Hoofdstuk 12
Ik zuchtte. Het was donker om ons heen. Ondertussen was het vuur uitgegaan en geen van ons had de motivatie die weer aan te krijgen. We zaten maar te wachten, vrezend voor wat komen zou. Een traan liep over mijn wangen en al gauw kwamen er meer. Niemand zou het zien in het donker. Zo kon mijn verhaal toch niet eindigen? Ik wilde nog zo veel meer beleven. Dat ging nu niet meer.
Ik voelde dat iemand mijn hand pakte. Ik wist niet wie het was, maar ik vermoedde dat het Breyan was. 'Dank je,' fluisterde ik.
Ik kreeg geen antwoord, maar ik voelde me opeens veel meer verbonden met de mensen hier om me heen. Maar wat had ik daar nou aan, als ik toch dood ging?
Ik werd wakker van een straaltje licht die door de opening van de grot kwam schijnen. Ik had geslapen, ondanks mijn angst en wanhoop. Ik keek naar de mensen om me heen. Breyan, Leona en Roelof lagen allemaal te slapen. Maar waar was Kasandra?
Ik stond vliegensvlug op. 'Kasandra?,' vroeg ik zachtjes. Mijn hart klopte snel. Was ze dood? Gegrepen door de trollen terwijl wij sliepen? Maar moesten wij dan ook dood zijn?
'Kasandra!' Nu riep ik harder en mijn stem sloeg over in paniek.
'Wat is er, meisje?' Ik hoorde haar stem. Ze leefde! Maar het kwam van buiten. Hoe...?
Vrolijk glimlachend liep ze naar binnen. 'Maar.. de trollen!' De blik in mijn blik moest hilarisch zijn geweest, gezien Kasandra's reactie.
'Kom maar mee.' Kasandra pakte mijn hand en sleepte me mee naar buiten.
'Wat doe je?'
'Kijk maar eens goed.'
Ik keek omhoog naar de trollen in het volle zonlicht. Ze stonden stil en probeerden me niet te vangen. En toen schoot het me te binnen. Natuurlijk! Hoe had ik zo dom kunnen zijn?
'Natuurlijk!'
'Herinner je je het weer? Je vader moet het je verteld hebben.' Kasandra lachte. Hoewel ze duidelijk een beetje leedvermaak had, lachte ze me niet uit.
'Waarom heb je dit me niet eerder verteld?' Ik was verward, maar ik kon niet boos op haar zijn. Zelfs niet omdat ze ons een nacht in doodsangst had laten zitten.
'Ik wist het niet zeker,' antwoordde ze. 'Ik kon jullie toch geen valse hoop geven?'
Ik knikte. Dat klonk logisch, maar mijn gevoel vertelde dat er meer achter zat. Ik liet mijn handen over de versteende trol glijden om het zeker te weten dat deze wezens niet meer levend waren. Ze waren koud en hard. Steen.
'Ze zijn versteend?' Leona keek alsof ze het niet kon geloven. 'Xandria, wist je dit?'
Ik dacht even na. Ik had geen zin in ruzie, dus ik schudde mijn hoofd. 'Nee.' Ik loog niet echt. Ik had het echt niet geweten.
'Niet te geloven.' Leona liep naar de uitgang van de grot en deed precies hetzelfde als ik om zeker te weten. 'Ze zijn echt van steen.'
Ze liep weer naar buiten en ging, tot mijn verbazing, naast mij zitten. Ik bood haar een stukje van mijn brood aan en voor een paar minuten zaten we stil te eten. Ik had al niet meer verwacht dat ze iets zou zeggen, totdat ze sprak.
'Het spijt me dat ik aan je vader twijfelde. Blijkbaar had hij toch gelijk.'
Ik zuchtte even. 'Het spijt mij ook. Er zijn dingen die ik nooit had mogen zeggen.'
'Het maakt niet zoveel uit. Het was uiteindelijk toch wel uitgekomen. Ik denk dat het misschien wel goed is.'
'Misschien wel.'
En toen zwegen we weer. Ik voelde dat deze angstige nacht ons allemaal dichter bij elkaar had gebracht. Misschien was dat stiekem wel Kasandra's bedoeling geweest.
Het vreemde was dat we daarna weer verder gingen, alsof er niets was gebeurd. Halverwege de middag bereikten we de top. Ik was kapot, maar van één ding knapte ik meteen op: het uitzicht. Nog nooit had ik het land gezien dat achter de zwarte bergen lag.
Onder me streek zich een nieuw land uit. Het was nu gedaan met alle veiligheid en alles wat we kenden, lag achter ons. Dit was nieuw land. Als eerste viel me een enorm bos op, groter dan ik ooit had gezien. Ik vroeg me af wat er onder die bladeren verscholen lag. Af en toe was er een open plek te zien. Ik verbeeldde daar lichtjes te zien, alsof eenhoorns en elfen samenkwamen. Mijn gedachten dwaalden af naar een droom die ik lang geleden had gehad van een elfenfeest. Zou het waar zijn? Ik knipperde en de lichtjes waren verdwenen, maar ik behield de hoop.
Er was nog veel meer te zien. Eerst moesten we over een vlakte die er behoorlijk verlaten uit zag. Toch leek het niet echt bedreigend. Maar er was maar weinig dat er echt bedreigend meer uitzag na de trollen. Ik zag ook een rivier, van bovenaf gezien zag het eruit als een zilveren lijn in het landschap. De rivier mondde uit in een soort enorm meer. En toen besefte ik dat ik iets zag wat ik in mijn leven nog nooit had gezien: de zee.
Bedankt voor jullie reacties en het lezen allemaal. Ik heb deze week proefwerkweek, dus: druk, druk. Maar ik zal mijn best doen zoveel mogelijk te schrijven.
Reageer (2)
the sea (:
1 decennium geledenseamonsters (:
Yaay, de zee! Mooi hoofdstuk
1 decennium geledenZucht.... pww's zijn stom...
Maar leuk, snel verder!