Hoofdstuk 26

‘hey mama. Ik ben het, Rowen’
‘Rowen? Oh, Rowen! Ik ben zo blij je stem nog eens te horen. Hoe gaat het?’
‘Goed, mam, maar ik wel je wel iets vragen’
‘Eerst de belangrijke dingen: wanneer kom je eens naar België op vakantie?’
‘Wem, dat wou ik juist vragen. Zou ik eens mogen langskomen?’
‘Bij ons ben je altijd welkom!’
‘En zou het erg zijn als ik 5 jongens meebreng?’
‘Zolang jij er bent is het goed’
‘Ok, wel, volgende week zijn we een paar dagen vrij…’
‘Ok, volgende week zullen er 5 extra bedden staan’
‘Oh, zouden er 6 extra bedden kunnen staan? Er is een meisje die waarschijnlijk ook mee zal willen’
‘Ok, ik zal wel zes matrassen leggen,’
‘Dank je, mama, je bent een engeltje’
‘Dank JE dat je me belde, en dat je wil afkomen’
‘Graag gedaan, mama, maar ik moet nu ophangen’
‘Ok, tot volgende week dan’
‘Tot volgende week. Daag’
‘Daag’