Foto bij hoofdstuk 4: Nieuwe vampiers

en hoofdstuk 4 is af!
het gaat een beetje langzaam maar ik doe mijn best!
veel leesplezier!!!!!!
(reacties zijn superwelkom!)

18/01/2001. De weg vanTexas naar Denali.
Het was donker en het enige licht kwam de gloeiende rode ogen, die ergens halverwege de lucht zweefden. Een zacht gesis kwam uit het donker naar me toe drijven. Het maakte me bang. Ik keek om me heen en zag achter me in de verte heel lichtjes een paar karamel achtige vlekjes glinsteren. Dat gaf me wat hoop en ik wilde opstaan om er naartoe te gaan. Opeens voelde ik dat twee ijskoude handen me bij mijn buik pakte. Een mierzoete stem kwam uit het duister naar mij toe. ‘En waar gaan wij naartoe?’ Ik herkende de stem. ‘We kunnen jou niet zomaar laten gaan.’ Het was de stem van Jane en meteen voelde ik woede en angst. Ik wilde in haar handen bijten maar ze had me daarvoor te stevig vast.
‘Laat me gaan!’ Mijn stem galmde door het duister en ik probeerde een verwoede poging om los te komen uit deze ijzeren greep.
‘Nee, nee.’ Zei Jane. ‘Daar ben je te gevaarlijk voor. Kinderen zoals jij moeten uitgeroeid worden!’
Opeens veranderde het tafereel. Het duister was weg, maar de karamel ogen ook. Daar ging mijn hoop en nam mijn angst het van mij over. Een paar meter voor me barste de grond uiteen en kwam een vurige stroom tevoorschijn.
‘Zwaai maar dag met je kleine handjes.’ Zei Jane terwijl ze naar de afgrond liep. Ze hield me voor haar uit tot ze bij de afgrond was. Ik voelde de warmte van het vuur over mijn lichaam en ik begon te trillen. Nu werd nu echt doodsbang.
‘Nee, alstublieft!’ Gilde ik nog, maar het was te laat. Jane liet me naar beneden vallen en ik voelde de wind langs mijn oren suizen terwijl ik steeds dichter bij het loei hete vuur kwam.


Met een schok werd ik wakker en ging rechterop zitten. Nog steeds voelde ik de wind langs mijn oren, alleen merkte ik dat het niet meer warm was. Het duurde even voor ik door had waar ik was. Ik was niet meer op de bank bij Peter en Charlotte. Ik lag wel op Alice, dat wist ik zeker, alleen was het verschil dat ik niet meer op haar schoot lag, maar op haar rug. Alice en Jasper rende naast elkaar in een bos. De bomen gingen snel voorbij en ik voelde de takken als veertjes langs mijn huid strijken. Ik voelde de opluchting door mijn lichaam stromen. Het was maar een droom geweest en de angst ging over in veiligheid.
‘Wat is er, kleine?’ Ik schrok van Jaspers stem en keek hem aan.
‘Nachtmerrie.’ Zei ik terug.
‘Vandaar dat je zo zat te trillen en piepen.’ Zei Alice. ‘Ik dacht even dat het door mij kwam.’
‘Natuurlijk niet.’ Zei ik met verbaasde stem. ‘Waarom zou ik van jou gaan trillen en… was ik aan het piepen?’
‘Ja,’ Zei Jasper met een grinnik in zijn stem. ‘Als een klein hondje die op zijn eten aan het wachten was.’
Oh fijn. Dus nu piep ik ook nog in mijn slaap. Ik moet daar echt vanaf kikken!
‘Waarom zijn we eigenlijk niet meer bij Peter en Charlotte?’ Dat vroeg ik om op een ander onderwerp over te gaan. Het werkte.
‘Heb je enig idee hoelang je hebt geslapen?’ Vroeg Jasper.
‘Nee, hoezo?’
‘Twee dagen. En dat terwijl je daarvoor ook al had geslapen.’
‘Ik was gewoon moe van dat rennen.’ Zei ik verdedigend. Waarschijnlijk trok ik daar een raar gezicht bij want Jasper begon weer te lachen.
‘Wat is daar zo grappig aan?’
‘Je bent een pittige jongedame.’
‘Dankje!’ Ik kreeg weer een lachje op mijn gezicht en keek naar voren.
‘Waar gaan we naartoe, Alice.’ Ik vroeg het aan Alice om Jasper dwars te zitten. Maar hij begon weer te grinniken. Jammer.
‘We gaan naar Denali.’ Antwoorde Alice.
‘Naar jullie familie.’ Het was niet echt een vraag, maar meer een bevestiging.
‘Ja.’
Ik zuchtte.
‘Mag ik zelf lopen?’ Dan kan ik mezelf een beetje onder controle krijgen, dacht ik erachteraan.
‘Tuurlijk’ Zei Alice.
Ze stopte, ik stapte af en zuchtte diep.
‘Je hoeft heus niet bang te zijn voor onze familie hoor.’ Zei Jasper.
‘Ben ik ook niet.’ Zei ik eigenwijs terwijl ik een aanstalte maakte om te rennen.
‘Ik ben alleen een beetje zenuwachtig.’ Zei ik en rende weg. Nog geen seconde nadat ik was vertrokken, haalde Alice en Jasper mij al in. We gingen wel een stukje langzamer, want zo snel was ik nog niet.
‘Je hebt nog geen enkele vraag gesteld.’ Zei Jasper. ‘Dat is nieuw.’
‘Hoe zouden de anderen reageren?’ Vroeg ik. Ik keek naar Jaspers gezicht waar een speelse lach om zat.
‘Ik denk dat ze je eerst moeten leren kennen.’ Zei Alice. ‘Maar daarna zullen ze je vast en zeker heel aardig vinden.’
Ze zag vast mijn betrokken gezicht want ze zei nog:
‘Ik weet zeker dat Esmé en Carlisle je bij onze familie willen hebben.’
‘En de anderen dan? Wat als zij mij niet mogen? Wat nou als ik word weg gestuurd?’
We waren ondertussen al een tijdje in de sneeuw aan het rennen en we stonden stil op een berg die uitzicht bood aan het prachtige witte landschap. In dat landschap stond een grote blokhut, waar gerust een stuk of 15 mensen, of in dit geval vampiers, konden wonen.
Ik keek ernaar met een brok in mijn keel.
‘Ga jij maar vast.’ Zei Alice fluisterend tegen Jasper. ‘Wij komen zo.’
Jasper rende naar de blokhut en liet Alice en mij achter.
Alice ging naast mij zitten en trok mij op haar schoot.
‘Ik beloof je dat je geaccepteerd word in de familie.’ Zei ze serieus terwijl ze diep in mijn ogen keek.
‘Maar wat als…’ Begon ik.
‘Je denkt veel te laag over jezelf. Je bent een lief, prachtig en pittig meisje, met bijzondere gaven. De eerste stap is altijd het lastigst, maar je moet hem wel zetten. Dus, ga je mee?’
Ik knikte en we stonden op.
Alice rende naar beneden, maar ik gleed van de berg, alsof ik op een snowboard stond.
Alice wachtte al op me onder aan de berg. Ik pakte haar hand en samen liepen we naar de blokhut.

Toen we bij de deur waren, werd deze al open gedaan. Ik ging langzamer lopen, maar Alice trok me een beetje mee zodat ik nog wel vooruit kwam.
We gingen naar binnen en Jasper ging gelijk naast Alice staan. Hij had de andere vampiers al dingen verteld, dat wist ik zeker, maar het was toch een beetje verontrustend, dat 10 vampiers ons stonden op te wachten.
Ik liet Alices hand los, klampte me vast aan haar been en keek angstig naar de kamer met de vampiers.
De kamer zelf was leuk en knus ingericht. Er stond een grote houten salontafel in het midden van de kamer met daaromheen banken en stoelen van een zacht soort leer. Tegen de linker muur brandde vuur in een openhaard, die eigenlijk niet zo open was als die hoorde, met daarboven een grote televisie.
Rechts tegen de muur, was een grote houten trap die naar de bovenverdiepingen leidde en onder de trap was een soort gang. Aan het einde van die gang kon je net een stukje van een, zo te zien nooit gebruikte, keuken zien.
Ik keek weer terug naar de salontafel met de leren banken en stoelen.
Op de dichtstbijzijnde bank zat op de leuning een vrouw niet ouder dan achtentwintig, met donkerbruin haar en karamelachtige ogen, net als Alice en Jasper.
Gelijk achter haar, zat een man, ook ergens in de twintig, met blond haar en karamelachtige ogen. Hij hield de hand van de vrouw voor hem vast, en ze hadden alle twee een sneeuwwitte huid.
Op de bank achter de salontafel, zaten ook een man en een vrouw. De man had donker haar, net als de vrouw, en ze hadden alle twee karamelkleurige ogen en een olijfachtige huid.
Achter de bank stonden een jongen en meisje van een jaar of 17, 18, met alle twee een sneeuwwitte huid en ook karamelkleurige ogen.
Het meisje had lang blond haar, dat in krullen langs haar gezicht viel. Haar blik had iets ijdels, maar ook iets angstigs.
De jongen had kort zwart haar, twinkelende ogen en een grijns op zijn gezicht.
Dat beviel me wel.
Tegen de muur acht de jongen en het meisje, stond een andere jongen.
Hij had bronskleurig haar, en ook een sneeuwwitte huid en karamel ogen.
Zijn blik was anders en strak op mij gericht. Ondoorgrondelijk. Alsof hij mijn gedachten aan het lezen was.
Mijn blik ging verder, en stopte bij de trap.
Op de trap zaten drie vrouwen, ook ergens in de twintig, met een sneeuwwitte huid en een angstige blik in hun, jawel, karamelkleurige ogen.
Het leek alsof ze echt bang waren.
Ik wist het wel! Ik was hier helemaal niet welkom. Alice had zich vergist. Ze mogen mij niet, ik word weggestuurd en begin weer van voor af aan met een eenzaam leven.
De jongen tegen de muur lachte zachtjes en mijn blik flitste snel even naar zijn gezicht. Hij had een kleine lach op zijn mond en zijn ogen stonden alsof hij werkelijk mijn gedachten had gehoord.
Mijn blik ging weer naar de drie vrouwen op de trap. Ze keken alle drie ook naar de jongen tegen de muur.
De vrouw die het verst van de muur af zat, keek weer naar mij.
Ze had krullend wit haar en een vriendelijk gezicht. Tenminste, dat denk ik als ze niet zo bang keek, al keek ze wel minder bang dan de andere twee.
De vrouw naast haar, had stijl wit haar dat lang haar gezicht viel. Haar ogen stonden nog wel heel angstig.
Maar de meest angstaanjagende blik, kwam van de laatste vrouw.
In haar blik was niet alleen angst te zien, maar ook woede en verdriet.
Haar blik paste absoluut niet bij haar uiterlijk. Haar haar, dat minder wit dan dat van de andere twee, zat in een knot op haar achterhoofd, zodat ik het niet kon zien.
‘Dit is dus Renate.’ Het was Jasper die het zei. ‘Ze is echt niet wat jullie denken dat ze is. Ze is anders.’ Die zin zei hij vooral tegen de drie vrouwen op de trap. Waarom zou hij dat doen? Het hielp in ieder geval niet, want de vrouw die het dichtst bij de muur zat, keek woedend naar Jasper.
‘We zien het toch zelf!’ Zei ze met woedende stem.
‘Kijk nog eens goed naar haar.’ Dit keer was het Alice die wat zei. ‘Wat zie je anders aan haar dan dat je zou verwachten?’
‘Blauwe ogen.’ Het was de man met de blonde haren die op de bank zat. Zijn stem klonk niet als die van de vrouw op de trap. Zijn stem klonk… aardig? Onderzoekend? Nee, hij zei dit met veel interesse. Dus dan moest dat Carlisle zijn, afgaand op wat Alice en Jasper hadden gezegd over dat Carlisle mij wou onderzoeken en ik nog steeds geen antwoord had op de vraag waarom.
‘Ze heeft een andere reactie dan ik heb gezien bij de andere kinderen.’ Ging Carlisle, denk ik, verder. ‘Heeft ze zo ook gereageerd toen jullie haar vonden.’
‘Ja.’ Zei Jasper. ‘Ze heeft ons ook dingen verteld over haar transformatie en hoe ze het jaar dat ze alleen was heeft overleeft. Als ze dat jou verteld,’ O nee hè nou moest ik dingen gaan vertellen! ‘kan je misschien daaruit dingen afleiden, Carlisle.’ Ha, dus dat was Carlisle. Één punt voor mij.
‘Hmmm.’ Carlisle kwam van de bank af en ging op zijn hurken voor Alices benen en mij zitten.
‘Kun je mij wat dingen vertellen, Renate.’ Vroeg Carlisle op lieve toon, terwijl hij zij hand naar mij rijkte.
Ik keek hem aan in zijn karamel ogen. Zijn gezicht stond erg vriendelijk en ik snapte wat Alice bedoelde met dat Carlisle en Esmé mij wel mochten.
Esmé. Dat was waarschijnlijk de vrouw met de donkere haren de op de leuning zat.
Ik keek even naar haar, en weer terug naar Carlisle, die nog steeds zijn hand had uit gestoken.
Ik keek even naar Alice boven me en die gaf mee een bemoedigend knikje.
Heel langzaam liet ik één hand los van Alice been en kwam er iets achter vandaan. Langzaam legde ik mijn hand in die van Carlisle, die hij voorzichtig vast pakte.
‘Hmmm.’ Zei hij weer. ‘Warmer dan dat van ons, maar kouder dan dat van een mens.’ Hij keek me aan en glimlachte.
‘Ik denk niet dat jij een gevaar kan vormen voor ons.’ Zei hij vriendelijk.
Achter, tegen de muur, glimlachte de jongen met de bronzen haren ook, net als de jongen die voor hem stond met de donkere haren en, naar mijn gevoel, Esmé.
Ik keek Carlisle aan en wist dat hij mij niks zou doen. Ik glimlachte naar hem en zijn lach werd breder.
Ik voelde me veilig bij hem.

Reageer (3)

  • Ashton5SOS

    Ik ben eigenlijk dol op jouw verhaal, ookal heb ik niks met twilight.. (lol)
    Je schrijft echt heel goed! :)

    1 decennium geleden
  • IHaveNoLife

    Snel verderrr ik ga dood als je niet verderr schrijft

    1 decennium geleden
  • Tyche_

    SNEL VERDER!!!!

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen