Unspoken Thoughts

Gek, huh?


Iedereen denkt dat het zo geweldig met je gaat, dat je er met twee keer erover praten wel weer over heen komt, alsof er nooit iets is gebeurd. Misschien denken ze wel dat ze je kunnen helen met twee aardige woordjes, terwijl er eigenlijk maar twee woorden nodig waren om je diep in de grond te boren, en meer dan honderden om je er weer uit te scheppen.
Mensen schijnen niet te zien hoe slecht het met je gaat, tot er iemand naast je staat die de gang van zaken verteld- verteld hoe slecht het écht gaat.
Ze lijken het wel niet te zien. Zo dom zijn zo toch ook weer niet? Niemand is meteen goed na twee woorden, niemand is goed na een ‘goed gesprek’, want wat komt er nou echt in dat ‘goede gesprek’ voor? Niets, behalve leugens. Je gaat heus niet je hart uitstorten nadat je het zo lang voor jezelf het gehouden, dat doe je niet. Je hebt het voor jezelf gehouden voor een reden, toch? Ík heb het voor mezelf gehouden voor een reden.
Het is zo grappig eigenlijk, om te zien dat iedereen denkt dat het meteen weer geweldig met je gaat. Even iets te veel naar mensen toe openen en je klapt weer dicht. De muren trekken weer omhoog, je ware gezicht wordt weer verschuild achter een masker.
En dan? Dan gaat het weer met je zoals eerder, je bent kapot en niemand die het opmerkt. Je haat je leven, en niemand die het ziet. De stress en de ongemeende lachjes nemen weer toe. De starende blikken naar buiten en de verlangende gevoelens om weg te vliegen van de aardbol en nooit meer terug te keren. De verlegenheid naar mensen toe.
Ik had ooit een quote gezien, ‘de mensen die het meest gebroken zijn lachen het hardst om alle grapjes.’ Ik merk dat ik dat ook doe. Ik moet lachen om elk grapje lachen, zelfs als het niet grappig is. Zo’n harde lach, waarbij je het hoofd in de nek gooit en het vel rondom je ogen begint te kringelen, het ziet er allemaal heel echt uit. Totdat je beter kijkt naar de ogen. Er staat geen twinkel in, niks te zien van de blijheid die – die lach uit straalt, nee. In de ogen staan alleen maar verdriet, omdat ze geen echte glimlach kunnen laten zien.
De mensen om je heen zullen je nooit begrijpen. De pijn die je voelt? Ze zullen het niet snappen. Ik wil zo graag hulp, maar ik ben bang om het te vragen. Ik wil iemand om tegen te praten, iemand die me zal helpen en zal begrijpen, maar er lijkt wel niet zo’n persoon te zijn.
Het spijt me dat ik zo moet zijn, dat ik zo ben gekomen. Het spijt me dat de demonen in mij mijn ziel hebben overgenomen. Het spijt me, dat ik niet meer kan zijn zoals ik was. Het spijt me, dat mijn verleden mij een geest maakte van wat ik lief had. Het spijt me, dat ik dit zo moet doen.
Het spijt me, de volgende keer zal ik het anders doen.





- C.C.M.

Reageer (1)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen