit het zuidwesten en westen van Iran en was verdwenen uit de rest van zijn voormalige verspreidingsgebied. In het begin van de jaren '50 van de vorige eeuw werd gedacht dat de soort uitgestorven was, totdat er in 1956 een kleine populatie werd ontdekt in het zuidwesten van Iran. Dieren uit deze populatie werden naar de Opel-Zoo in West-Duitsland gebracht om een fokprogramma voor de soort op te starten.

Vandaag de dag komt het Mesopotamisch damhert voor in delen van Iran en is de soort geherintroduceerd in Israël.

Pater-Davidshert (1 x uitgekomen)

Het Pater-Davidshert (Elaphurus davidianus) is een merkwaardige vertegenwoordiger van de herten. Het behoort tot de onderfamilie Cervinae. Het is de enige levende soort van het geslacht Elaphurus.
Het grote, bruingekleurde dier (schouderhoogte 115 cm, gewicht 150-200 kg, lichaamslengte 220 cm) is gekenmerkt door een lange kop, lange staart (ca. 50 cm) en lange poten met brede hoeven, die evenals bij het rendier bij het lopen een krakend geluid maken. Het grote gewei heeft geen oogtak (eerste en voorste zijtak) en alle einden zijn naar achteren gericht. Draagtijd 40 weken, één jong per worp (gevlekt). Maximale levensduur 20-25 jaar.
Deze herten houden van water en kunnen dan ook goed zwemmen. Het zijn voornamelijk grazers, maar in de zomer vullen ze hun plantaardig dieet aan met waterplanten. In het Chinees krijgen deze dieren de naam Milu (麋鹿).

Lierhert (0 x uitgekomen)

Het lierhert (Rucervus eldii of Cervus eldii) is een hertachtige uit Zuidoost-Azië. Het dier wordt ook wel Elds hert, thamin of tameng genoemd.
Het lierhert heeft een rossig bruine vacht, die 's winters donkerder van kleur is. De onderzijde is 's zomers bleekbruin, 's winters wittig. Vrouwtjes zijn lichter van kleur. Rond de ogen is het dier wit. Ook de kin en de randen van de oren zijn wit. Jonge lierherten zijn gevlekt. Het hert dankt zijn naam aan het liervormige gewei. De gekromde stang loopt in een boog over in de oogtak, en is bij elkaar ongeveer 99 centimeter lang. Hij heeft een schouderhoogte van 110 tot 120 centimeter en een gewicht van 80 tot 150 kilogram.

Barasingahert (0 x uitgekomen)

Het barasingahert (Rucervus duvaucelii) is een zoogdier uit de familie van de hertachtigen (Cervidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door G. Cuvier in 1823.
De vacht van dit hert is rossig bruin. De schofthoogte varieert van 120 tot 125 cm. Het gewei kan 10 tot 14 vertakkingen bevatten.
Deze soort komt voor in Noord- en Oost-India, zuidelijk Nepal en Assam.

Sambar (2 x uitgekomen)

De sambar (Cervus unicolor of Rusa unicolor), ook wel paardhert of Aristoteleshert genoemd, is een Zuid-Aziatische hertachtige uit het ondergeslacht Rusa. Verscheidene andere leden van dit ondergeslacht, zoals de Filipijnse sambar (Cervus mariannus), worden soms als een ondersoort van de sambar beschouwd.
De sambar heeft een schofthoogte van ongeveer anderhalve meter, een kop-romplengte van 185 tot 250 centimeter en een lichaamsgewicht van 227 tot 350 kilogram. De staart is 25 tot 30 centimeter lang. Het mannetje draagt een sterk gewei, dat slechts drie takken heeft en 120 centimeter lang kan worden. Het hert heeft een egaal (unicolor) donkerbruine vacht. De kin, de poten en de onderzijde van de staart zijn roder van kleur. De staartpunt is zwart. Beide geslachten hebben dikke manen in de nek.

Prins-Alfredhert (0 x uitgekomen)

Het Prins-Alfredhert (Cervus alfredi, voorheen Rusa alfredi) is een hertensoort die uitsluitend voorkomt in de bossen van enkele Filipijnse eilanden. De soort werd lange tijd gezien als een regionale variant van de sambar (Rusa unicolor) en behoort tot de meest zeldzame diersoorten op aarde. De soort is vernoemd naar Alfred van Saksen-Coburg en Gotha, de reislustige hertog van Edinburgh (1844-1900).
Het Prins-Alfredhert is een relatief kleine hertensoort met korte poten, ter grootte van een ree. Een volwassen exemplaar is ongeveer 120 tot 130 cm lang, 60 tot 80 cm hoog (schouder) en weegt 40 tot 60 kg. De staart is 8 tot 13 centimeter lang. Het mannetje is makkelijk te onderscheiden van het vrouwtje door het grotere formaat en gewei. Het Prins-Alfredhert heeft een vrij onopvallend uiterlijk, met een wollig bruine vacht en ovale witte vlekken op de donkerbruine rug en zij. De buik van het dier is crèmekleurig. Het heeft een relatief smalle kop met een puntig aangezicht. De kop is lichter bruin van kleur dan de rest van het lichaam en de ogen worden omgeven door lichtgekleurde vacht. De kin en hals van het Prins-Alfredhert is wit van kleur.

