Nobody cared.
Nobody cared.
"Ga weg! Ga weg!" Haar krijsende stem ging door de kille kamer heen. "Ga weg!" Haar handen klauwden in haar haren. "Ga nou weg." Haar stem klonk nog maar zacht. "Weg." Het was niet meer dan een fluistering geweest. Niemand hoorde haar, niemand wou het horen.
De volgende dag kwam ze weer vrolijk op school aan, ze glimlachte maar haar ogen deden niet mee. "Alles goed?" Ze knikte, niemand mocht weten hoe zwak ze was. "Mooi!" Niemand zag door haar masker heen.
"Waarom eet je niet?" Ze haalde haar schouders op. "Beetje misselijk, niks ernstigs." En ze geloofden haar. Een kwartier later had ze haar ontbijt eruit gespuugd.
"Je bent waardeloos, dik, wat heb ik aan je?!" Ze hield haar gezicht netjes in plooi, dat was ze wel gewend. Een klap tegen haar wang, maar geen spier zou verrekken, een klap in haar mag, maar ze liet geen pijn zien. Niet veel later zat ze huilend te krassen.
Ze schreeuwde die nacht niet, ze huilde niet meer, ze zat op haar bed te staren naar de muur. Haar ouders snapten het niet, waarom huilde ze niet meer? En langzaam liep haar dunne lichaam naar buiten, gehuld in alleen een te groot t-shirt. Ze liep naar het bos en begon te rennen, en te rennen, en te rennen, ze stopte niet. En daar was hij dan, die mooie klif. Ze ging op de punt staan en draaide zich om, kijkend in het donkere bos. Ze had bijna zeker geweten dat Hij er ook zo had gestaan. Ze deed haar armen uit elkaar en liet zich naar beneden vallen en sinds een eeuwigheid glimlachte ze weer echt.
De volgende dag had niemand iets door, haar ouders hadden haar gewoon ziek gemeld, de dag erna deden ze het weer. Zo ging het een maand door, niemand maakte het iets uit, haar vriendinnen mistten haar toch niet. Niemand deed dat, en haar ouders bleven haar ziek melden en op den duur schreven ze haar zelfs uit. En niemand wist ooit dat ze zichzelf had vermoord, niemand behalve haar ouders. En iedereen leefde lang en gelukkig, zonder haar.
De volgende dag kwam ze weer vrolijk op school aan, ze glimlachte maar haar ogen deden niet mee. "Alles goed?" Ze knikte, niemand mocht weten hoe zwak ze was. "Mooi!" Niemand zag door haar masker heen.
"Waarom eet je niet?" Ze haalde haar schouders op. "Beetje misselijk, niks ernstigs." En ze geloofden haar. Een kwartier later had ze haar ontbijt eruit gespuugd.
"Je bent waardeloos, dik, wat heb ik aan je?!" Ze hield haar gezicht netjes in plooi, dat was ze wel gewend. Een klap tegen haar wang, maar geen spier zou verrekken, een klap in haar mag, maar ze liet geen pijn zien. Niet veel later zat ze huilend te krassen.
Ze schreeuwde die nacht niet, ze huilde niet meer, ze zat op haar bed te staren naar de muur. Haar ouders snapten het niet, waarom huilde ze niet meer? En langzaam liep haar dunne lichaam naar buiten, gehuld in alleen een te groot t-shirt. Ze liep naar het bos en begon te rennen, en te rennen, en te rennen, ze stopte niet. En daar was hij dan, die mooie klif. Ze ging op de punt staan en draaide zich om, kijkend in het donkere bos. Ze had bijna zeker geweten dat Hij er ook zo had gestaan. Ze deed haar armen uit elkaar en liet zich naar beneden vallen en sinds een eeuwigheid glimlachte ze weer echt.
De volgende dag had niemand iets door, haar ouders hadden haar gewoon ziek gemeld, de dag erna deden ze het weer. Zo ging het een maand door, niemand maakte het iets uit, haar vriendinnen mistten haar toch niet. Niemand deed dat, en haar ouders bleven haar ziek melden en op den duur schreven ze haar zelfs uit. En niemand wist ooit dat ze zichzelf had vermoord, niemand behalve haar ouders. En iedereen leefde lang en gelukkig, zonder haar.
Reageer (2)
wow wel mooi
1 decennium geledenthat's so sad it made me cry
1 decennium geleden