Door logica en verstand sterven wij voortdurend; door fantasie leven wij
Vroeger kon ik met een stel potloden een familie maken, ik kon met een simpel kleed en wasknijpers een tent in elkaar zetten en doen alsof ik een ontdekkingsreiziger ben, gevlucht voor de kannibalen, ik kon spelen met een stokje en met “Abracadabra!” mijn kat in een kikker veranderen. “Als men geen fantasie heeft, blijft slechts de alledaagsheden over”. Misschien heeft hij gelijk, dat als we zonder fantasie leven in deze wereld, slechts de gewone dingen over blijven. En zeg nou zelf, een wereld zonder fantasie is een wereld zonder leven.
Fantasie verstaan de meeste mensen onder magie, elfjes en het bovennatuurlijke, hetgeen dat niet kan gebeuren. Dat een fantasieverhaal over dingen gaat die in het echte leven, de realiteit, niet bestaan. Maar om fantasie te kweken, om te geloven in je eigen dromen, moet je eerst leren wat de realiteit is. Kan het zijn dat als ik morgen instap in de bus, een jongen van mijn leeftijd instapt en met een wapen op de buschauffeur richt? Dat ik dan op een wonderbaarlijke wijze verliefd wordt op de moordenaar en hij berouw heeft van zijn fouten, en we nog lang en gelukkig leven? Misschien.
Destijds, toen we allemaal nog net uit de luiers kwamen, was fantaseren niet moeilijk. Een eenvoudig popje, autootje of een knuffel, en we waren ouders, een dief die op de vlucht is geslagen of in het bos waar een beer ons aanvalt. Geloven dat het kan gebeuren, goochelen met de waarheid en je ogen ietsjes dichtknijpen zodat die knuffel écht op een beer lijkt, is al genoeg.
Als ik nu naar de volwassenen kijkt, denk ik soms wel dat ze hun verbeeldingskracht zijn verloren, het vuur dat de illusie warm houdt. Verliezen wij ook onze magie? Onze fantasie als we groot worden? Kan ik nu nog normaal met een stel potloden spelen, doen alsof ze één grote, blije familie zijn, en zelfs maar geloven dat de wereld daarbuiten er niet is? Of moet ik me gedragen als een volwassene, die potloden gebruikt om te schrijven. Dit klinkt misschien onbenullig, misschien zelfs een beetje gek, maar stiekem mis ik die goede oude tijd. Op mijn bed, met tientallen knuffels, doen alsof ik op de wilde, woeste zee vaar en ik zojuist de macht over het stuur verloor.
Wellicht moet ik mijn kinderlijke tijd wel achterlaten, de grote mensen wereld instappen en potloden gebruiken voor waar ze zijn uitgevonden. Vijftien jaar, dat is toch wel genoeg voor een kind? Eventueel kan ik in mijn hoofd, het enige plekje waar geen mens komt en me betrapt, doen alsof ik een zeevaarder ben en de witte strepen van een zebrapad, geen lava is. Ik kon overleven in mijn verbeelding, ik heb gevochten met leeuwen en heb met de wolven gegeten. Als ik mijn moeilijkste verbeelding kan verduren, kan ik ook wel de realiteit verslaan. Zonder fantasie ben je nutteloos, een aardappelzak zonder zijn loyale aardappelen. Maar ik moet mijn fantasie ook in het gareel houden, weten wanneer ik te ver ga en ze weer achter slot en grendel sluiten. De fantasie vaarwel zeggen kan ik niet, dat betekent tevens ook geen boeken lezen, fantasie is mijn leven. Er gaat geen dag voorbij dat ik niet heb gedagdroomd over een geheime liefde, een overval in mijn klaslokaal (breek me de bek niet open hoe) en een draak dat de schoolmuren doorbrak en me mee sleurde naar haar hol. Dagdromen mag, spelen met potloden niet.
Het kan me eerlijk gezegd weinig schelen, als het vuur die mijn illusie warm houdt, blijft.
Harry Mulisch: “Niet de schrijver, maar de lezer moet fantasie hebben. De lezer is niet de toeschouwer van een toneelstuk, maar de acteur die alle rollen uitbeeldt. De lectuur is zijn hoogst eigen creatie. De schrijver levert tekst, maar een artistiek werkstuk wordt het pas door het talent van de lezer."
Reacties (6)
Heel goed geschreven, en zeker waar!!!
1 decennium geledenGe-wel-dig
1 decennium geledenamoreeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeee(flower)
Ik houd van deze column
Wow, so true... so good.
1 decennium geledenMijn opa zegt dat ook altijd. "De maatschappij noemt je fantasie meer en meer af naarmate je ouder wordt." Hij heeft gelijk en ik vind het triest, want ik wou dat ik het tegendeel kon bewijzen. Jameer genoeg kan ik het alleen bevestigen.
1 decennium geledenDamn, dat was nou eens wat ik nodig had.
1 decennium geleden