Het gewei van het mannetje begint te groeien na het eerste levensjaar en wordt gewoonlijk ongeveer 20 tot 25 centimeter lang.

Filipijnse sambar (1 x uitgekomen)

De Filipijnse sambar (Cervus mariannus soms ook wel Rusa mariannus) is een zeldzame hertensoort die van oorsprong alleen op de Filipijnen voorkomt.
De Filipijnse sambar is gemiddeld van grootte met een rossig bruine vacht. Een gemiddeld mannetje weegt zo'n 40 tot 60 kilogram.
De Filipijnse sambar komt van oorsprong alleen op de Filipijnen voor. De soort is echter ook geïntroduceerd op de Marianen. In de Filipijnen kan de soort op veel plaatsen gevonden worden, met uitzondering van Batanes, de Negros-Panay bioregio, Palawan en de omliggende eilanden en de Sulu-eilanden.

Het leefgebied van de Filipijnse sambar zijn de oerwouden en bossen tot zo'n 2900 meter hoogte.

Javaans hert (0 x uitgekomen)

Het Javaans hert (Cervus timorensis syn. Rusa timorensis), ook wel timorhert, manenhert of rusa genoemd, is een Indonesische hertensoort.
Het Javaans hert heeft een grijzig donkerbruine vacht. De buikzijde en de onderzijde van de staart zijn lichter van kleur. De staart heeft dezelfde kleur als de rest van de vacht, met een pluim aan de punt. Jonge dieren zijn ongevlekt. De oren zijn breed en licht afgerond. De poten zijn vrij kort. Het gewei, dat alleen door het mannetje wordt gedragen, is getakt als dat van de sambar en heeft zes punten, maar is kleiner, 65 tot 75 cm lang, bij hoge uitzondering tot 111 cm.

Het Javaans hert heeft een lichaamslengte van 142 tot 185 cm. De staart is 20 cm lang. De schouderhoogte van het mannetje is 83 tot 110 cm, van het vrouwtje 86 tot 98 cm. Het lichaamsgewicht is 50 tot 115 kg.

Het Javaans hert lijkt op de verwante sambar (Cervus unicolor), maar is kleiner, met een dunne staart en een afwijkend gewei: de buitenste tak van de topvork is veel kleiner dan de binnenste tak, terwijl het bij het gewei van een sambar juist groter is.

Edelhert (1 x uitgekomen)

Het edelhert (Cervus elaphus), in jagersjargon roodwild, is een soort uit de familie der hertachtigen. Het edelhert komt voor in West-Europa, in Centraal-Europa, in Groot-Brittannië, op het Iberisch Schiereiland en in het zuiden van Scandinavië. In Europa is het edelhert op de eland (Alces alces) na het grootste hert.

Het edelhert komt in Nederland voor op de Veluwe, in de Oostvaardersplassen en sinds 2005 in het Weerterbos. In het wild levende edelherten zijn in België relatief zeldzaam. In Vlaanderen komen ze voor in de regio Voeren, op het Kempens Plateau en in het Belgisch-Nederlandse grenspark Kempen-Broek. In Wallonië is hun verspreiding beperkt tot het zuidelijke en westelijke deel van de Ardennen.

In de zomer zijn de dieren roodbruin van kleur, in de winter grijsachtig bruin. De buikzijde is wit en het staartstuk is roomkleurig. De rui begint eerst bij de kop, de poten en het voorlijf. In september begint de zomervacht plaats te maken voor de wintervacht, en in december is deze volledig vervangen. De zomervacht komt weer terug in mei, en is in juli of augustus compleet.

De gemiddelde lichaamsgrootte van een edelhertenpopulatie wordt beïnvloed door meerdere factoren. Edelherten uit bosgebieden zijn kleiner dan die uit meer open gebieden, en de lichaamsgrootte neemt toe van het westen naar het oosten. Ook zijn mannetjes groter dan vrouwtjes. De kop-romplengte ligt tussen de 165 en de 260 centimeter, de schouderhoogte tussen de 114 en de 140 centimeter. De staart is zonder het haar meegerekend tussen de twaalf en de vijftien centimeter lang, met haar ongeveer twintig centimeter. Mannetjes worden tot 255 kilogram zwaar, vrouwtjes tot 150 kilogram.

