Het is nu 3 weken geleden, dat ik me bij de assassijnen heb gevoegd. Uitgeput zit ik op een bankje, in de zon. Vandaag heb ik weer een intensieve training achter de rug. Vechten vind ik niet moeilijk, en kan ik makkelijk volhouden. Maar er is een ding, waar ik niks van kan, en dat is een worden met je omgeving. Klinkt vreemd, nietwaar? Ik snapte er eerst ook niks van. Het is dus de bedoeling, dat als je in een stad loopt, dat je zo min mogelijk opvalt. Je hoeft je niet per se te verbergen, maar je moet een met de mensenmassa zijn. En dat is moeilijk! En Tarkan, mijn meester, is streng. Van de 300 keer dat we het geoefend hebben, is het me 1 keer gelukt. ‘Altair!’ roept iemand. Ik draai me om. Tarkan komt aanlopen. Meteen sta ik op, en maak een buiging. ‘Gegroet, meester.’ Hij gaat op het bankje zitten. ‘En, hoe voel je je?’ ik zucht. ‘Best vermoeid, meester. Dat onzichtbaar worden, is moeilijker dan ik dacht.’ Tarkan knikt. ‘Ja, dat klopt. Vechten is niet moeilijk. Over daken vliegen, is niet moeilijk. Zoiets kan iedereen leren.’ ‘Ik snap gewoon niet wat ik fout doe. En dat is zo frustrerend!’ Tarkan grinnikt. ‘Ik denk dat je wel een idee hebt.’ Ik kijk hem aan. ‘Nee, meester. Absoluut niet. Het ligt mij gewoon niet.’ ‘Je bent veel te gespannen. Je moet zien te kalmeren. Zodra je jezelf onder controle hebt, ben je in staat te verdwijnen. Probeer het morgen maar.’ Hij loopt weer weg. Ik ga weer zitten. Ontspannen, hè? Alsof dat zo gemakkelijk gaat. Als ik aan het vechten ben, giert de adrenaline door mijn lijf. Dan duurt het echt wel even om te kalmeren. En zoveel tijd heb ik niet, want dan zitten er wachters achter me aan. Het is een nachtmerrie. Alles gaat me zo makkelijk af. Maar verdwijnen? Ho maar. Om de een of andere reden is dat voor mij simpelweg onmogelijk. ‘Altair!’ Ik zucht. Wat is er nu weer? Ik draai me om. Een medeleerling komt aanlopen. ‘De Meester heeft naar je gevraagd. Hij wil met je praten.’ Heb ik iets verkeerds gedaan? Ik sta op, en loop naar zijn kantoor. Iedereen zit zo te zien in de bibliotheek, uit te rusten. Ik zie Ardeth. Hij is een soort nieuwe beste vriend voor me geworden. Hij ligt lui op een sofa, met een boek in zijn handen. Ik loop door. Mijn benen voelen aan als lood. Het liefste zou ik me bij hen voegen. Maar Tarkan wil me spreken. Ik kom aan bij een grote, bruine deur. Ik klop een keer. ‘Binnen,’ hoor ik van achter de deur. Ik open de deur, en loop naar binnen. ‘Ah, Altair, daar ben je. Ik wilde je spreken. Ehm, voor je gaat zitten, sluit de deur even.’ Ik slof terug, en sluit de deur. Ik ga zitten. ‘Waar wilde u het met me over hebben?’ ‘Ik heb hier een pakketje dat bezorgd moet worden.’ ‘Oké, ik ga er gelijk naartoe.’ Ik wil opstaan en het pakketje pakken, maar hij houdt me tegen. ‘Ho, niet zo snel. Dit pakketje moet helemaal naar Damascus.’ Verbaasd kijk ik hem aan. ‘Damascus? Maar, wat zit er dan in? Iets belangrijks?’ Hij knikt. ‘Ja, iets heel belangrijks.’ ‘Wat is het dan?’ vraag ik hem. Hij schudt zijn hoofd. ‘Dat kan ik je niet zeggen. Wat belangrijk is, is dat het daar aankomt. Ik wil dat jij het daar naartoe brengt.’ Dit meent hij niet! Ik mag op reis? Ik voel de adrenaline borrelen. ‘Ja, natuurlijk. Geen probleem.’ Ik sta op. ‘Ik zal ervoor zorgen dat het er heelhuids aankomt, meester. U heeft mijn woord.’ Hij grinnikt even. ‘Fijn dat je er zo voorzichtig mee zult zijn. Er is wel een ding. Er zitten daarbuiten veel tempeliers. Trek niet onnodig de aandacht naar jezelf. En als je eenmaal in Damascus bent, moet je op zoek gaan naar ons bureau.’ Ik knik. ‘Ja, natuurlijk. Waar ligt dat bureau?’ ‘Dat kan ik hier niet zeggen. Maar ik geef je een hint. De ingang, is op het dak. Dat zal het al een stuk makkelijker maken.’ Hij geeft me het pakketje. Ik probeer te voelen wat het is. Het is vierkant, en stevig. ‘Er zit een doos omheen, Altair. Het spijt me, maar je mag niet weten wat er in zit.’ Ik zucht. ‘Ik begrijp het, meester.’ Hij knikt. ‘Goed zo. Ga je spullen maar pakken. Je vertrekt morgenvroeg.’ Hij gebaart dat ik de kamer moet verlaten.
Ik bind mijn knapzak dicht. Volgens Ardeth duurt een tocht naar Damascus pakweg een week. Hiermee moet ik het wel redden. Ik heb volgens mij zelfs teveel gepakt. Ik denk dat ik hier twee weken mee kan overleven. Ik leg de knapzak bij de kleren die ik morgen zal dragen. Ik ga op bed zitten. Dit zal de eerste keer worden, dat ik Masyaf verlaat. Het zal hopelijk niet de laatste keer zijn. Ik weet niet of ik vannacht wel veel zal slapen, ik ben zo opgewonden. De deur gaat open. Tarkan staat in de deuropening. ‘Ik ben je nog iets vergeten te geven. Hier.’ Hij geeft me een haviksveer. Verbaasd kijk ik hem aan. ‘Laat dat zien aan degene die bij het bureau is. Dan weten ze dat je een van ons bent. Er zijn veel tempeliers die zich als ons voordoen. Als je op reis bent, maak dan gebruik van uitkijktorens. Door op de torens te klimmen, kun je de omgeving bestuderen. Het zal je veel reistijd kosten. En pas op voor de tempeliers. Ze verbergen zich in de schaduw, in steegjes, of achter gebouwen. Je bent nog niet genoeg getraind om ook echt een tempelier aan te kunnen. Ze zijn geduchte strijders. Ik wil je hier ook weer heelhuids terugzien. En nu is het hoogtijd om te gaan slapen. Morgen zal een zware dag worden, maar ik weet dat jij het aankan.’

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen