Verdedigen?
Er zijn een paar mensen die ik hoog heb zitten. Mensen waar je eigenlijk niet te veel onaardige dingen over moet zeggen in mijn bijzijn. Ik houd in het algemeen al niet van roddelen en zie de zin er niet zovan in om achter iemands rug om negatief te doen. Maar om eerlijk te zijn, kan het me niet heel veel schelen wat twee studenten in de kantine zeggen over het vriendje van een van hun huisgenoten. Ik ken hen niet, het vriendje niet en de huisgenoot niet. Niet mijn zaak.
Daarentegen kan het me wel schelen als ik de persoon in kwestie wel ken. Zo verdedig ik al jaren vol overgave Sinterklaas tegenover mijn buitenlandse vrienden (nee, niet Zwarte Piet) en probeer ik hen bij te brengen waarom hij zo veel leuker is dan de Kerstman van Coca Cola. En ook bij vrienden probeer ik ze vaak te verdedigen, want hoe vaag en vervelend ze ook zijn. Het zijn wel mijn vrienden en die hebben ook leuke kanten.
Er zijn echter situaties waar ik me geen weerwoord weet en waar ik me na afloop eigenlijk verschrikkelijk voel. Zo zat ik laast in de faculteitskantine bij te praten met vrienden en kwamen onze mentoren ter sprake. Nu heeft de mijne de pech een opvallende naam te hebben en relatief veel gehate vakken te geven in de bachelor. Ik noemde zijn naam, de anderen ook en al snel hadden de studenten aan het tafeltje naast ons het ook over hem.
En het was niet positief, in tegenstelling zelfs. Ik zal de woorden niet herhalen, al is dat genoeg informatie om een redelijk beeld van de situatie te krijgen. Ik zat naast hen en voelde me langzaam kwaad worden. Kwaad op hun woorden en onwetendheid. Toegeven, ik dacht tijdens mijn bachelor ook dat mentor in kwestie een enorme lul was, maar hem zo vervloeken had ik nooit gedaan. Gelukkig maar. Ik heb hem inmiddels leren kennen als iemand die zich echt over studenten bekommert en er alles aan doet om jouw opleiding tot een succes te maken. Echt een topvent en iemand die ik, inmiddels, hoog heb zitten.
Ik en mijn vrienden hoorden hun woorden aan, maar zeiden niets. Pas na afloop vroeg ik me hard op af of ik iets had moeten zeggen, of ik mijn mentor net als Sinterklaas en mijn vrienden had moeten verdedigen. Aan de ene kant heb ik verschrikkelijk hekel aan roddelen, maar aan de andere kant heb ik erg weinig zin in discussies met andere studenten in de kantine. Ik ben er nog steeds niet helemaal uit en compenseer mijn gevoelens van twijfel maar met uitgebreid zwaaien naar de mensen die me op de gangen van de faculteit raar aankijken omdat ik mijn mentor gewoon vrolijk groet.
Er zijn nog geen reacties.