Foto bij hoofdstuk 6: De eerst jacht.

en weer verder.
plaats aljullieblieft een reactie over wat jullie er van vinden!

19/01/2001. De blokhut in Denali.
Nadat Kate dat zei, kwamen ook Tanya Carmen dichterbij. Carmen kwam eerst en ik stak mijn hand uit. Zij pakte die voorzichtig aan en keek naar me. Er kwam een klein lachje om mijn mond, en zij kreeg er ook een, terwijl mijn lach groter werd.
‘Anders.’ Zei Carmen en ze liet mijn hand los. Ze keek opzij naar Tanya die wel dichterbij was gekomen, maar op veilige afstand stond.
‘Kom Tanya.’ Zei Carmen. ‘Als ze echt zo was, had ze Kate al aangevallen.’
Tanya vond dat niet zo leuk om te horen, want haar gezicht betrok even. Toch kwam ze langzaam, voetje voor voetje, naar mij toe.
‘Ik zal je niks doen, Tanya.’ Zei ik tegen haar.
Tanya kwam dichterbij en ik stak mijn hand voorzichtig uit. Tanya stopte met lopen en keek naar mijn hand, naar mijn gezicht, naar Alice, naar Kate die bemoedigend knikte, weer naar mijn gezicht, waar nu een glimlach op stond, en terug naar mijn hand.
Heel langzaam kwam Tanya’s hand omhoog en pakte de mijne. Haar adem stokte en ze keek mij aan. Ik lachte naar haar en ze lachte tot mijn grote opluchting terug. Ze liet mijn hand los en ging naast Kate staan, terwijl ze naar Irina keek die op de trap zat met een gezicht die vol stond van pijn en verdriet.
‘Wat vind je Eleazar?’ Ik keek om naar Carlisle die zijn aandacht had gericht op Eleazars antwoord, terwijl Eleazar naar mij bleef kijken met een denkende blik.
Opeens had ik geen aandacht meer, maar was iedereen gericht op wat Eleazar ging zeggen. Ik wist wel waar Carlisle het over had. Of ik hier mocht blijven en me bij deze familie mocht voegen.
‘Wat vind jij Carlisle? Ze kan anders met jullie mee.’ Eleazar had zich tot Carlisle gewend.
‘Ik zie geen reden waarom het niet zou kunnen.’ Zei Carlisle.
‘Dan denk ik dat we het daar over eens zijn.’ Zei Eleazar en hij keerde zich weer naar mij.
‘Welkom bij de familie, Renate.’
Ik kreeg een lach van oor tot oor.
‘Echt?’ Vroeg ik ongelovig.
‘Echt.’ Zei Eleazar.
Ik keek naar Carlisle, naar Esmé, naar Jasper, naar Tanya, naar Kate, naar Emmett, naar Rosalie, naar Eleazar, naar Alice en naar Irina. Zij was de enige bij wie geen lach op haar gezicht stond.

Een week later.
Ik had het goed bij deze familie. Omdat er niet meer kamers over waren, mocht ik bij anderen op de kamer. De eerste dagen bleef ik liever bij Alice en Jasper op de kamer, maar dat werd nog al vol. Dat lag ook aan het geen dat ik nog in de groei was. Iets wat Carlisle erg interessant vond.
Na drie dagen mocht ik bij Tanya op de kamer intrekken en dat ging prima.
Er werd van alles geregeld voor mij en iedereen paste zich aan mij aan.
Er werd een bed voor mij gehaald, zodat ik gewoon kon slapen als ik moe was, en ik mocht samen met Esmé, Alice en Rosalie de stad in, om nieuwe kleren te halen. Ik groeide snel uit mijn kleren.
Ook ging ik samen met Tanya en Kate naar de stad, om teken gereedschap te halen, zodat ik mij kon vermaken.
Ze deden veel voor me. Meer dan ik van ze kan vragen.
Iedereen leek het goed te doen met mijn intrekking, behalve Irina. De dagen nadat ik was aangekomen, had ze zich opgesloten in haar kamer.
Ik voelde me schuldig omdat het mijn schuld was dat zij zich ellendig voelde.
‘Het komt wel weer goed met haar.’ Had Edward gezegd tegen mijn onuitgesproken gedachten. ‘Het heeft even de tijd nodig om het te beseffen.’
Ik had geknikt maar ik voelde me er niet beter van.

