Kadmos en Europa
Kadmos en Europa
Opdracht voor KCV. We moesten een mythe origineel presenteren. Ik heb van het verhaal van Kadmos en Europa een rijmpje gemaakt. (:
In een land hier ver vandaan.
In Foenicië precies.
Groeide een mooi meisje op.
Want van slechtheid was zij vies.
Europa was de naam.
Van dit prinsesje lief en klein.
Alleen de droom die zij steeds had.
Vond zij toch niet zo fijn.
Ze droomde over werelddelen.
Met de gestalte van een mens.
‘Laat mijn kind behouden’.
Was Azië’s enige wens.
‘Neem mijn dochter niet af’.
Riep zij alsmaar door.
Maar een vreemdeling luisterde niet.
En stak er een stokje voor.
De vreemdeling nam haar dus mee.
Maar droogde haar tranen snel.
‘Ik voer u naar een heerlijke toekomst.
Als wereldleider, en snel.
Toch speelde ze met haar vriendinnen.
Alsof de droom er niet toe deed.
Ze dansten de hele dag.
En vergat de droom zo wreed.
Op hetzelfde moment werd Zeus.
Door het schieten van een pijl.
Verliefd op die mooie Europa.
En werd een stier met stijl.
Een stier moest hij wel worden.
Vanwege Hera de godin.
Want als zij hem zou herkennen.
Kwam ze ertussenin.
Als stier ging hij in een kudde.
Richting Europa in het veld.
Maar de meisjes waren bang van hem.
Vanwege angst voor het geweld.
Pas toen ze zagen dat de stier zat.
Vol liefde en geluk.
Kwamen ze dichterbij.
En gaven hem een bloemstuk.
‘Nog nooit zag ik zo’n stier’
Riep Europa blijverrast.
‘Zo liefdevol en aardig.’
En pakte hem zacht vast.
Maar toen die lieve Europa.
Op het rund ging zitten.
Stond het weer op.
En rende in de hitte.
Europa riep om hulp.
Maar niemand kon iets doen.
Ze hield het rund dus stevig vast.
En dacht terug aan het visioen.
De grote bloemenweides.
Waar ze altijd was geweest.
Vlogen snel aan haar voorbij.
Door dat vreselijke beest.
Toen ze dichter bij de zee kwamen.
Sprong het rund erin.
Europa spartelde tegen.
Maar dit had geen enkele zin.
Het rund zwom verder de zee in.
Met Europa op zijn rug.
‘Wees niet bang, mijn liefste’
Zij het rund toen vlug.
Europa schrok eerst even.
Een rund dat praten kan?
Toch maakte dit haar rustig.
Want het klonk als een wijze man.
Hoe ver Europa ook keek.
Ze zag enkel de zee.
Totdat eindelijk land in zicht kwam.
Na een dag of twee.
Opeens zag ze een man.
Die eruit zag als een god.
Hij sprak met een wijze stem.
En Europa schrok zich rot.
De stem van deze man.
Was gelijk aan die van de stier.
Maar de man bleef doorpraten:
‘Blijf jij voor altijd hier?’
Ze reek haar hand uit naar de man.
En besloot toen heel erg snel.
‘Op een eiland wonen samen met jou.
Ja dat wil ik wel.’
Maar toen ze ’s ochtends wakker werd.
Was ze helemaal alleen.
Was het misschien een droom geweest?
En ze keek eens om zich heen.
Maar het landschap om haar heen.
Was haar helemaal niet bekend.
Nu zat ze hier alleen.
Had die man het zo gepland?
Huilend viel zij neer op de grond.
Terwijl ze tot de goden sprak.
‘Verdien ik het nog om te leven?’
Met haar stem vermoeid en zwak.
Plotseling keek zij op.
Want voor haar stond een godin.
En zij troostte Europa.
‘Wat is gebeurt was naar ons zin.’
Afrodite was de godin.
Die aan haar verscheen.
‘Jouw naam zal nu onsterfelijk zijn.’
Zei ze toen meteen.
Afrodite had gelijk.
Want sinds dat moment.
Heeft dat nieuwe land.
De naam Europa gekend.
Ondertussen was haar vader.
Koning Agenoor genaamd.
Ontroostbaar, zo verdrietig.
Omdat zijn dochter niet had gehoorzaamt.
Hij riep toen zijn zoon Kadmos.
Europa’s broederlief.
‘Vind mijn dochter, jouw zuster.
Het liefst samen met de dief.’
‘Durf niet terug te keren.
Zonder Europa met je mee.’
En na verhalen van vriendinnen.
Begon hij bij de zee.
Maar daar zag hij nergens sporen.
Die had Zeus heel goed verstopt.
Om de dader toch te vinden.
Heeft hij bij een orakel aangeklopt.
‘U zult het rund snel vinden.
In een groot en eenzaam veld.’
Apolloon was het orakel.
Die hem dit had verteld.
‘Dit rund zal u dan leiden.
Naar een hele nieuwe plek.
Waar u dan een stad zal stichten.’
Kadmos vond die voorspelling gek.
Alhoewel de voorspelling vreemd was.
Geloofde Kadmos dit toch.
Hij zag meteen een rund staan.
Dus het was geen bedrog!
Aan het rund moest te zien zijn.
Dat het nog nooit had geploegd.
En na Kadmos eerste indruk.
Was het een rund dat echt nooit zwoegt.
Eerst dacht hij even na.
Maar volgde toen het dier.
En kwam niet veel later aan.
Bij een mooie lange rivier.
Hierna volgde nog een lange weg.
Waarna het rund bleef staan.
Hij ging liggen in het gras.
En keek brullend omhoog naar de maan.
Dit zou het land zijn.
Waar hij zijn stadje stichten zou.
En beval zijn dienaren meteen.
Water te halen, en gauw.
De bron waarnaar zij zochten.
Was water in een grot.
En dat vonden zij in het woud.
Maar niet alles gaat zo vlot.
Uit het niets kwam een draak tevoorschijn.
Eng lelijk en groot.
Alle mannen waren bang.
En vreesden voor de dood.
Het woeste dier sprong op.
En at toen één voor één.
Alle mannen helemaal op.
Waarna het weer verdween.
Kadmos bleef maar wachten.
Op de terugkeer van zijn mannen.
Dus besloot hij te gaan liggen.
En even te ontspannen.
Maar toen het middaguur gepasseerd was.
En hij de mannen nog niet had gezien.
Besloot hij ze te zoeken.
Van wapen en al voorzien.
Niet veel later vond hij.
Vol afschuw en vol schrik.
De lijken van zijn dienaren.
En liet hierom een snik.
Pas toen zag hij de draak.
Die weer terug was gekeerd.
En gooide naar hem een rotsblok.
Maar dat had hem niet bezeert.
Toen pakte hij zijn speer.
En gooide echter raak.
De draak brulde het uit van pijn.
En uit zijn bek kwam een schuimende zaak.
Wanneer het monster eindelijk dood was.
En Athene aan hem verscheen.
Beval ze hem de drakentanden te nemen.
En die te planten, één voor één.
‘Een nieuw volk zal hieruit groeien.’
Dus Kadmos deed maar wat ze zei.
En even later, inderdaad.
Groeiden er heel wat mannen bij.
Maar die mannen hadden wapens.
En vochten ook meteen.
En niet veel later had zelfs Kadmos.
Een speertje in zijn been.
Maar zelfs toen Kadmos dood was.
Ging het vechten gewoon door.
Tot één van de laatste vijf.
Luisterde met zijn oor.
Athene beval hen te stoppen.
De helden in de strijd.
Vanaf nu waren zij de leiders.
En Thebe was een feit.
Er zijn nog geen reacties.