Opdracht 2: Write to the beat

Muziek en schrijven kunnen best samengaan. Dat zal deze opdracht zeker uitwijzen aangezien we gaan werken aan de hand van songteksten.

Minimum aantal woorden: 1000 woorden
Maximum aantal woorden: 3000 woorden

De exacte bedoeling van deze opdracht is dat je een songtekst uitkiest en deze laat terugkomen in je verhaal.
Schrijf in de hij/zij vorm – verleden tijd.

Wat wordt er verwacht? Er zijn in totaal 15 opties waaruit jullie zelf mogen kiezen. Er geldt een maximum van 2 mensen per optie, wat dus inhoudt dat de laatste persoon nog altijd de keus heeft uit 10 opties.
Zorg ervoor dat je verhaal aan de hand van de songtekst wordt geschreven. Het is niet de bedoeling dat je verhaal ‘losjes’ gebaseerd is; tijdens het lezen moet het duidelijk worden welke songtekst je hebt uitgekozen.
De titel mag niet verwijzen naar de songtekst zelf.

Deze opdracht draait om muziek en dus mogen de officiële videoclips gebruikt worden ter inspiratie!

Mijn liedje is How to save a life, van The Fray

Hij wist het niet

Zijn handen gingen, lichtelijk nerveus, door zijn haren heen. Ze waren vettig en drie dagen al niet gewassen, maar hij had betere dingen te doen. Hij keek zijn beste vriend aan, of eigenlijk wat er van over was. Zijn vriend zijn huid was bleek en zijn ogen waren rood doorlopen.
'Kom op, praat dan met me, Thomas,' zei hij gefrustreerd tegen zijn beste vriend.
Geen enkel teken van leven kwam van Thomas, alleen heen en weer schietende ogen door de kamer heen. Het meest keek Thomas nog naar buiten, door het raam aan de rechterkant. Alsof hij elk moment kon opspringen en verdwijnen in de nacht, misschien dat Thomas dat ook wel zou doen.


Hij was een vriend verloren, zonder het zelf echt door gehad te hebben, want zo snel ging het. Waar het mis gegaan was? Hij had geen idee. Een aantal deuren gingen open en zijn voetstappen weerklonken in de holle gang. De ramen waren vuil en je zou er met gemak een hele tekst in kunnen schrijven, als je dat wilde. Hoewel hij niet dacht, dat iemand er de moeite voor zou nemen, daar was het hier te mistroostig voor.

'Denk je dat ik het niet weet?' vroeg hij aan Thomas. 'Dat ik niet weet hoe je, je voelt?'
Er viel een stilte, waarin alles alleen maar duidelijker werd. Deze situatie was hopeloos en viel niet meer te redden, maar toch probeerde hij het. Hij kon toch niet anders dan proberen zijn vriend te redden? Hij zou er de hele nacht voor opblijven, zolang hij Thomas maar aan het praten kon krijgen. Thomas zijn blik stond nog steeds op eindeloos en er kwam nog altijd geen reactie.
'Thomas, laat me je helpen!'
Hopeloze woorden kwamen uit zijn mond, maar hij kon niet voorbij de muur van Thomas komen. Een muur die hij jarenlang niet had opgemerkt, hij had gedacht dat alles gewoon goed ging. Schijn bedroog blijkbaar.


Af en toe stond er een deur open op de lange gang, waar hier en daar een trillend lichaam lag op een gehavend bed. De vloer was besmeurd met modderige voetstappen en langs de ramen van het gebouw stroomde de regen naar beneden. Aan de ene kant was het hier heel erg stil, maar aan de andere kant was er op dit moment juist alles tegelijk bezig. Alsof je in een bubbel zat waardoor geluid, of überhaupt een waarneming, niet tot je kon doordringen. Alleen was dat niet waar, want op dit moment was er in elke kamer een verandering bezig, elk persoon in die kamer was bezig om zichzelf te veranderen, behalve Thomas.

'Je had er gewoon vanaf moeten blijven,' was het eerste wat hij wilde schreeuwen tegen zijn vriend, maar hij had het al zo vaak gezegd.
O, God, dacht hij bij zichzelf, laat het alstublieft tot hem doordringen.
'Ik ben gewoon niet te helpen, oké?' zei Thomas toen ineens furieus.
Hij gooide met veel kracht de tafel om, die voor Thomas en hem stond. De ogen van zijn beste vriend stonden woedend, maar vooral angstig.
'Dat is niet waar, geef me een kans. We redden het wel,' fluisterde hij, want hij was bang om afgewezen te worden.
Wat hij ook werd, keihard afgewezen.
'Nee! Rot op, ik ben niet zoals jij. Ik geloof niet in dat soort dingen, ik ben gewoon niet te veranderen. Rot op, maak dat je weg komt!'
Waarom was hij gekomen? Het maakte helemaal niets uit, van wat hij zei, van wat hij probeerde uit te leggen. Helemaal niets.


Voor een deur, aan het einde van de lange gang, stopte hij. Even was er een aarzeling, maar toen bracht hij langzaam zijn hand omhoog. Hij klopte aan op de deur en wachtte met een spanning in zijn buik af. Misschien dat als hij toen niet was vertrokken, die avond, dat hij het dan had kunnen voorkomen. Er werd niet open gedaan, zoals hij al verwachtte. Hij nam niet de moeite om beleefd te zijn en opende zelf de deur, waarna hij die binnenstapte en aanschouwde wat hij zag. Amper een verandering sinds de vorige keer, dat hij hier kwam.

Hij stond op, want wat kon hij anders nog doen? Thomas wilde dat hij zou vertrekken en het had geen zin om tegen hem in te gaan, niet als hij in deze staat was. Dan drong niets echt tot hem door en kon je hem ook niets duidelijk maken.
'Oké, ik ga al weg, oké?' zei hij met een verslagen gevoel.
Zijn beste vriend gaf hem geen antwoord meer, keek alleen maar weg, door het raam naar buiten. Weer alsof hij weg wilde rennen, wat waarschijnlijk nog steeds ook zo was. Met trage passen liep hij naar de voordeur, terwijl hij nog een keer achterom keek. Thomas zat daar voor zich uit te staren, hij was allang weer in zijn eigen wereld verdwenen. De wereld die er voor zorgde dat hij helemaal kapot gemaakt werd. Het deed hem pijn om zijn beste vriend zo te zien.


Daar zat hij, Thomas, op de bank uit het raam te staren. Niet meer in zijn eigen kamer, dat was allang niet meer zo. Dit was een kamer in een kliniek voor mensen die afkickten van drugs. Alleen Thomas wilde niet veranderen, of stoppen met drugs te nemen. Hij wilde zijn wie hij was, zonder wie dan ook die hem vertelde, dat hij iets op een andere manier moet doen. Toen hij terugdacht aan het moment, dat hij werd opgebeld door een onbekende, keek Thomas met lege ogen zijn kant op. Zijn ziel is allang verdwenen, verpest door de drugs. Het zag er net zo uit als toen. Hij kwam binnengerend in een ziekenhuiskamer en Thomas lag daar, lijkbleek, aan een infuus en keek met lege ogen voor zich uit. Daarom was hij gebeld, Thomas had teveel drugs genomen en was daardoor in het ziekenhuis beland. Nu zat Thomas in een afkickkliniek, maar de situatie was nog steeds niet veranderd. Waar deed hij het allemaal nog voor? Telkens zag hij weer hetzelfde beeld, zijn beste vriend die op een bank uit het raam staarde. Hij was een vriend verloren, want hij wist niet hoe hij zijn vriend kon redden.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen