~Chapter 1.5~
‘’Did someone get my Nimbus?’’
Het was ongelofelijk hoe snel de rest van de zaal ook hoorde wat er gebeurd was. Iedereen slaakte bezorgde kreetjes, maar zodra ze hoorde dat de Fat Lady gevonden was en dat haar niks mankeerde, was die onrust al ver voorbij. De tafels en banken werden naar de zijkant van de Great Hall verschoven, en Dumbledore toverde honderden slaapzakken tevoorschijn, waarin iedereen plaatsnam en probeerde te slapen. Maar het geroezemoes hield aan, en hoe lang de Prefects ook bleven sissen dat ze stil moesten zijn, niemand kon de slaap echt vatten. Behalve Louise. Ze was zo uitgeput van de drukke dag dat ze het geklets van Harry, Ron en Hermione niet meer meekreeg.
Toen ze de volgende dag weer terug mochten naar hun Common Room en Dormitory’s was Louise opgelucht, maar tegelijkertijd ook bang om de Slytherins onder ogen te komen. Na eergisteren riepen ze alleen nog maar onaardige dingen en verwensingen naar haar, en ze vreesde dat dat nog niet afgelopen was. Maar toen ze de Common Room binnen kwam, was die op het eerste gezicht zo goed als leeg. Helaas vergiste Louise zich daar in. Pansy, Astoria, Crabbe, Goyle, Tracey, Millicent en Theodore zaten bij het vuur, druk te praten. Draco en Blaise waren nergens te bekennen, net zoals de andere Slytherins.
‘Kijk eens wie we daar hebben,’ zei Astoria zodra ze Louise in het oog kreeg. Alle zeven stonden ze op en liepen op Louise af.
‘Je bent echt een rotwijf geweest, wist je dat?’ ging Tracey verder. Voor een meid met een bril kon ze er aardig dreigend uitzien, vond Louise. Crabbe en Goyle kraakten zoals gewoonlijk met hun knokkels. Louise stoof achteruit, tot ze tegen de muur terechtkwam.
‘Je hebt wel lef, je hebt de beste afdeling van heel Hogwarts beledigd. We zouden je moeten straffen,’ zei Theodore, en dit was een van de eerste keren dat ze hem hoorde praten. Ze zag hoe hun woedende blikken haar bekeken.
‘Ja, laten we dat doen,’ zei Millicent. Haar grote gestalte was misschien nog wel het angstaanjagendst.
‘Maar- waarom?’ vroeg Louise angstig. Ze was best goed in duelleren, en zoals ze al had laten blijken kon ze ook van zich af slaan, maar tegen zeven mensen tegelijk?
‘Je hebt ons voor schut gezet… daar zal je voor moeten boeten, we zullen het je afleren…’ grijnsde Pansy. Een harde klap raakte haar middenin haar maag. Louise klapte dubbel en hapte naar adem, maar die eerste klap werd gevolgd door een tweede, derde, en ze voelde hoe ze bloedde, hoe ze werd geslagen. Haar kreten van genade werden niet gehoord, en de klappen en trappen gingen door, en toen er zwarte vlekken voor haar ogen kwamen, had ze de kracht niet meer om zich te verzetten. Ze voelde zich zwak, misselijk, en haar hele lichaam deed pijn van de trappen die nog steeds doorgingen.
’S-Stop, alsjeb-alsjeblieft!’ huilde ze. Tranen van ellende en pijn liepen over haar wangen en vermengden zich met het bloed op haar gezicht. Nog een laatste trap, keihard in haar maag, en de Slytherins stopten en liepen lachend weg uit de Common Room. Even later werd haar beeld zwart.
‘Louise, word nou wakker!’ Een stem riep haar naam, heel vaak, en twee paar handen schudde aan haar. Maar het leek wel onmogelijk om haar ogen te openen, onmogelijk om ook maar iets te bewegen.
‘Ze moet naar de Hospital Wing,’ zei een andere stem. Toen was al het geluid weer weg.
De keer dat Louise weer geluid hoorde, was het wel mogelijk om haar ogen te openen. Het was niet erg licht in de Hospital Wing, dus waarschijnlijk was het avond, of zelfs nacht. Ze kreunde toen ze probeerde haar hoofd te bewegen; haar hoofd bonkte hevig en de botten in haar lichaam protesteerden tegen elke beweging. Toch kreeg ze haar hoofd enkele centimeters omhoog en keek om zich heen. Toen ze naar rechts keek, zag ze Blaise, slapend in zijn stoel. Hij zag er vredig uit. Alle arrogantie was weg, de frons die hij vaak had was ook weg, en zijn mond stond geheel ontspannen. Alles was ontspannen. Ze keek een tijdje naar hem, en haar schuldgevoel werd alleen maar erger naarmate de minuten verstreken. Hoe had ze deze jongen zo kunnen kwetsen? Het was niet expres, ze deed het niet met opzet, ze had gewoon niet op haar woorden gelet. Maar toch… Plotseling opende hij zijn ogen, en alle spanning op zijn gezicht was weer terug.
‘Louise! Je bent weer bij, eindelijk! Hoe voel je je, is alles goed? Wie heeft dit gedaan?’ ratelde hij aan een stuk door, en Louise staarde hem even aan. Wie had dit ook alweer gedaan?
‘Ik voel me belabberd…’ mompelde ze. Ze was verbaasd dat hij zo normaal deed.
‘Wie heeft me hier gebracht?’ vroeg ze, waarop hij even heen en weer schoof in zijn stoel.
‘Eh- nou, ik was met Draco en-‘
‘Draco?!?’ riep ze. ‘Waarom zou Draco mij helpen? Hij is de reden dat ik hier lig!’
‘In mijn eentje was het me waarschijnlijk niet gelukt, dus je mag hem dankbaar zijn,’ zei Blaise.
‘Dankbaar? Dankbaar dat hij de Slytherins tegen me op heeft gezet, waardoor ze me met z’n zevenen in elkaar hebben geslagen? Ja, daar ben ik hem heel dankbaar voor!’ schreeuwde ze woedend, en ze negeerde de pijn die door haar lichaam schoot. Madame Pomfrey kwam uit haar kantoortje en probeerde Louise terug te duwen in haar kussen.
‘Je moet rusten, je bent hevig toegetakeld!’ zei ze bezorgd. ‘Weet je nog wie het gedaan heeft?’ Louise twijfelde even of ze de waarheid moest vertellen, maar besloot het niet te doen, voor Blaise.
‘Nee. Ik weet niet wat er gebeurd is. Ik zal wel van de trap zijn gevallen,’ zei ze daarom.
‘Denk je dat echt?’ vroeg ze, niet helemaal overtuigd. ‘Het lijkt mij dat een trap deze schade niet aanricht. Maar genoeg vragen, probeer nog wat te slapen. Drink dit eerst; dat herstelt je verwondingen.’ Ze zette een kleine beker met groene drab neer op haar nachtkastje en ging terug naar haar kantoortje. Blaise en Louise keken elkaar zwijgend aan.
‘Het spijt me,’ zei Louise plotseling. ‘Dat ik je gekwetst heb, dat ik zo gemeen was, het spijt me allemaal. Je hebt al het recht om me te haten.’ In plaats van tegen haar uit te vallen, of simpelweg haar excuses te aanvaarden, pakte hij haar hand vast.
‘Ik weet het. Ik heb gezien wat het met je deed, en vanaf dat moment was het al goedgemaakt,’ fluisterde hij zachtjes. Een gelukzalig gevoel overspoelde haar. Hij was niet boos op haar. Niet meer, in ieder geval.
‘Maar… de rest. De anderen. Die hebben me in elkaar geslagen. Dat deden ze voor Draco. Of om Draco, dat weet ik niet. Waarom zou hij je dan helpen om me hierheen te brengen?’
Hij gaf geen antwoord. Hij keek alleen maar naar haar.
‘Ik weet het niet,’ zei hij uiteindelijk. ‘Misschien vind hij je toch wel aardig.’
‘Na die klap die ik hem verkocht heb? Echt niet.’
Daar moest hij van lachen. Hij liet haar hand los en ging wat rechterop zitten.
‘Daar komen we vanzelf wel achter… Hij is echt een aardige jongen, dat merk je nog wel,’ zei hij. Ze knikte. ‘Oh, ik hoorde Astoria trouwens nog vragen waarom je eigenlijk met een Mudblood zoals mij omging. Heb je daar een antwoord op?’ vroeg ze een beetje beschaamd. Hij haalde zijn schouders op. Na een zucht begon hij te praten.
‘Ik weet het niet. Zoals je zelf ook weet, heb ik haat aan Mudbloods en bloedverraders. Maar toen ik jou voor het eerst zag, toen ik je ontmoette… Ik weet het niet,’ herhaalde hij. ‘Er moest wel iets aan je zijn waardoor je in Slytherin werd geplaatst. En je was aardig. Je bent aardig.’
Het was de dag van de Gryffindor-Slytherin wedstrijd en Louise was allang weer terug uit de Hospital Wing. Het nablijven van Professor Snape was niet doorgegaan door haar verwondingen, wat ze helemaal niet erg vond. Ze had gezien hoe woedend Draco was geweest op de zeven Slytherins die haar in elkaar hadden geslagen, en ze moest toegeven dat ze nog nooit zo genoten had. Daarna had hij naar haar geknikt en was hij weggelopen, een stelletje angstige Slytherins achterlatend.
Harry was woedend omdat de Slytherins door Draco’s arm niet konden spelen, en ze nu tegen Hufflepuf moesten spelen. Dat zou toch zeker geen probleem worden?
In de verschrikkelijke regen had de wedstrijd plaatsgevonden. En voor zover Louise het door de regen had kunnen volgen, was Harry door Dementors van zijn bezemsteel afgevallen en lag voor een tijdje in de Hospital Wing. Wat kwam Louise daar vaak, de laatste tijd, realiseerde ze zich. En het ergste nieuws was dat Harry’s bezemsteel tegen de Whomping Willow was gewaaid en helemaal aan stukken was gereten. Iedereen was er kapot van, maar voor Harry was het natuurlijk het ergst. Nu moest hij op een oude schoolbezem oefenen. Natuurlijk hadden de Slytherins de grootste lol. Blaise probeerde aardig te zijn tegen Harry.
‘Jammer van je bezem, Harry,’ zei hij. Harry knikte en wist er een glimlach uit te persen.
Reageer (2)
Pansy, Crabbe, Goyle en die anderen haat ik. @&€895(.;9
1 decennium geledensnel verderr!!! wat haat ik pansy en die 7 slytherins toch echt een paar@#!$%^&*(&$&$#&
1 decennium geleden