Gedicht
gedicht
Snel loop ik over straat,
als enige
aan deze kant.
Mijn blik gaat naar die gehate stem,
die mij van alle leuke dingen verbant.
Snel loop ik door,
blij dat ik nog naar school toe mag.
Ik denk aan hoe het vroeger was,
en om mijn mond verschijnt een lach.
Alle leuke dingen die ik deed,
maar nu niet meer mag doen.
De warme nachten in het park,
en die van mijn eerste zoen.
Aan de overkant passeert een man,
walgend kijk hij me aan.
Waarom kijkt hij zo,
ik heb toch niets misdaan?
Als ik bij school aankom,
valt mijn blik op een nieuw bord.
Ik lees wat erop staat,
en het voelt alsof mijn wereld instort.
Ik knipper een paar keer,
hopend dat ik het verkeert lees.
Paniekerig kijk in om me heen,
voor ik naar huis toe race.
Als ik bij huis ben aangekomen,
weet mijn moeder het al.
Langzaam loop ik de trap op,
zo erg trillend dat ik telkens bijna val.
De dag na het verbod,
staan er duitsers voor de deur.
Hun uniform is saai groen,
zonder enige andere kleur.
Diezelfde avond moeten we vertrekken,
geen idee hebbent wat ons te wachten staat.
Degene die het al weten kunnen het niet vertellen,
want voor hun is het al te laat.
Reageer (1)
Mooi.
6 jaar geleden