Weer een week later.
Het was een zonnige middag en ik zat rustig te tekenen aan het bureau die in de kamer van Tanya, en nu ook de mijne, stond, toen het gebeurde.
Ik liet mijn potlood vallen en greep naar mijn keel.
Het brandde alsof hij in lichterlaaie stond. Deed pijn alsof er honderden messen in werden gestoken. En niets kon het stoppen.
Ik hield mijn adem in. Zo erg had ik het nog nooit meegemaakt. Ik wist niet wat ik moest doen. Het was natuurlijk al een hele tijd geleden dat ik had gejaagd, en mijn keel bleef natuurlijk altijd branden, maar ik had het nooit laten merken. Ik was bang voor Irina’s reactie, en misschien ook wel die van de anderen, maar het meest voor die van Irina.
Natuurlijk was mijn dorst aanval niet ongemerkt gebleven. Omdat wij vampiers alles horen, maar ook omdat er een gedachten lezer beneden zat.
Ik hoorde Edward tegen Carlisle praten.
‘Carlisle, ik geloof dat er hier iemand vreselijke dorst begint te krijgen.’ Edward zie het alsof hij het over een voetbal wedstrijd had dat vanavond op de televisie kwam.
Ik hoorde dat iedereen opeens in actie kwam. Carlisle begon snel met Jasper te praten over waar en gejaagd zou worden en wie er mee ging.
Ik hoorde Alice, Tanya en Esmé naar boven komen en binnen know time stonden ze in de kamer.
Ik had me al die tijd niet bewogen, dus mijn handen lagen nog steeds op mijn keel. Ik keek op toen Alice binnen kwam.
‘Je moet jagen.’ Zei ze.
Ja, dacht ik bij mezelf, alsof ik dat nog niet door had. Maar ik begreep wel wat ze bedoelde.
Esmé en Tanya stonden achter haar en keken een beetje bezorgt.
‘Waar jaag je op?’ Vroeg Esmé. Haar stem stond net als de ogen van Tanya. Behoedzaam.
‘Dieren, hoezo?’ Vroeg ik, terwijl Alice mij op tilde.
De blik van Tanya ontdooide.
‘Ik had niet verwacht dat antwoord te horen.’ Zei ze.
‘Waar jagen jullie dan op?’
‘Wij jagen ook op dieren.’ Zei Esmé. ‘Ik denk dat wij de enige vampiers zijn die dat doen.’
‘Waar jagen jullie dan?’
‘Hier in de buurt of in de bossen.’ Antwoorde Tanya. ‘Ligt eraan waar het lekkerste wild is.’
Onwillekeurig moest ik hierom grijnzen en Tanya grijnsde met me mee.
‘Komen jullie nog?’ Word er van beneden geroepen. ‘We willen weg.’
Ik wurmde me los uit Alices greep en sprong op de grond, waar naar ik tussen de benen van Esmé door rende op weg naar de trap.
Beneden aangekomen, stonden Emmett, Jasper, Carlisle en Rosalie te wachten in de deur opening, tot wij ook beneden waren.
Ik rende gelijk naar Jasper toe, die mij optilde en mij op één arm mee nam naar buiten, met Alice aan mijn andere kant.
‘Waar gaan we naartoe?’ Vroeg ik aan Jasper.
‘Naar de bossen hier in de buurt.’ Zei Jasper. ‘De dieren zijn daar best lekker.’
‘Wat voor een wild is daar?’
‘Van alles.’
‘Ook panters of tijgers of bergleeuwen of cheeta’s of…’
‘Ho, ho, ho.’ Zei de stem van Carlisle lachend achter ons terwijl Emmett, die naast Carlisle liep, schudde van het lachen. ‘Zoveel wild is hier nou ook weer niet te vinden. Hoe weet jij eigenlijk al die dingen?’
‘Ik heb veel kleurplaten van wilde dieren ingekleurd. Dan zei mijn vader altijd wat voor een dier het was.’
‘Dat je dat nog weet.’ Zei Carlisle.
