Enjoy!! =3 Xx

Ik open mijn ogen en wordt begroet door de vele zonnestralen die door de bladeren heen schijnen. Ik rek me even uit en meteen daarna hoor ik een vertrouwde stem mijn naam zeggen.
“Anya!” Schreeuwt Pompidoe. “Wat fijn dat je er weer bent. We zijn net aangekomen in het Woud van de zeven Kazen.” Om me heen zie ik verschillende bomen. Ik verwachte eigenlijk overal kaas te zien, maar ze lijken allemaal normaal. “Ik had meer kaas verwacht.” Zeg ik een beetje teleurgesteld. Pompidoe en Sir Piepsalot moeten even lachen. Snel vertelt Sir Piepsalot me de volledige uitleg over het woud.
“In dit woud zijn er zeven grote kaasbomen. 1) Maredsous-eik, 2) Brie-spar, 3) Geitenkaas-boom, 4) Schimmelkaas-beuk, 5) Leerdammer-den, 6) Feta-hazelaar, 7) Goudse-wilg. Om verstopplaats van de cheddartiara te vinden, moeten we een beetje van de zeven kazen verzamelen. Eén kaassoort bij iedere boom. Ik heb er al zes gevonden.” Piept Sir Piepsalot trots. “De laatste kaas die we nodig hebben is van de Goudse-treurwilg.” Hij haalt een kaart vanonder zijn hoed en toont ons de ons de weg naar de Goudse-treurwilg. “Die zeven kazen zullen we nodig hebben om de verstopplaats van de cheddartiara te kunnen openen.” Hij stopt de kaart weer onder zijn hoed en wijst in de richting van het pad voor ons.
“Het is nog een lange tocht voor we onze bestemming zullen bereiken. Als u wenst te stoppen met deze queeste is dit u laatste kans. Want zodra we het woud van de zeven kazen betreden, is er geen weg meer terug.” Piept hij op een onheilspellende toon. Als hij zo praat, kruipt er een rilling over mijn rug. Pompidoe salueert naar Sir Piepsalot en zegt plechtig. “Ik volg mijn kleine, grote schat!” met een knipoog naar mij. Ik salueer ook en mijn enthousiasme is duidelijk te horen. “We gaan ervoor!”. Tevreden knikt Sir Piepsalot naar ons. Met zijn drieën, zij aan zij, wandelen we samen het woud binnen. Zodra we de eerste bomen passeren klinkt er het luide geritsel van bladeren. We kijken alle drie achterom en zien hoe grote takken met scherpe paarse doornen de weg terug afsluiten.
“Nu is er geen weg meer terug.” Zeg ik zachtjes een beetje bang. “Inderdaad.” Zegt Pompidoe zachtjes. Onbewust grijp ik de jas van Pompidoe vast en hij slaat zijn arm beschermend om me heen. “Inderdaad.” Piept Sir Piepsalot.
Het woud is zo dicht begroeid dat de zon amper doorheen het bladerdek kan schijnen. In de schemering lijkt het woud vele malen enger dan dat het zou zijn in volle daglicht. Tenminste dat hoop ik toch. De tocht is lastig vanwege het oneffen terrein. We moeten vaak klimmen over gevallen boomstammen, dalen langs steile wanden. Geregeld haalt Sir Piepsalot zijn kaart vanonder zijn hoed om zeker te zijn of we wel de goede weg op gaan.
Na een zware tocht van enkele uren komen we dan eindelijk aan bij de Emmental-iep. “Hier hij dan, daarbinnen ligt de cheddartiara.” Piept Sir Piepsalot. De immense boom valt niet te negeren net zoals de doordringende kaas geur die hier in de lucht hangt. Zachtjes klinkt een soort gerommel, waarvan ik niet direct de oorzaak kan plaatsen. “Binnenin de boom bevindt zich een groots labyrint.” Legt Sir Piepsalot ons uit. “In het midden daarvan ligt de Emmental-kamer. Daar moeten we zien binnen te geraken.” Aandachtig luister ik naar zijn plan. “Zie je die opening daarboven in de iep?” vraagt hij terwijl hij er met zijn degen naar wijst. “Dat is de ingang tot het labyrint.” Sir Piepsalot kijkt snel rond in de omgeving. “Oké, ik zal even kijken of alles veilig is.” Snel en behendig klimt Sir Piepsalot langs de stam van de Emmental-iep naar boven en verdwijnt in de opening. Na enkele minuten zien we hem zwaaiend in de opening verschijnen, om te zeggen dat we naar boven kunnen komen. “Hoe gaan we daarboven geraken? Moeten we ook klimmen?” vraag ik aan Pompidoe. Ik kan absoluut niet zo goed klimmen als Sir Piepsalot. Pompidoe kijkt even bedenkelijk naar de boom. “Hmm, ik denk dat ik wel een andere manier weet.” Zegt hij langzaam terwijl hij nog steeds geconcentreerd naar de boom kijkt. “We moeten gewoon heel even wachten.” Tientallen seconden staan wij daar te wachten. Gewoon zij aan zij. Pompidoe zegt niets en ik stel ook geen vragen omdat ik weet dat ik geen fatsoenlijk antwoord zou krijgen. Op een gegeven moment ben ik begonnen met de blaadjes in de boom te tellen. Ik zat ongeveer bij de honderd wanneer een dof, regelmatig geluid me van mijn concentratie berooft. Ik draai mijn hoofd in de richting van het geluid. Een oranje en groene rups met witte stippen trippelt langzaam, heel langzaam in onze richting. “Daar is onze lift.” Fluistert Pompidoe in mijn oor. Ik kan mijn ogen niet van het kleurrijke wezen afhouden. Langzaam, heel langzaam loopt de rups aan ons voorbij. Hij heeft een pluizige, glanzende vacht en is maar half zo groot als ons, maar wel minstens 10 keer zo lang. Al weet ik niet of dat veel betekent aangezien wij zelf maar zo groot als een muis zijn. Pompidoe tilt me op en zet me dan op de rug van de rups en springt dan snel zelf achterop. Langzaam, heel langzaam trippelt de rups voort in de richting van de Emmental-iep en langzaam, heel langzaam klimt de rups naar omhoog. De rups klimt steeds hoger en het zicht over het woud van de zeven kazen is prachtig. “Hoe vindt je het?” vraagt Pompidoe wanneer hij dichter bij mij komt zitten. “Prachtig.” Zeg ik zachtjes terwijl ik geniet van het zicht.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen