Foto bij Chapter 2

plaatje is Masyaf

Het is avond. Ik zit op het dak van mijn huis, en staar naar de sterren. Af en toe hoor ik een uil. Ik ben nu 20. Misschien wordt het eens tijd om op te groeien. Misschien wordt het langzaam tijd om Masyaf te verlaten. Om me te oriënteren. ‘Altair, het is bijna 1 uur. Lig je nu nog steeds op het dak?’ Ik zucht. Het is mijn moeder. ‘Ik ben nog niet moe. Ik kom zo!’ Zuchtend sta ik op. Ik spring van het dak af, en loop naar binnen. Ze zit aan tafel. ‘Je moet niet zo laat opblijven, Altair.’ Ik zucht. ‘Waarom niet, ik ben 20. Ik vind dat ik dat wel zelf mag beslissen.’ Geschokt kijkt ze me aan. ‘Pardon? Waar komt deze houding opeens vandaan?’ ‘Mam, ik ben 20, en ik ben werkeloos! Ik doe helemaal niks met mijn leven. Ik wil een doel hebben.’ Ze slaat haar armen over elkaar. ‘Omdat je nu toevallig gefrustreerd bent, betekent dat nog niet dat je dat op mij kunt afreageren.’ Ik wil iets zeggen, maar houd me in. ‘En wat voor werk wil je dan? Achmed zoekt nog iemand om hem te helpen met de geiten.’ Ik zucht. ‘Mam, dat is stom. Dat duurt twee uurtjes, als we dat al halen. Wat moet ik de rest van de dag doen? Ik ga niet de hele dag naar wat geiten staan staren. En met die hond kan ik ook niks, want die bijt.’ ‘Oh, wat is jouw leven toch zwaar,’ zegt mam. Haar sarcastische ondertoon is heel aanwezig. Ik weet wat nu komt. We hebben deze discussie wel vaker. ‘Je vader, je broer en ik werken ons kapot! En dan zit jij te zeuren dat je het zo zwaar hebt, omdat je niet weet wat je wilt? Ga jij maar eens de hele dag naar het land, om te werken.’ ‘Dat is het punt nou net, mam. Ik wil meer! Ik wil niet als boer eindigen.’ ‘En wat is daar mis mee?’ vraagt ze. ‘Laat me raden, dat is te min voor je. Je meent je teveel, Altair. Zo getalenteerd ben je ook weer niet. Dat springen over de daken, denk je dat je met zo’n talent een baan vindt?’ Ik sla mijn armen over elkaar, en zucht. ‘Je snapt het echt niet, hè? Ik heb niks tegen boeren. Maar het is gewoon niks voor mij.’ ‘Onzin. Kijk naar je broer. Hij wilde eerst niet, en kijk hoe gelukkig hij nu is!’ ‘Dat is hij niet, mam. Hij wilde graag naar Damascus, weet je nog? Hij wilde voor een koopman gaan werken. Hij had het bijna allemaal geregeld. Maar toen kwamen jullie twee, dat jullie nog een man nodig hadden. Het zou maar tijdelijk zijn. En kijk! Het is nu 4 jaar geleden, en hij woont nog steeds in Masyaf. Ik wil niet zo worden. Ik wil weg uit dit boerendorp. Ik wil naar de steden toe.’ ‘En hoe denk je dat te gaan betalen? Je hebt een paard nodig. Je moet leren paardrijden. Dat kost geld. Zoiets komt niet uit de lucht vallen.’ ‘Ik regel wel iets, mam. En jij en pap gaan me niet tegenhouden. Ik ben niet zoals jullie, en daar ben ik trots op!’ Mam staat op. ‘Dat is genoeg, Altair! Hoe durf je zoiets te zeggen, tegen je bloedeigen moeder?! Ik heb het gehad met jou! Naar je kamer, nu meteen. Oh, wacht maar tot je vader thuis is.’ Boos storm ik naar mijn kamer.