‘Kom Carlisle.’ Zei Emmett. ‘Nu is er geen tijd om te denken. Nu is het tijd voor jagen.’ Hij schoot naar voren en verdween tussen de intussen zichtbare bomen.
Ik sprong uit Jaspers armen en rende achter Emmett aan. Algauw rende Jasper en Carlisle naast me en Alice en Rosalie achter ons.
Emmett had al een hele voorsprong en mijn snelheid was langzamer dan die van de anderen, dus besloot ik maar mijn sterkste punt te gebruiken.
De bomen!
Ik sprong over Jasper naar de dichtstbijzijnde tak en sprong naar de volgende bomen, terwijl ik steeds een takje hoger ging.
Al snel kwam ik dichter bij Emmett en gingen de anderen ook wat harder rennen.
‘Dat doe je niet slecht, kleine.’ Zei Emmett terwijl hij achterom keek. ‘Eens kijken wat voor een vangst jij binnen kan halen.’
Hij ging weer een tandje sneller en ik ging hem ook sneller achterna.
Op de rand van een open plek stond hij stil. Nieuwsgierig keek ik vanaf drie meter boven de grond, hoe Emmett zich concentreerde op zijn jacht.
Jasper ging naast hem staan en keek rond, net als Carlisle, Rosalie en Alice. Ze hadden allemaal dezelfde blik in hun ogen.
Dorst! Al was de blik van Carlisle wel minder angstaanjagend dan die van Jasper en Emmett.
Ik ging me ook maar concentreren op de jacht.
Ik keek rond of ik iets zag bewegen in het stuik gewas.
Ik snoof om te ruiken wat voor een wild er hier rond liep.
Ik luisterde om te horen welk wild dier er het dichtstbij was.
En dat hielp!
Ik sprong van mijn tak op de grond en sjeesde tussen de bomen door, een verbaasde Emmett, Carlisle en Rosalie en een lachende Alice en Jasper achterlatend.
Ik wist precies wat ik hoorde. Het geluid van zachte poten op een ondergrond van mos, bladeren, takjes en bloed. Het bloed van de prooi van mijn prooi.
Ik hoorde zij ademhaling nu al en zijn hart die bonkte.
Dat hart. Dat hart dat al dat verse bloed door het lichaam popte. Het zette mijn keel in de fik.
Ik rende zo snel mogelijk en concentreerde me alleen maar op het geluid van het hart van mijn prooi dat steeds harder klonk in mijn oren, omdat ik dichterbij kwam.
Ik was zo gefocust op dat geluid, dat ik niet had gemerkt dat de anderen achter mij aan waren gegaan. Ik merkte het pas toen Emmett en Jasper opeens voor mij sprongen. Ik schrok me rot en gelijk was ik mijn concentratie kwijt, waardoor ik door een boom knalde, tegen een rotsblok botste, achteruit viel, weer opsprong en nog voordat de anderen waren gestopt, de boom in sprintte om mijn jacht te vervolgen, maar dan op z’n manier dat ik zeker wist dat niemand mij meer voor de voeten zou gaan lopen.
Emmett en Jasper waren alweer een stuk verder, maar ik vertikte het om mijn prooi te laten weggrijpen door een stelletje aasgieren.
Snel sprong ik van boom tot boom en concentreerde me weer op het geluid van mijn prooi, probeerde te achterhalen wat voor een dier het was en rook welk dier mijn prooi als lunch had.
Mijn prooi was groot, had een staart en aan zijn poten zaten scherpe nagels.
Een katachtige dus.
Eens zien, geen cheeta, geen panter, geen tijger en geen poema. Dat stond vast.
Het eerste wat me te binnen schoot was “bergleeuw” maar dat moest nog ontdekt worden.
Ik sprintte verder en rende precies tussen Emmett en Jasper en Carlisle, Rosalie en Alice in.
