Hoofdstuk 51
Yuna
Als we een paar stappen hebben gezet komt het ineens in me op dat het luik nog open staat.
Ik blijf langzaam staan en kijk achterom. Het is alleen een beetje jammer dat ik niks kan zien, Aiden blijft staan ‘Wat is er?’
‘We hebben dat luik helemaal niet dicht gedaan’ fluister ik. Ik voel dat Aiden zich omdraait en me met zich mee trekt. ‘Help me even om dat luik dicht te laten zakken’ zucht hij als we weer bij het trapje zijn. Ik hoor dat hij een paar treden oploopt en het luik weer omhoog tilt en hem langzaam naar beneden laat zakken waar ik hem het laatste stuk bij help.
Als het dicht zit is het nog donkerder hoewel ik niet had gedacht dat dat zou kunnen.
De grond van de gang wordt steeds hobbeliger en er liggen stenen die ik natuurlijk niet allemaal kan zien waardoor ik een paar keer bijna op de grond val. Gelukkig is Aiden er dan weer die me nog net overeind kan houden.
Na een hele lange tijd te hebben gelopen begin ik moe te worden en word mijn loop tempo lager. Aiden heeft het in de gaten en gaat dus ook wat langzamer lopen.
Op een gegeven moment staat Aiden stil waardoor ik tegen hem oploop.
‘Sorry, wat is er?’ vraag ik als hij niks zegt.
‘Het wordt wat lichter’ mompelt hij. Ik kijk naast hem en tuur in de verte maar zie geen verschil.
‘Ik zie het niet, weet je het zeker?’ vraag ik langzaam.
‘Ik weet het zeker’ lacht hij en trekt me weer mee.
Na ongeveer een half uur begin ik wat te zien, het is niet veel maar het is wel een opluchting.
Langzaam wordt de lucht frisser en komt het einde van de tunnel inzicht. Ik laat Aiden’s hand los en wil voor hem uit lopen nou ja rennen eigenlijk.
‘Wacht even, ik weet niet waar we uitkomen’ zegt Aiden zacht en gaat naast me lopen.
We lopen het einde van de tunnel uit en komen in een bos uit.
Verbaast kijk ik om me heen. ‘Hoe kan het dat de vampiers niet in de gaten hebben gehad dat het zo makkelijk is om die stal uit te komen?’ vraag ik zachtjes.
‘Geen idee, maar ik blijf niet om het ze te vragen’ antwoord Aiden op een sarcastische toon.
‘Echt niet?’ vraag ik lachend. Ik hoor Aiden wat mompelen waardoor ik nog harder moet lachen.
‘Hoe gaan we Naur vinden en mijn paard?’ vraag ik terwijl we een kant op lopen.
‘Die moeten nog in het dorp zijn. Maar waar ik heb geen idee’ zucht Aiden.
‘Hoe kunnen we het dorp eigenlijk weer vinden?’ zucht ik als de zon steeds feller gaat schijnen en we nog steeds geen teken van leven hebben gevonden.
‘Hier loopt een pad, laten we die maar volgen’ zegt hij terwijl hij een richting op wijst.
Ik knik een keer terwijl ik wat brood uit het deken haal en begin er van te eten.
Na een tijdje stop ik en kijk om me heen. ‘Dit komt me bekent voor volgens mij’ zeg ik terwijl ik Aiden aankijk.
‘Is dat goed of niet goed?’ vraagt hij terwijl hij om zich heen kijkt.
Voordat ik kan antwoorden horen we een hard gebrul en allemaal stemmen.
‘We zijn vlak in de buurt van de stad’ zeg ik. ‘Kan dat Naur zijn?’ vraag ik terwijl ik Aiden aankijk.
‘Als ik het goed heb is dat Naur ook als ik hem zo hoor’ zegt hij terwijl hij sneller gaat lopen.
Langzaam komt er een einde aan het bos en het landschap steeds minder groen wordt.
Waar de stemmen vandaan komen kan ik niet zien, wel staat er een huisje een brand dus dat moet eigenlijk genoeg zeggen. Alleen is er geen spoor van Naur te vinden.
‘Wat wil je gaan doen?’ vraag ik Aiden die zijn ogen op het dorp heeft gericht.
‘Geen idee maar als we niet snel iets doen geloof ik niet dat het goed gaat komen’
Ik knik een keer. ‘Maar we komen dat dorp nooit in zonder gezien te worden’ zeg ik terwijl ik naar alle vampiers kijk die in het dorp aanwezig zijn.
Reageer (2)
SPAN-NEND!
1 decennium geleden*Wilt op volgende hoofdstuk klikken, maar dat kan niet*
wat gaan ze doen?
1 decennium geledenecht weer heeeel goed geschreven!
snel verder hoor!