Diep van binnen weet ik dat jij het bent<3 SA

Ik hou van je, wat je ook bent
Duisternis is minder eng met jou. Maar als je er niet bent, wie beschermt me dan tegen de nacht. Ik woel wat in mijn bed maar slapen kan ik niet. Elke droom gaat over jou. Ik schud mijn kussen op en laat mijn hoofd er weer op vallen. Het plafond lijkt eindeloos in de duisternis. Mijn oogleden worden zwaar. Dan hoor ik de deur open gaan. Mijn hart bonkt harder en mijn ogen zijn weer open. Ik hoor je je jas op hangen en je schoenen uitdoen. Waarom duurt het zo lang? Is er een ander? De deur van de slaapkamer gaat open en je stapt de duisternis in. Opeens lijkt het licht, lijkt alles vrolijk en zijn de angsten vervangen door blijdschap. Hij stapt naast me onder de warme dekens en kust teder mijn lippen. Mijn handen liggen op je wangen. Ik wil je voelen, ik wil je horen, ik wil je zien. Je lippen krullen op tot een glimlach. ‘ik hou van jou’, fluistert hij in mijn oor. ‘ik ook van jou’, fluister ik terug. Opeens voelen de dekens warm. Ik druk mijn gezicht tegen je borst en sluit mijn ogen. Waarom was je weg? waarom kon je niet bij me blijven? Je drukt een kus op mijn haar. Je ademhaling word rustig en je adem blaast zacht over mijn hoofd. Mijn ogen worden weer zwaar en ik val in slaap. Mijn dromen zijn veilig. En elke monster dat me wil verslinden zul jij verslaan. Want jij bent mijn superheld. In elke droom ben jij mijn superman. Als de morgenzon onze gezichten streelt. weet ik dat ik weer een dag zonder je zou moeten doen. ‘neem me mee’, smeek ik steeds. Maar hij laat het niet toe. ‘te gevaarlijk, dat weet je’, is je reactie steeds. Maar je weet dat ik het wil. Ik voel me heerlijk warm tegen je borstkast. Als ik opkijk kijk ik recht in je bruine ogen. ‘goedemorgen’, kus je op mijn lippen. Een glimlacht siert mijn gezicht en jij glimlacht terug. We stappen uit bed en maken ons klaar voor een volgende dag. ‘neem me mee’, vraag ik weer. ‘ik wil je niet verliezen’, fluistert hij teder in mijn oren. ‘1 keer, 1 keer een dag met jou, dat is alles wat ik vraag’, smeek ik. Je kijkt me bedenkelijk aan. ‘1 keer’, zeg je dan. 1 dag samen met jou. Ik maak je een heerlijk ontbijt die we samen delen. De zon glimlacht naar me als ik naar buiten kijk. De bloemen, in alle kleuren, dansen in de zachte briesjes. Miljoenen douwdruppels schitteren op het gras. Je vraagt of ik er klaar voor ben, klaar voor een dag met jou. Ik knik en glimlach stralend. Je pakt mijn hand en neemt me mee naar buiten. Ik warm op door de zon. We lopen het bos in waar dieren geluiden ons verwelkomen. Het word een speciale dag. Midden in het bos verander je, iets waarvan ik wist maar nog nooit gezien had. Je zei dat je je kon bedwingen, je kon beheersen. Ik blijf staan, rustig. Je bent een prachtige wolf. Voorzichtig loop ik naar je toe en streel door je dikke vacht. Je ogen vonkelen, diep van binnen ben jij het. ik druk een kus op je snuit en laat je vrij. Je gromt zacht, liefkozend en rent weg. ik weet wat je moet doen, ik zal niet kijken, ik zal je niet storen. Ik blijf rustig op het gras zitten, genieten van de zon. Ik hoor je grommen. Je bent mijn held. De monsters die je tegemoet komen zijn bang, bang voor je kracht. Ik niet, ik hou van je, hoe je ook bent. Dan hoor ik een schelle gil van een dier. Weer een monster verslagen, een monster die niemand meer iets kwaad kan doen.