Toen ik het grijze langwerpige deurtje van mijn kluisje dichtsloeg en mijn tas dichtritste, zag ik meteen dat er iets veranderd was. Ik hief mijn hoofd en keek om me heen door de verlaten, grijze gang. Wat het precies was, kon ik maar niet bevatten, maar iets was er anders. Mijn wenkbrauwen trokken in een frons. Ik rilde en wierp een blik uit het raam, waar goudbruine bladeren hun prachtige dood stierven en moeizaam los lieten aan hun thuisfront. De temperaturen zakten steeds verder en verder en elk jaar waren de winters weer ijzig koud. En elk jaar zag ik er weer tegen op. Zuchten dwaalde ik de lege gang af. Ik wist precies hoe mijn dag eruit zou zien; precies zo als elke dag eruit zou zien. Ik zou thuiskomen, zo lang mogelijk over mijn huiswerk doen, nutteloze programma's kijken op de televisie, de lege krant bekijken (die alleen ging over andere delen van de wereld), eten en gaan slapen. En de volgende dag zou ik naar school gaan en een beetje uit het raam kijken, wachtend op de bel en zou het hele liedje weer opnieuw beginnen. Want zo ging het altijd. Ik geloofde ook niet dat ik veel mensen kende die een spannender leven hadden dat steeds verrassend en onvoorspelbaar bleef. Daarom raakte ik steeds van streek bij de kleinste veranderingen in het rotsvaste patroon.
Nu was zo'n dag, waarbij ik van streek raakte van een verandering in de gang waarvan ik niet eens wist wat het was. Maar ik voelde het, ik voelde het en ik zag het. Nog een keer keek ik om, aan het einde van de gang en bekeek het door mijn samengeknepen oogleden. Misschien moest ik opgeven en gewoon weer in het patroon duiken dat ik altijd volgde. Om met dit idee in te stemmen haalde ik een keer diep adem en draaide me om om rechtsaf te slaan, op weg naar de zwarte deuren van de hoofdingang.
De paar meter die ik moest afleggen naar de parkeerplaats leken wel langer te duren dan normaal. Ik moest van mezelf elke stap tellen die ik zette. Het leek nog al gestoord, maar toch deed ik dit elke keer. Het leek ook nog eens een kwartier te duren voor ik daadwerkelijk bij mijn rode Chevrolet was. Het was een klein en oud model, maar het merk glinsterde goud in het zwakke zonlicht. Ik schopte een aantal bladeren voor mijn voeten uit en stak mijn hand in mijn zak om de sleutel eruit te vissen.
De kou van buiten was helaas niet veel anders in mijn auto. Rillend voerde ik de verwarming hoger op en wreef ik in mijn handen. Ik hield helemaal niet van kou. Wat voor reden had ik er ook toe? In gedachte verzonken reed ik de parkeerplaats af. Ik schrok me dood toen er iemand op mijn raampje klopte. "Jezus..." Prevelde ik terwijl ik mijn hand op mijn borst legde. Het was Skayler, die overdreven met haar armen stond te zwaaien, waar ik uit op maakte dat ze me dringend moest spreken. Met tegenzin draaide ik mijn raampje open, deels omdat ik het koud zou krijgen, deels omdat ik Skayler niet mocht, met haar blonde haar, haar perfecte lichaamsbouw en haar gezicht dat een en al uit foundation bestond, niet mocht. Ik was haar kleinerende gedoe zat. Ze mocht maar lekker iemand anders zoeken om naar beneden te halen met haar idioot lenige cheerleaders-lichaam. Ik zuchtte inwendig en draaide mijn hoofd naar haar toe. "Ja, Skayler?" Ik kon het niet helpen dat mijn stem omhoog schoot. "Ik moest je halen van haar. Het is Olivia..." Skayler kwam bijna niet uit haar woorden en normaal gesproken had ik echt niet naar haar gezwetst geluisterd, Maar nu ze begon over Olivia had ze mijn volle aandacht te pakken. "Wat is er met haar?" Vroeg ik iets feller dan de bedoeling was. Skayler deed haar mond open maar haalde toen haar schouders op. "Doet er niet toe. Ik moest je komen halen." Doet er niet toe? Waar sloeg dat op? Er was iets aan de hand met Olivia en ik moest naar haar toe komen. Zou wat er met haar aan de hand was er niet toe doen dan? Ik kan Skayler wel een mep geven. Maar toen kwam er iets van een stresserige paniek in me naar boven die me deed verstijven en me mijn gezond verstand overnam. Er was iets aan de hand met mijn beste vriendin. Met grote ogen keek ik naar Skayler, die nog altijd bij mijn auto stond. Ze knipperde idioot snel met haar mascara besmeurde wimpers. Ik wist niet hoe lang ik nog gechoqueerd op de bank van het voertuig bleef zitten voordat Skayler weer met haar armen begon te zwaaien en "Kom dan!" naar me schreeuwde. Ik schrok wakker en sloeg het portier van de auto dicht. "Waar is ze?" Vroeg ik vastbesloten aan haar.

Reageer (1)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen