Examens = geen tijd, maar toch ergens inspiratie en schrijfzin --> resultaat: dit gebrabbel hieronder zo -.-'

De zon doet mijn haarlokken hevig oplichten. Ik ga zachtjes door enkele lokken heen. Het is maar om me ergens mee bezig te kunnen houden, om het brandend vuur vol zenuwen en frustraties in me kalm te kunnen houden. Ik wou dat ik hier niet moest zijn. Een beetje verdwaasd kijk ik naar mijn schoenen. De vele glittertjes lijken me enigszins te fascineren.
Wanneer ik na een tijdje terug opkijk, zie ik dat hij mijn kant opgelopen komt. Hij laat zich naast me neerzakken en kijkt me aan met een blik die ik niet goed kan plaatsten. Zo gaat het de afgelopen dagen eigenlijk wel vaker. Er is een soort van spanning die in de lucht hangt. Een spanning die er eerder niet was. “Goede morgen”, mompelt hij neutraler dan anders. Misschien weet hij het. Hij kan het weten van mij. Of hij kan weten dat ik het weet. Hij kijkt naar me alsof hij van plan is om te praten, om de dingen die rondspoken in zijn hoofd eruit te laten, maar hij zwijgt. Het ziet eruit alsof hij gekweld wordt door zijn gedachten, maar dat kan ik ook mis hebben. Misschien denk ik dat alleen maar omdat ik wil dat het zo is. Ik gun hem geen geluk meer. Niet nu hij me de hoop ontnomen heeft. Feitelijk weet ik niet op wie ik meer kwaad moet zijn. Ik ben erger dan een ezel. Ik blijf me aan datzelfde steentje stoten.
Ik merk dat ik niet eens in staat ben een luchtig gesprek aan te knopen en slaak een zucht. Daarmee bereik ik alleen maar het tegenovergestelde effect van wat ik eigenlijk wil, dat besef ik.
De drang om zijn ogen op te zoeken en om te verdrinken in de helderblauwe zee wint het van mijn verstand. Ik weet dat ik eigenlijk niet zou mogen toegeven, maar het gebeurt automatisch. Ik ben afgestemd op die slechte gewoonte. Mijn blik richt zich subtiel naar hem. Het is alsof ik zijn gedachten probeer te lezen door hem in de ogen te kijken, alsof ik probeer na te gaan aan wat ik me kan verwachten. Dan is er nog de manier waarop hij naar me terugkijkt, alsof hij me dwingt al mijn wilskracht te verliezen en ik me simpelweg moet overgeven aan hem. Hij moest eens weten, dat is het zinnetje dat constant in mijn hoofd rondspookt. En daar zal het ook zal blijven.
Hij zou het niet weten en ik zou niet barsten, niet uitwendig, want nog voor ik het wist was alles al veranderd, want hij was niet wie ik dacht dat hij was.

Er verschijnt terug een beeld op mijn netvlies. Een beeld van hem en een beeld van Kasper en een hoop andere mensen wiens gezichten me niets zeggen. Ik was niet op het verkeerde moment op de verkeerde plaats geweest, integendeel. Ik was net op tijd geweest om wakker geschud te worden. Met man en macht probeer ik niet meer te zien wat ik al twee dagen voor me zie. Geen handen die elkaar zoeken en vinden, geen passionele tongkus waar ik vanop afstand mocht op toekijken. Het feit dat híj nu naast me zit helpt niet echt, net zoals het feit dat mijn hart als een gek tekeer gaat. Hopelijk klopt het elke dag een beetje trager als onze wegen elkaar kruisen en misschien vindt het dan ooit zijn normale ritme terug.

Soms denk ik dat ik het zelf teveel verbrod heb, waardoor ik hier nu moedeloos zit, maar misschien is dat geen waar. Als iets gebeurt, dan is dat omdat het voorbestemd is. Al hetgene wat rondom mij gebeurt, heeft een reden of zal er ooit een krijgen.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen