Message From My Mind. 17
Vorige keer:
‘Kom, Anouk, dan mag je bij mij op nummer één staan’, grijnst Tom. Ik ga naast hem staan en glimlach breed wanneer er een foto wordt getrokken. Langs weerskanten staan Gustav en Georg. Bill spring er nog net bij waardoor we een erg grappige foto hebben. We doen de pakken terug uit en leggen de helmen weg. We ontvangen ieder nog een certificaat. Zo lijkt het net alsof je meegedaan hebt met ik weet niet wat. We rijden terug in Tom zijn auto. Gustav en Georg rijden achter ons, want die gaan nog even mee met de tweeling.
‘Wat jammer dat je alweer naar huis moet’, zegt Bill. Ik knik en kijk naar de foto die ik in mijn handen heb. Het is leuk om echte vrienden te hebben. Sinds ik in het ziekenhuis lig wordt ik wat verwaarloost door hun. Natuurlijk valt dat wel te begrijpen. Ze hebben wel wat beters te doen dan altijd naar het ziekenhuis te komen. Tot voor kort deed Sheila, mijn beste vriendin, dat ook, maar ze werd het beu en zei dat ze niet meer zo vaak ging komen. Ik zei toen dat ik haar begreep en heb haar gewoon helemaal niet meer gezien.
What's going on? Oh, damn. He's crazy and drunk.
Misschien moet ik haar maar eens een berichtjes sturen om te zeggen dat ik uit het ziekenhuis ben en over een week terug naar school kom. Alhoewel, ze heeft me wel laten stikken. Ik zie nog wel.
‘Wil je anders nog niet even meegaan met ons?’ stelt Bill voor. Ik knik heftig.
‘Moet je, je moeder dan niet waarschuwen?’ vraagt Tom. Ik schud mijn hoofd.
‘Als het te laat wordt, belt ze wel’, lach ik. Ze knikken en glimlachen tegelijk. ‘Weet je, je kunt echt wel zien dat jullie een tweeling zijn’, lach ik.
‘Is het zo erg?’ vraagt Tom met een grijns. Bill geeft hem een stomp en lacht. Die twee zitten namelijk vanvoor en ik zit vanachter. Maar wel genoeg naar voren zodat ik bijna op gelijke hoogte zit. Ik zit op het puntje van mijn stoel.
‘Tom, pas op!’ roep ik. Tom ontwijkt en gaat even van de baan af. Eén of andere zot wou ons van de baan halen, maar ik kon hem net op tijd zien door de achteruitkijkspiegel.
‘Klootzak!’ roept Tom, terwijl hij terug start en verder rijd. Wanneer we een eind verder zijn, zien we dat er een ongeval heeft plaatsgevonden. De persoon die ons bijna van de baan heeft gereden.
‘Dat hadden wij kunnen zijn’, zeg ik, wanneer ik de mensen zie. ‘Tom, stop! We moeten die mensen helpen’, zeg ik. De baan waarop we reden was niet zo erg druk, dus er zijn bijna geen mensen die stoppen. ‘Bill, bel de hulpdiensten’, tier ik. Als er zoiets gebeurt, begin ik ongelooflijk zenuwachtig te worden. Ik stap uit en kijk naar de wrakken van de auto’s. De chauffeur die de andere auto – en ons bijna – heeft aangereden, is uit zijn auto geslingerd. Samen met Tom neem ik hem op en leg hem aan eind verder. We rennen snel naar de andere auto en zien een klein kindje huilend achteraan zitten. Ik kruip door het raam en maak het los uit zijn stoeltje. Ik haal hem uit de auto en probeer hem te kalmeren.
‘Mama’, prevelt hij.
‘Mama, komt straks’, probeer ik hem gerust te stellen. Ondertussen heeft Tom al naar de vrouw gekeken. Ze lag bewusteloos in haar wagen.
‘De hulpdiensten komen eraan’, zegt Bill ter informatie. Bill en Tom proberen de moeder van het kindje uit de auto te halen. Ondertussen ga ik naar de andere chauffeur even kijken. Als ik bij hem ben, wordt hij wakker. Zijn adem stinkt naar de drank.
‘Wat moet je!’ tiert hij. Net als hij me vastpakt, is de politie er. Ze rekenen hem in en laten hem blazen en zo. De hulpdiensten zijn ondertussen ook al aangekomen en hebben het overgenomen van Bill en Tom. Ondertussen wordt het kindje nagekeken en worden wij ondervraagd.
‘Dus, u werd zelf bijna van de weg gereden?’ vraagt de agent. Ik knik. Dan komt er iemand van de hulpdiensten bij hem staan en fluistert wat in zijn oor.
‘Hoe is het met de moeder van het kindje?’ vraag ik.
‘Ze komen me net vertellen dat ze de vrouw hadden losgekregen uit haar auto, maar dat ze overleed aan haar verwondingen’, vertelt hij. Wanneer het nieuws tot me doordringt, begin ik te huilen. Tom komt naar me toe en neemt me vast. Ik verstop me even in zijn T-shirt en huil uit. Ondertussen zijn Georg en Gustav – die ons even kwijt waren – ook toegekomen.
‘Wat is hier gebeurt?’ vraagt Gustav. Bill begint ondertussen een uitleg te doen. Ik laat Tom los en stap terug naar de agent.
‘Wat gebeurt er nu met het kindje?’ vraag ik.
‘Die gaat nog even mee naar het ziekenhuis. Hij heeft enkele verwondingen opgelopen die verzorgt moeten worden, ondertussen wordt er uitgezocht of hij nog familie heeft en dan worden die op de hoogte gebracht’, vertelt hij. Ik knik. Ik stap terug naar de rest. We vertrekken terug. Het is niet leuk om zoiets mee te maken. Een dronken man die een ongeluk veroorzaakt en een vrouw doet sterven en zo een kindje misschien ouderloos achterlaat. Hopelijk heeft dat kindje nog een papa of andere familie waar het terecht kan.
‘Je bent er door aangedaan, hè?’ vraagt Tom. Ik knik.
‘Ik kan niet zo goed tegen van die dingen? Sterven en doodgaan en zo’, mompelt ik. Hij knikt begrijpelijk.
‘Wil je dat we je direct naar huis brengen?’ vraagt hij. Ik knik. Ik wil dit eerst even vergeten.
Reacties?
Reageer (2)
ga nu maar verder
1 decennium geledendankje dat je hem speciaal voor mij maakt:D
1 decennium geledenik vind hem egt sppr
en je moet dus ook weer snel verder he:P
xx cyn