Ik word wakker van iemand die mijn naam brult. ‘Altair! Kom nu meteen naar beneden,’ roept mijn vader. Ik zucht, en sta op. Ik loop naar beneden. Ik ben nog niet in de keuken, of ik word in mijn gezicht geslagen. ‘Ben jij helemaal van de pot gerukt?!’ zegt hij. Zo te zien is hij woedend. Mijn wang voelt warm aan. Mijn hart klopt als een bezetene. ‘Hoe durf je zulke taal te gebruiken in dit huis? Wie denk je wel niet dat je bent? Ik heb het hier nog altijd voor het zeggen.’ Ik slik even. Het liefste sla ik terug, maar ik houd me koest. ‘Je gedrag zit me tot hier! Ik wil je hier niet meer in huis hebben. Pak je spullen maar. Je vertrekt vandaag nog. Zie maar hoe je jezelf onderhoudt, het kan me niets meer schelen. Als jij denkt dat je het zo goed weet, bewijs het dan maar.’ Ik slik even, maar zeg niks. Ik draai me om, en loop naar boven. Snel pak ik wat spullen in. Ik loop weer naar beneden. Ik zie mijn broer staan. Hij loopt naar me toe, en omhelst me. ‘Laat dat, Faramir!’ zegt mijn vader. Hij trekt zich terug. ‘Maak je geen zorgen, jij komt er wel, dat weet ik zeker.’ Ik zucht. ‘Ja…Het is beter zo. Pas goed op jezelf.’ ‘Jij ook, broertje.’
Ik loop over de straat. Het is nog vroeg, de marktlui zijn nog bezig met hun kraampje. Ik draai me om, en kijk naar het kasteel. Misschien kan ik daar wel iets van onderdak krijgen. Ik weet dat daar de assassijnen zitten. Misschien niet mijn eerste keus…Aan de andere kant, weet ik ook niet wat ik anders moet. Ik kan het altijd proberen. Om nou bij de tempeliers te gaan… Ik vertrouw ze niet zo. Het zijn niet onze mensen. Ik ben ook geen man van het geloof. Ik loop richting het kasteel. Ik zie Harim lopen. Ik versnel, en loop snel onder de boog door. Ik denk niet dat hij het zal waarderen dat ik naar de assassijnen ga. Maar ik heb geen keus. Ik moet wel. Ik moet het proberen. ‘Altair?’ Ik schrik, en draai me om. Gelukkig, het is Faramir maar. ‘Oh, jij bent het. Ik schrok me kapot. Ik dacht dat het Harim was. Je weet dat hij het niet op assassijnen heeft, en hij is mijn beste vriend.’ ‘Luister, pap is gekalmeerd. Hij wil met je praten. Je mag waarschijnlijk weer naar huis komen.’ Ik schud mijn hoofd. ‘Nee, vergeet het maar.’ Faramir zucht. ‘Wat is het probleem?’ ‘Dat pap gestoord is! Hij heeft me geslagen, eruit gegooid, en nu moet ik terugkomen omdat hij me vergeven heeft? Nee, dat doe ik niet. Dat vind ik gewoon niet kunnen.’ ‘En wat wil je dan gaan doen?’ vraagt Faramir. ‘Ik ga het bij de assassijnen proberen. Misschien word ik wel aangenomen.’ ‘En als je niet wordt aangenomen? Wat dan?’ ‘Dan vind ik wel iets anders!’ ‘Sowieso, die assassijnen, dat is slecht volk.’ Ik kijk hem verbaasd aan. ‘Hoe weet jij dat nou?’ ‘Dat zegt pap.’ Ik zucht. ‘Pap zegt zoveel.’ Faramir pakt mijn handen vast. ‘Denk er even goed over na. Deze mannen vermoorden mensen.’ ‘En wat denk je dat de tempeliers doen? Je kan zeggen wat je wilt, maar ik vertrouw hen ook niet.’ ‘Kom nou mee naar huis. Daar hoor je.’ Ik schud mijn hoofd. ‘Nee, daar hoor ik niet. Ik heb geen thuis, Faramir. Jij snapt dat niet, omdat jij er juist wel hoort.’ Ik trek mijn handen los. ‘Sorry, Faramir. Maar ik kan niet teruggaan.’ Ik draai me om, en loop naar het kasteel.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen