Foto bij 08. Bad dreams

Nat van het zweet schoot ik overeind. Mijn grote ogen priemde in de duisternis en probeerde er enigszins aan te wennen terwijl ik mijn ademhaling wat rustiger probeerde te krijgen. Het was alleen maar een bizarre, onechte nachtmerrie, moest ik steeds tegen mezelf zeggen. Het was zo vreemd geweest. Ik legde mijn hand op mijn hoofd en haalde diep adem. "Het was niet echt Kathie..." Prevelde ik terwijl ik mijn deken van me afsloeg en naar de badkamer liep voor een glaasje water.
Mijn spiegelbeeld staarde me onbekend en moe aan, net zoals ik me in mijn droom had gevoeld. Ik draaide de kraan open en vulde een glas met water. Net toen ik een slok wilde nemen bedacht ik me opeens dat het raar was dat ik plotseling thuis was. Achterdochtig keek ik om me heen. Hoe kon dat? "Kathie, niet zo idioot wantrouwig zijn om alles..." Ik merkte hoe stom het was dat ik tegen mezelf aan het praten was. Ik nam me voor om het morgen gewoon aan mijn ouders te vragen, waarschijnlijk was ik al die tijd bewusteloos geweest. Was dat niet lang? Ik rolde met mijn ogen, wat had ik mezelf nou net voorgenomen? Er was niets om me zorgen om te maken. Ik liep terug naar mijn kamer en verdronk mezelf in mijn heerlijk zachte dekbed. Ik rilde en wreef over mijn armen heen om het een beetje warmer te krijgen. Welke idioot zette in de nacht de verwarming uit als het buiten min twintig was? Het voelde alsof het min twintig was... Het lukte niet echt om het warm te krijgen dus besloot ik de verwarming hoger te zetten. Met tegenzin stapte ik alweer mijn bed uit en liep op mijn tenen over de koude tegels van de trap naar beneden. Rillend haastte ik me naar de thermostaat, ging op mijn tenen staan en wierp een blik op het schermpje. Eenentwintig graden? Hoe kan dat nou weer? Zo eigenwijs als ik was, draaide ik de knop rechts en zette hem een paar graden hoger. Ik ging toch niet over de rekening. Daar hoefde ik me trouwens ook geen zorgen over te maken, mijn ouders werkte constant en er moest toch iets gebeuren met het geld? Ik fronste. Stel nou dat dat het enige voordeel was wat ik kon bedenken van ouders die hun kind inruilen voor hun kantoor? Het was tenminste iets. Ik slaakte een zucht en had eigenlijk gepland weer snel naar boven te lopen en mijn bed weer in te duiken, maar die planning viel in het water doordat ik het niet kon laten een blik uit het gigantische raam in de woonkamer te werpen. Het leek wel alsof ik -alweer- gevangen was door de bomen, alsof het me riep. Maar dit keer was het toch iets anders wat mijn aandacht trok. Als in een trans liet ik me lijden. Alle gedachten gleden van me af. Daar waren alleen ik, alleen ik, het bos en... de maan. De mooie, grote volle maan die mijn blik maar niet los kon laten. Met langzame passen liep ik op de vensterbank af en zakte neer in de stoel die voor het raam stond, nog altijd starend naar wat mijn interesse had getrokken.
Ik wist niet hoeveel tijd er was verstreken, maar plotseling werd ik wakker geschud. Het leek net alsof ik me weer in een droom had bevonden. Ik knipperde snel met mijn ogen en schudde mijn hoofd heen en weer, terwijl de tranen om de een of andere reden maar niet wilde stoppen met vloeien. Zwaar adem halend scheurde ik mijn blik los en verborg mijn gezicht in mijn handen. Voor de zoveelste keer voelde ik me zo ontzettend rot. Voelde ik me zo stom dat ik niet eens een beetje controle kon uitoefenen op mijn eigen leven. Zo stom omdat ik gewoon niet kon zeggen waarom ik huilde als een klein kind. Snikkend zat ik daar en was ik van plan nooit meer op te staan. Maar dat kon niet, dat wist ik. En ik wist ook dat ik de maan en het bos niet langer kon blijven negeren, op een dag moest ik voldoen aan de eisen die ze me stelde. Maar hoe kon ik daaraan voldoen, als ik niet eens wist wat die eisen waren? Misschien moest ik weer terug, terug in de situatie in waar ik me net bevond. Ik knikte en haalde diep adem, net zo lang tot ik niet meer trilde. Ik hief mijn hoofd en keek op, naar de maan. Zoals ik al had verwacht gebeurde er precies hetzelfde als de vorige keren, mijn intuïtie of wat het dan ook was wat me dit liet doen, nam de controle van me over en liet mijn gedacht van me af glijden. Nadat dat gebeurd was, leek ik het te accepteren, leek ik niet meer te gaan huilen.
Het volgende moment lag mijn hand op de koude klink van de achterdeur en duwde ik hem open. (Me helemaal niet verbazend over het feit dat deze niet op slot zat.) De wind sneed meteen als een keukenmes door me heen en ik viel rillend neer op de grond, mijn vingers krassen achter latend in het harde zand. Ik wist niet wat het van me wilde, maar het werkte, het had me helemaal in zijn greep.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen