[001] The begin
is wat veel mensen doen.
Ze durven het leven niet in de ogen te kijken
en het uit te dagen.
Maar soms zet het leven je klem
en kom je er oog in oog mee te staan en kan
je geen kant meer uit.
Ik ren door de bossen. De wind rukt mijn haar naar achteren. Met een zachte streel over mijn hand laat Saffier merken dat ze langs me loopt. Het is een zacht geruststellende aanraking.
Met een ruk draai ik mijn hoofd opzij als ik de geur ruik. Met een snelheid die geen mensenoog zou kunnen waarnemen draai ik me om en loop een andere richting uit, op weg naar mijn prooi.
Ja, Saffier en ik zijn geen bloedzuigers. Wij jagen op dieren. Het is ook handig, want we vallen zo niet op. Als we op mensen zouden jagen zou de Volturi ons zeker al opgemerkt hebben.
Ik probeer mijn grom in te slikken. Het is de tijger van de vorige keer. Deze keer bijt ik je keel door. Is de gedachte die als eerste door mijn hoofd spookt.
Deze keer laat ik je niet ontsnappen.
Ik klim de berg op achter het dier terwijl het van het water drinkt. Ik werp een boze blik op Saffier als ze achter me aan komt. Deze is van mij. Maak ik haar met mijn blik duidelijk en ze knikt amper waarneembaar.
Ik spring van de bergwand en land recht op de rug van de tijger en zet mijn tanden in zijn spartelende lichaam.
Als er nog maar een beetje inzit wenk ik Saffier naar me toe. “Jij mag de rest van deze.” Zeg ik. Ze grijpt het dier uit de lucht als ik het gegooid heb en zet haar tanden erin. Met gulzige slokken zie ik haar slikken.
“Waarom nam je zoveel?” Moppert ze daarna.
“Door jou had ik hem de vorige keer niet kunnen aanvallen.” Zeg ik terwijl ik mijn armen overeen sla. Saffier draait me mopperend haar rug toe en begint te rennen. Met gemak huppel ik haar achterna op zoek naar onze volgende prooi.
Als we thuis terug aankomen val ik met een plof in de zetel. “Hoelang blijven we nog hier, Saf?” Vraag ik Saffier.
“Nog… vijf dagen.” Zegt ze terwijl ze langs me komt zitten.
“Aurora, gedraag je eens als een meisje. Je bent mijn oudere zus en ik kijk naar je op.” Ik kijk haar met een trieste blik aan. Als ze doorheeft waar ik aan denk krijgen haar ogen tranen. Soms ben ik jaloers dat zij het kan, en ik niet.
Ik sla mijn armen om haar heen en trek haar in een omhelzing. Haar hoofd rust even op mijn schouder en verstopt zich dan in mijn haren terwijl ik haar hoor sniffen. Ik streel over haar rug tot ze na een uur stopt en terug recht komt zitten met ogen die bloeddoorlopen zijn.
Als ik nog menselijk was, zou ik in huilen uitbarsten. Het verlies, en hoe mijn zus lijd is me allemaal teveel.
Eén enkele rode druppel weet zich in mijn oog te verschijnen, die over mijn wang rolt. Ik zie Saffier ernaar kijken, de weg ervan over mijn staalharde wang volgen tot hij mijn mond naar binnen glijd.
Een deur die openslaat zorgt ervoor dat Saffier en ik opkijken. Een vrouw van gemiddelde lengte stapt naar binnen. Haar haren hangen net op haar schouders en hebben een oranje kleur. Haar ogen zijn felrood.
Ik spring recht en val in de armen van Destiny.
“Destiny?” Roept Saffier, haar stem klinkt al wat vrolijker.
Ik maak me los uit mijn omhelzing met haar en zie het gezicht van Saffier opklaren. “Hoi, Saf.” Zegt Destiny terwijl ze elkaar een knuffel en een kus geven.
“Heb je nog nieuws?” Vraagt Saffier.
Destiny haar gezicht word opeens staalhard en ze gaat op een van de zwart-beklede zetels zitten. Ze gebaart dat wij ook moeten gaan zitten, en dat doen we dus ook.
“Ik ben bang dat ze erachter zullen komen.” Zegt ze.
Haar blik kruist eerst de mijne en dan die van Saffier en dan weer terug bij mij waar hij blijft hangen. “Het zou er ooit van komen, ze zouden ooit aan je gave ontsnappen.” Zegt ze. Ik knik triest.
“Maar… ik weet misschien ergens waar jullie hulp kunnen vinden.” Zegt ze. “Zij kunnen er misschien voor zorgen dat jullie niet ontdekt worden.”
Destiny gaat kaarsrecht zitten.
“Wie?” Vraag ik, haar nog steeds aankijkend.
[center][/center]
Reageer (6)
Nu wil ikke oowk weten wie Jij verder?
1 decennium geleden