Kaukasushert (1 x uitgekomen)

Het kaukasushert of maral (Cervus elaphus maral) is een ondersoort van het edelhert (Cervus elaphus) en komt uit de familie der hertachtigen (Cervidae). De wetenschappelijke naam van deze ondersoort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door John Edward Gray in 1850.
Het kaukasushert is qua bouw zwaarlijviger dan andere edelherten en heeft bovendien een kortere schedel. Volwassen bokken bereiken een schofthoogte van ca. 1,4 meter en een gewicht van ca. 270 kg. 's Zomers hebben ze een roodbruine vacht met een donkere onderzijde en 's winters hebben ze een leigrijze vacht met een donkergrijze buik, dijen en schouders. Op de stuit is een zogeheten 'spiegel' te zien. Deze is aan de onderzijde vuilwit en aan de bovenzijde, inclusief staart, lichtbruin. Het gewei is over het algemeen groter dan die van ondersoorten van het edelhert uit West- en Centraal-Europa, maar is minder complex en bevat zelden meer dan acht vertakkingen.

Afghaans edelhert (1 x uitgekomen)

Het Afghaans edelhert of Bocharahert (Cervus elaphus bactrianus) is een ernstig bedreigde ondersoort van het edelhert.

Het Afghaans edelhert, ook wel Bocharahert genoemd (naar de Oezbeekse stad Buchara), komt voor in laaglanden en rivierbosgebieden van Centraal-Azië. Het verspreidingsgebied omvat het stroomgebied van de rivier Amu Darja in de woestijnen en semiwoestijnen van westelijk Turkestan, waaronder Tadzjikistan, Turkmenistan, Oezbekistan en noord-Afghanistan. Het Tiensjan-gebergte vormt de oostelijke grens van het verspreidingsgebied; ten oosten van dit gebergte begint het leefgebied van een andere ondersoort van het edelhert, het Jarkandhert (Cervus elaphus yarkandensis).

De herten zijn asgrauw gekleurd, met een gele glans en een grijswitte vlek om het achterste. Ze hebben een rugstreep en zijn wit gekleurd om de lippen en kin. Het gewei is ook licht gekleurd.

Het Afghaans edelhert is te zien in de dierentuin GaiaPark in Kerkrade en in de dierentuin van Keulen.

Tule-wapiti (0 x uitgekomen)

De tule-wapiti (Cervus canadensis nannodes) is een ondersoort van de Noord-Amerikaanse hertensoort wapiti die uitsluitend in Californië voorkomt. Het natuurlijke verspreidingsgebied reikt van de gras- en draslanden van de Central Valley tot aan de grasrijke heuvels langs de kust. De ondersoort is vernoemd naar de biezensoort Schoenoplectus acutus, in de volksmond tule genoemd, die talrijk voorkwam in de plaatselijke moerassen en die als voedsel dient voor de wapiti.

Voor de komst van de Europeanen leefden er naar schatting een half miljoen tule-wapiti in Californië, maar rond 1870 leek de ondersoort nagenoeg verdwenen te zijn. Een kleine populatie werd moeizaam in stand gehouden, tot er in de jaren 1960 en 70 maatregelen werden genomen voor het voortbestaan van de tule-wapiti. Op dit moment zijn er meer dan 4000 wilde tule-wapiti in Californië.

Tule-wapiti zijn kleiner dan hun soortgenoten elders in Noord-Amerika. Volwassen mannetjes wegen 200 tot 250 kg, terwijl wijfjes gemiddeld 170 à 193 kg wegen. Het verschil in grootte en gewicht tussen tule-wapiti en andere ondersoorten kan eventueel deels verklaard worden doordat veel tule-wapiti in marginale habitats zoals de Owens River Valley leven.

Siberische wapiti (1 x uitgekomen)

De Siberische wapiti of Siberische maral (Cervus canadensis sibiricus) is een ondersoort van de wapiti (Cervus canadensis) en komt uit de familie der hertachtigen (Cervidae). Deze werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Severtsov in 1872.
Siberische wapiti's hebben een kop-romplengte van 250 à 265 centimeter en een schofthoogte van 140 à 155 centimeter. Volwassen mannetjes bereiken een gewicht van meer dan 300 kilogram. Siberische wapiti's leven meestal in kleine kuddes. Jonge mannetjes ontwikkelen na één jaar een gewei, wat voor hen begint bij benige stompjes. De meest imposante geweien bereiken mannetjes tussen hun zesde en twaalfde levensjaar. Iedere lente ontdoen ze zich van hun gewei en deze groeit dan totdat deze in de zomer opnieuw volledig aangegroeid is. In het wild bereiken Siberische wapiti's een leeftijd van 12 à 14 jaar. In gevangenschap kan dit oplopen tot 25 à 30 jaar.

Oessoerihert (0 x uitgekomen)

Het oessoerihert (Cervus canadensis xanthopygus) is een ondersoort van de wapiti (Cervus canadensis) en komt uit de familie der hertachtigen (Cervidae). De wetenschappelijke naam van deze ondersoort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Johann C.P. Erxleben in 1872.
Oessoeriherten bereiken een gemiddelde schofthoogte van 128 cm (♀♀) en 145 cm (♂♂) en een gewicht van 140 à 180 kg (♀♀) en 170 à 250 kg (♂♂). Het gewei van het mannetje is relatief klein in vergelijking tot andere ondersoorten van de wapiti. In het noordelijke deel van het verspreidingsgebied zijn de geweien echter groter dan in het zuiden. De vacht is over het algemeen grijsbruin, gemengd met rode haren. Op de stuit is een roodbruine "spiegel" te zien. In de nek zijn manen te zien, die dezelfde kleur als de rest van de vacht vertonen. De poten, buik, borst en het voorhoofd zijn over het algemeen donkerder dan de rest van de vacht. Jonge oessoeriherten zijn roodbruin met enkele witte vlekken op de rug.

Witliphert (3 x uitgekomen)

Het witliphert (Cervus albirostris) is een groot hert uit de familie van de Cervidae (herten).
De lichaamslengte is 190 - 200 cm, de schouderhoogte is 120 - 130 cm en het lichaamsgewicht is 130 - 140 kg. De vacht is bruin met een crèmekleurige buik.
Ze leven vooral op heuvels en bergen met bossen en hoge open grasvelden, voornamelijk in Tibet en China.
De draagtijd is ongeveer 230 dagen en er wordt maar 1 jong geboren.

Sikahert (0 x uitgekomen)

Het sikahert (Cervus nippon) is een hoefdier uit de onderfamilie der echte herten (Cervinae). Het sikahert komt oorspronkelijk voor in Oost-Azië. De soort is ook in Europa en Nieuw-Zeeland ingevoerd. Het sikahert kan kruisen met het edelhert en vruchtbare nakomelingen voortbrengen.
De vacht van het sikahert is zomers kastanjekleurig roodbruin van kleur. Over de zomervacht lopen enkele rijen van wittige vlekken. 's Winters is de vacht donkerder van kleur. Mannetjes hebben dan een donkergrijze tot zwarte wintervacht, vrouwtjes een meer lichtbruine of grijze vacht. Het sikahert ruit tweemaal, in mei en in de herfst. Het heeft een wit staartstuk en een korte, witte staart. Het staartstuk wordt belijnd door een donkerbruine streep.

Het sikahert heeft een kop-romplengte van 110 tot 150 centimeter, een schouderhoogte van 70 tot 100 centimeter en een gewicht van 80 tot 120 kilogram.

Het gewei (enkel gedragen door het mannetje) is relatief klein en beslaat tot acht enden. Het gewei groeit (zowel in grootte als in aantal enden) naarmate het dier ouder wordt. Oudere herten hebben echter weer kleinere geweien. De grootte van het gewei is behalve van leeftijd ook afhankelijk van de kwaliteit van het voedsel. Het sikahert is te onderscheiden van het eveneens gevlekte damhert door de grootte (damherten worden meestal groter) en door het gewei. Het gewei van een sikahert bestaat uit "takken met vingers" (enden), terwijl het damhert een schoffelgewei heeft: er zitten tussen de enden "vliezen".

Dybowski-hert (0 x uitgekomen)

Het Dybowski-hert (Cervus nippon mantchuricus; syn. Cervus nippon dybowskii) is het grootste van de veertien ondersoorten van het sikahert (Cervus nippon). De wetenschappelijke naam van de ondersoort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Robert Swinhoe in 1864.
De lichaamslengte is ongeveer 155 centimeter, de staart is tot 20 cm lang, de hoogte van de schoft is 75 tot 110 cm. Vrouwtjes bereiken een gewicht van 80 tot 90 kg en stieren worden tussen de 110 en 160 kg. De zwangerschap duurt maximaal 221 dagen, er wordt één jong geboren.

Statistieken

Statistieken

Reageer (1)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen

Wat wil je nu doen?