Dag 16 - Beschuldiging
Er wordt een creatieve wending aan gegeven waardoor heel wat van deze autobiografische elementen naar de achtergrond gedreven worden.
Maar ze zijn er wel, soms tussen de regels door, maar soms ook in letterlijke woorden. En niemand die ooit het echte onderscheid weet tussen realiteit en fictie, behalve de auteur zelf.'
Persoonlijk vind ik dit een minder goed geschreven deel van mezelf. Ik krijg maar niet op papier wat in mijn hoofd zit en dat is best frustrerend (geen paniek: áls het er ooit uitkomt, dan is het vast een bom die ontploft en een ge-wel-dig stukje)!
Mensen veranderen voortdurend. Ieder uur, ieder minuut van de dag kruipt de tijd in je huid en dat alleen al zorgt ervoor dat je niet helemaal dezelfde persoon bent. Ik mag er dan nog behoorlijk hetzelfde uitzien als gisteren, ik ben veranderd, al zijn het maar enkele lichaamscellen die niet meer zijn wat ze waren. Dat is best een filosofische gedachte, maar denk er toch maar even over na. Sommige veranderingen onderga je nu eenmaal minder bewust en minder gepland dan de andere.
Als ik nu even stilsta en in de spiegel kijk, dan zie ik nog steeds mezelf zoals ik vorige week ook was. Alleen een heel klein beetje anders dan. Ik zie het aan mijn doffe ogen en aan de wallen die zich daar genesteld hebben. Ik voel het aan mijn maag die zich zonder echt geldige reden keer op keer kantelt en me kotsneigingen bezorgt. Ik heb niet langer de volledige controle.
Make-up doet wonderen, dat heb ik gemerkt. De vrouw bij de bakker glimlachte vriendelijk naar me, de kapster sprak met me over de dagdagelijkse dingen en ik ging shoppen met een vriendin zonder ook maar een woord te hoeven wisselen over dat ene onderwerp. Voor hen ben ik nog hetzelfde, voor hen is alles nog hetzelfde.
Misschien hebben de gebeurtenissen me meer vanbinnen veranderd. Misschien zijn mijn gedachten veranderd en sta ik daarom met deze cynische visie door het raam naar buiten te turen. De afgelopen dagen zullen me wel bitter gemaakt hebben, maar heb ik een andere keuze? Het is dit of vallen en iedereen laten toekijken.
“Wat zei de dokter?” Het is de stem van Jens, mijn vriend. Althans voorlopig nog.
“Niks bijzonder.”
“Laure, het spijt me dat ik er niet bij kon zijn.”
“Ik wou je er ook niet bij, dat heb ik je toch gezegd.” Het klinkt zelfs niet als mijn stem die mijn mond verlaat. Ik heb teveel uren stiekem liggen huilen.
Langzaam neemt hij me in zijn armen en drukt hij een kusje op mijn kruin. Het enige wat ik kan doen is mijn ogen fijnknijpen en mijn lippen stijf op elkaar persen. Hij is de enige die me ziet breken. Hij is net diegene waarvan ik wil dat hij me niet zo ziet.
“Jij kan er ook niet aan doen. Het moest nu eenmaal”, fluistert hij me toe. Ik slaak een diepe zucht. “Ik hou van je.”
Zijn handen begeven zich voorzichtig naar mijn heupen en ik weet maar al te goed dat hij de grens aftast. Ik laat hem doen, tot ik zijn hand voorbij m’n buik voel gaan. Hetzelfde misselijke gevoel besluipt me weer, waardoor ik niks anders kan dan me uit zijn greep loswringen. Geen van beiden zeggen we een woord, maar we denken allebei aan hetzelfde. Onze gedachten gaan naar het kindje dat in mijn buik had kunnen zitten als mijn lichaam dat had aangekund, als ik sterker was geweest.
Reageer (1)
Voor het niet op papier krijgen wat in je hoofd zat, vind ik dit toch een knap stukje!
1 decennium geleden