Het geluid van mijn prooi werd harder. Hij zelf ook door dat er iemand in de buurt was. Zijn poten gingen in een verdedigende positie staan en zijn staart bewoog niet meer, maar stond stil naar beneden.
Nog maar z’n honderd meter te gaan. Ik kon hem al zien. Het was inderdaad een bergleeuw, zijn goud- gele vacht stond bij zijn nek overeind.
We waren nu zo dichtbij dat ik zijn ader zag kloppen in zijn hals en de angst kon zien in zijn ogen.
Hij begon door te krijgen dat hij ook lunch werd, maar dan wel mijn lunch.
Mijn prooi zette het op z’n lopen. Mooi, want een prooi die alleen maar stil stond en niks deed om zich te verdedigen, is een makkelijke prooi. Een saaie prooi.
Aan een prooi die moeite deed om zich te verdedigen, had je meer. Die heeft nog de angst in zijn bloed zitten, die je na die tijd nog kan proeven. Heerlijk!
De bergleeuw rende zo hard hij kon, een keek af en toe achterom, over zijn linker schouder. Hij keek dus naar Emmett en Jasper en had niet door dat ik via de bomen steeds dichterbij kwam. Ik was er bijna en dat hadden de andere ook door.
Carlisle, Alice en Rosalie waren gestopt met de bergleeuw achterna zitten en stonden te kijken hoe ik het deed. Jasper was gefocust op de bergleeuw, maar zijn snelheid ging steeds wat omlaag. Alsof hij mij die bergleeuw wauw geven. Af en toe gleden zijn ogen ook over de bomen.
Emmett daarin tegen had alleen maar oog voor zijn prooi. Míjn prooi! Hij had een grijns op zijn gezicht. Hij zag dit waarschijnlijk als een spel. Ik was gewoon een nieuwe uitdaging. Hij keek zeker of ik dat beest eerder te pakken kon krijgen dan hij. Nou daar kon hij op rekenen.
De bergleeuw was nog maar op vijf meter afstand. Het was gewoon makkelijk. Ik keek opzij naar Emmett en hij keek opzij naar mij. Allebei gaven we elkaar een laatste grijns en keken weer naar de bergleeuw. Ik wachtte niet langer, zette me af tegen de tak en schoot naar de keel van de bergleeuw.
Emmett had het door en schoot er ook op af. Net voor ik de prooi te pakken had, stootte hij hem weg en rolde ik over de grond. Ik keek opzij en zag dat Emmett ook op de grond lag, valk naast me. De bergleeuw lag tien meter verder op de grond. Zo te zien had Emmett zijn halve torso gebroken. De bergleeuw keek op en gromde naar ons. Het was een flauwe grom. Dat kon ik beter. Een lange, zachte, maar sterke grom verliet mijn keel. Hij was zo sterk dat Jasper stopte met rennen, Carlisle, Alice en Rosalie hun adem inhielden en dat zelf Emmett even opzij keek, met een verbaasde blik in zijn ogen.
Meer tijd had ik niet nodig. Zijn verbaasdheid had mij de tijd gegeven om mij naar de bergleeuw te springen. En nog voor Emmett kon reageren, had ik de bergleeuw tegen de grond geduwd, zijn kop omhoog gedaan en mijn tanden in zijn malse keel gezet.

Reageer (5)

  • Ashton5SOS

    Geniaal Renate!! (H)
    Je schrijft echt geweldig!! :)
    Groetjes,
    Amber!! xD

    1 decennium geleden
  • Manibus

    Snel ver indd

    1 decennium geleden
  • Sonyara

    whahaha geweldig zo'n klein ding zo'n groot beest:P

    1 decennium geleden
  • Tyche_

    SNEL VERDER!!!!

    1 decennium geleden
  • MorningRed

    VERDER

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen