Chapter Four ~ Death.
Radagast reed langs rivieren, velden en meertjes. Door bossen en heuvels. Naar zijn fijne huisje midden in het bos. Eenmaal aangekomen, stapte hij van zijn slee en aaide hij de konijntjes als beloning. Radagast wilde naar zijn huisje lopen, maar hij bedacht zich. Want in zijn ooghoek zag hij de dode vos liggen. Radagast liep er langzaam op af, en toen hij we was hurkte hij bij het lichaam neer. De vos was koud en stijf. Radagast graafde met zijn handen een kuil, hij moest dit dier zo snel mogelijk een waardige rustplaats geven. Toen de kuil groot genoeg was, pakte Radagast de vos vast en legde hem voorzichtig in de kuil. Hij maakte het gat dicht en ging met zijn staf over de grond. Kleine, witte bloemetjes kwamen uit de grond. 'Rust zacht, sterke vos.' zei Radagast toen hij opstond. Daarna draaide hij zich om en liep weg.
Zijn blik viel op een edelhert met een groot gewei. Het was de leider van de kudde die verder op leefde, wist hij. Wat deed dit prachtige dier zo ver van zijn kudde vandaan? Het hert liep op Radagast af en piepte gesmoord. Radagast keek geschrokken naar het dier. Hij had hem vertelt dat zijn hele kudde doodziek was, en alleen hij nog fatsoenlijk kon lopen. 'Ik ga jullie helpen, wacht hier,' zei Radagast. Hij rende zijn huisje binnen, en nam medicijnen mee. Toen bij buiten kwam, stond het hert te trillen op zijn benen. Hij kon amper blijven staan. Radagast rende gehaast naar hem toe en legde zijn hand op zijn hoofd. 'Dit.. dit kan niet,' mompelde hij. Dit was zwarte magie, dezelfde magie als van de egel Sebastian. Radagast rende zijn huis binnen, en pakte het amulet vast. Hij sprak dezelfde, lange spreuk uit die hij ook over Sebastian had uitgesproken. Toen hij klaar was, trilden de benen van het hert niet meer. Het hert rende weg, en Radagast volgde hem op zijn slee, die werd voortgetrokken door konijnen.
Aangekomen op de plek des onheils, zag hij vele herten op de grond liggen. Vrouwtjes herten en baby herten. Bij ieder hert herhaalde hij de zelfde spreuk. Het duurde lang, maar zonder zouden de herten sterven. En dat was wel het laatste wat Radagast wou. Het was al donker toen Radagast klaar was met het laatste hert. Dankbaar keken de dieren hem aan. Radagast glimlachte en draaide zich om. Hij stapte op zijn slee en reed weg. Bij zijn huis aangekomen, liep hij regelrecht naar binnen, alleen binnen stond een grijs konijntje hem op te wachten, Hyzenthlay. Hyzenthlay vertelde hem wat hij gezien had en vertrok vrijwel meteen. Radagast ging liggen en dacht een tijdje na. Hij moest iets doen, anders zou elk dier in het bos zijn noodlot ondergaan. Uitgeput van de inspanning viel Radagast in slaap, bedenkt dat hij de volgende dag naar de Elven zou gaan.
Er zijn nog geen reacties.