Romeo and Clifferton ~ Clomeo
Ze liepen al uren. Uren die hun voorbij leken te glijden zonder dat ze er iets van leken te merken. De pijn in hun benen was al na de eerst tien uur weg gevaagd en had plaats gemaakt voor het zwakke pudding gevoel dat hun benen nauwelijks nog kon dragen. Het maakte Clifferton niet meer uit. Hij had wat hij wou. Meer had hij niet nodig. Zijn blik gleed opzij naar Romeo die net als hem zwijgend had voort gezwoegd. Wanneer Clifferton de kracht had kunnen vinden om te glimlachen had hij breed monds geglimlacht. Hij kreeg het voor elkaar zijn linker mondhoek op te trekken, meer kwam er niet vanaf.
‘Romeo,’ kwam er moeizaam uit zijn mond. Hij kon het niet opbrengen nog fatsoenlijke woorden uit zijn mond te trekken. Hij zou het met de schorre stem die er nog over was van zijn ooit eens zo trotse stem moeten doen, ‘het is beter als we even gaan rusten.’ Nog voordat Clifferton de volledige zin had kunnen uitspreken was Romeo al op de grond beland. Simpel weg door zijn benen gezakt. Wat bezorgd streek Clifferton naast Romeo neer en streek door de donker blonde haren die in het mossige bladerdek waren gevallen. Ze hadden zich een lange tijd op het strand begeven. Afgezonderd van de rest. Elke avond turend naar de hemel. Zo zagen ze hoe verscheidene mede tributen stierven terwijl zij zo samen op het strand zaten. Het was niet zo dat ze te zwak waren om te kunnen moorden. Zeker niet. Clifferton had zijn strijdvlegel dan wel niet. De knots die hij had weten te bemachtigen diende prima als moord wapen en Clifferton kon deze kunst met gemak beheersen. Ze hadden geluk dat Romeo een boog gevonden had. Ergens verstopt onder een duin. Pijlen waren nergens te bekennen geweest, maar Romeo had wat puntige takken in pijlen kunnen om toveren. Ze raakte niet geheel elk doel. De balance van de takken was niet te vergelijke met die van een normale evenwichtige pijl. Maar er was iets mee te raken. Ze hadden vissen weten te vangen door de takken in het water te steken, te gebruiken als speer. Maar hun grootste voedsel inkomen waren toch de sponsors geweest. De sponsors met de prachtige ingegraveerde S, het familie teken van Cliffertons familie. Zijn vader had grootste plannen met zijn zoon, nadat hij de strijd der strijden had gewonnen. Hij had er niet over getwijfeld dat zijn zoon niet zou gaan winnen. Zijn zoon zou winnaar worden. En als hij terug kwam, wat hij ook ging doen, zou rijkdom hem in de schoot geworpen worden. Nog meer rijkdom. De familie Simpless was een van de weinige families die ook echt rijkdom bezaten. Zijn vader was een van de weinigen die het district verlaten mocht, voor zaken. Zijn vader was een van de weinige die persoonlijk contact had met president Snow en alle andere hoge heren in het capitool. De vraag was dan ook waarom ze niet in de hoofdstad van Panem woonde. Zijn vader was een man van traditie’s. De spelen waren zijn favoriet. Het was voorbestemd dat een Simpless ooit een maal mee zou doen met de spelen. Het was Cliffertons laatste jaar en hij was er van overtuigd dat in de bol vol met namen van district genoten enkel zijn naam had gezeten. Zijn vader had het wel weer weten op te lossen zoals hij alles kon. Clifferton was niet van het moorden. Niet direct. Hij deed het wel, omdat het moest. Maar zo enorm veel plezier had hij er niet in. Daar moest je bij zijn zusje voor zijn. Delilah was de moordenares in de familie. Maar zijn vader was en bleef een man van tradities. Vrouwen horen niet te vechten. Vrouwen horen te zorgen, tot Delilahs grootste spijt. Clifferton bleef door de wilde haren van Romeo strijken terwijl de jongen onder hem langzaam in slaap begon te dommelen. Zijn ademhaling werd regelmatiger, rustiger. Clifferton genoot van die ademhaling. De bevestiging dat zijn vriend nog steeds in leven was. Voor hoelang het nog zou duren. De sponsers waren opgehouden. Ze hadden van alles in ontvangst mogen nemen. Proviant, slaap plekken, wapens, gunstig weer en omstandigheden. Clifferton was er allemaal heilig van overtuigd dat zijn vader dat had weten te regelen, maar sinds zijn kleine onderonsje tussen Romeo en CLifferton was het opgehouden. Zijn vader bleef een man van tradities. Een fatsoenlijk man trouwt een vrouw, niet anders. Zo kon het niet. Terwijl heel Panem in de greep werd gehouden door het gedoemde liefdes verhaal zat zijn vader thuis te koken van woede, van schaamte. Wie wou er nou een zoon die zijn hart aan een andere jonge man gaf. Geen goed man, geen man van tradities. Zo’n zoon werd verstoten en verbannen, niet meer tegen gepraat, niets meer aan te doen. Cliffertons buik begon te rommelen. Beseffend dat het dik een halve dag geleden was dat hij wat genuttigd had. Voordat hun proviand en alle andere spullen in de vuurzee verdwenen waren. Het was een val geweest, opgezet door zijn vader. Hij had zijn zoon willen zien branden in de likkende vlammen die zich van boom naar boom verspreiden, uit de zee deed opkomen. Romeo’s sterke reuk vermogen had hun gered. Niets anders. Ze hadden enkel de wapens die ze nog op zak hadden. Meer niet. Ze moesten rusten, daarna zouden ze kunnen gaan jagen. Jagen zou niet lukken met over vermoeidheid dus ging Clifferton naast Romeo liggen. Trok de slapende jongen in zijn armen en duwde een kus in zijn haren. Hij was niet bang gevonden te worden door een mede tribuut. Hij zal toch wel sterven, daar zou zijn vader wel voor gaan zorgen. Thuis komen was geen optie meer. Hij moest er voor gaan zorgen dat Romeo veilig thuis kwam, dat was zijn doel.
Clifferton werd wakker van een zacht geritsel vlak bij zijn oor. Zijn blik was gefocust in de richting van het geluid. Een mede tribuut kon het niet zijn. Daar was het te zacht voor. Maar misschien was het een potentieel ontbijt. Clifferton had geen flauw idee hoe laat het zou zijn, maar zijn maag verlangde naar ontbijt ook al was het vier uur s’middags. In zijn district werden zondags ochtend ontbijtjes altijd rijkelijk gevierd. 10 uur stipt werd hij gewekt door zijn moeder. Ze hadden daar personeel voor in kunnen huren, maar zijn moeder hield van de huiselijke sfeer die zou verdwijnen als er dienstmeiden in gelaten werden. Hij zou zijn weg naar beneden volgen, nog steeds gehuld in zijn pyjama. Beneden stond de tafel vol met heerlijke ontbijt delicatesse. Dingen die in het capitool te verkrijgen waren, maar daar zelfs gekoesterd werden. Dingen uit alle districten en natuurlijk de overheerlijke broodjes uit de oven, gemaakt door moeder zelf. Cliff kon genieten van dat soort moment. Moment die niet meer komen gingen. En dat alles spookte door zijn hoofd terwijl hij oog in oog met een klein soort eekhoorn zat. Het kwijl liep hem letterlijk uit de mond. Als hij daadwerkelijk aan een zondagochtend ontbijt had gezeten had zijn moeder hem er op gewezen dat kwijlen erg onbeleefd en niet hygiënisch was. Maar nu lag hij op de grond, in een stel vieze, half afgebrande, kleren te loeren naar een klein eekhoorn beestje dat zou moeten gaan dienen als ontbijt. Manieren en hygiëne deed er niet meer toe. Voordat hij het arme beest besprong en aanviel dacht hij even aan Romeo, die nog steeds diep in slaap een eindje verder op lag. Hij hoopte dat Romeo honger zou hebben want Cliff was bereid om voor Romeo hun eigen zondag ochtend ontbijt klaar te maken. Maar net voordat Clifferton de arme ziel wou bespringen om af te slachten en op te dienen als ontbijt werd er een verschrikkelijke schreeuw hoorbaar in de richting van waar Romeo lag te slapen. Dat zou geen probleem geweest zijn als Romeo wakker was. Romeo was een slimme jongen, een mede tribuut zou hij vast en zeker aan kunnen. Zeker nadat er bekend was dat er niet veel meer over was van de beroeps waaraan hij en Romeo nooit een deel van hadden uitgemaakt, hun district roeping negerend. Het had ook geen probleem geweest als de stem die de schreeuw uitstoten hem niet zo bekend had voorgekomen. Maar de stem was bekend, te bekend. Het was Romeo hem zelf die de schreeuw had uitgestoten. Het hulpeloze eekhoorn beest was vertrokken. Had geen spoor achter gelaten, maar Clifferton had er al geen aandacht meer voor. Zijn aandacht was bij Romeo die hij achter had gelaten, voor ontbijt. Hij had hem nooit achter moeten laten, hij was stom geweest. Tijd om zichzelf te vervloeken had hij niet. Binnen drie tellen stond hij naast Romeo. Wat hij aantrof was aan de ene kant gerustelender en aan de andere veel beangstigender dan dat hij verwacht had. Romeo was niet aangevallen door een tribuut. Tenminste geen tribuut die in de buurt was of het niet op een lopen had gezet, maar werd omringd door de onnozele beesten van het soort dat Cliff daarvoor nog als potentieel ontbijt had aangezien. Clifferton nam de situatie snel in zich op. Romeo lag midden in de troep eekhoorns die niet veel leken te doen, maar toen Cliff beter keek zag hij hoe enkele beestjes aan Romeo’s hand zaten te knagen. Cliff bedacht zich geen moment slingerde zijn knots in de eekhoorn massa en verpletterde zeker tien kleine onschuldige beestjes. Maar de niet meer zo onschuldige beestjes leken het daar niet mee eens te zijn. Zich kerend tegen Clifferton lieten ze Romeo met rust en stortte zich op de arme Cliff. Het was voor Cliff al een hele opluchting dat de beesten Romeo met rust hadden gelaten, het tweede probleem was dat ze nu boven op hem gesprongen waren. Een intense pijn in zijn kuit werd voelbaar en Clifferton begon als een gek, om zich heen te slaan. Zo snel als de beesten gekomen waren, verdwenen ze weer. En het hoge gepiep dat de beesten bij hun aanval hadden geproduceerd stierf weg. Hij was weer alleen met Romeo. De pijn in zijn kuit hield aan. Clifferton liet zich op de grond storten, begon als een bezetenen het gif uit zijn kuit te zuigen en spuugde een vuile rochel gif de beestjes achter na. De beesten die al lang verdwenen waren. Na die handeling die niet meer als tien seconde geduurd had richtte Clifferton zich op Romeo. Romeo lag op de grond. De ogen gesloten. Het was duidelijk dat de beesten niet enkel Romeo’s hand hadden toegetakeld. Clifferton voelde een lichte paniek op komen.
Romeo lag in Cliffertons armen. Speelde met Cliffs hand en stelde zijn vriend gerust met zachte woordjes die bijna onverstaanbaar waren. De eekhoorn beesten waren vertrokken. Clifferton vervloekte zichzelf. Hij wist dat hij Romeo nooit in de steek had moeten laten. Het was zijn vader, geweest dat wist hij zeker. Het was algemeen bekend tegen over zijn familie dat Cliff een voorliefde had voor gebraden eekhoorns. Zijn vader was naar de spelmakers gestapt en had hoogstwaarschijnlijk een stel eekhoorns laten muteren, zoals de spelmakers met wel meer beesten deden.
‘Ik geloof in het lot Cliff,’ fluisterde Romeo zachtjes en hij nestelde zijn hoofd tegen Cliffertons borst aan, ‘Het moest zo zijn.’ Clifferton glimlachte voorzichtig in Romeo’s haren waar zijn hoofd op steunde.
‘Lot is een fabeltje mijn lieve Romeo,’ sprak Cliff zacht, een stilte volgde.
‘Vertel me is over je leven in district 1,’ Romeo vond het heerlijk om Cliff over de rijkdom die hij in het district had gehad te horen praten. Met zoveel rijkdom was Cliffs naam makkelijk uit de bol te kopen, maar iets in Romeo zei hem dat Clifferton niet per ongeluk was getrokken. Romeo besefte dat het misschijn pijnlijk was voor Cliff om over het district te praten. Maar misschien zou het hem goed doen. Cliff had al veel verteld, voordat ze achter nagezeten werden door meneer Simpless.
‘Ik was verloofd,’ het kwam er nogal onverwacht uit. Cliff leek er zelf ook van te schrikken, maar dan vooral voor Romeo’s reactie die komen ging. Als ze niet in de arena had gezeten was zo’n opmerking het begin van relatie problemen, maar Romeo kwam alleen maar omhoog. Zijn gezicht verging van de pijn, en Clifferton kreeg de neiging om Romeo weer tegen zich aan te drukken.
‘Wat was haar naam,’ Romeo’s gezicht stond niet boos, eerder meelevend. Clifferton zuchtte half opgelucht, blij dat hij niet boos was.
‘Anne-Maria, maar iedereen noemde haar Panda.’ Wist Clifferton uit te brengen en hij keek Romeo aan. Romeo kon de pijn uit zijn ogen aflezen en wou hem vertellen dat hij er niet verder over hoefde te praten. Cliff was hem voor.
´Ik ken haar al mijn hele leven. Ik dacht dat ik wat voor haar voelde, Romeo. Maar na dit, na dit weet ik dat dat allemaal een illusie was. Dat het ingepraat was. Panda was een lief meisje, zorgzaam, zou geen vlieg kwaad doen. Maar ze verdient beter Romeo. Ze verdient een man die echt van haar houdt.´ Cliff sloot zijn ogen en Romeo streek gerustelend over zijn wang heen.
´Als we hier uit komen,´ begon Romeo hoopgevend,.
´Begrijp dat dan Romeo. Zet je dromen opzij. We komen hier nooit meer uit. Dit wordt onze dood.´
´We leven nog, wat als we ons verstoppen tot de rest elkaar heeft afgeslacht. We halen het makkelijk. Alleen wij twee.´
Clifferton schudde zijn hoofd. Hij bewonderde de optimistische Romeo, maar hij moest niet vergeten dat hij de gene was met de gemuteerde eekhoorn beten. Wie weet wat voor gif ze zouden overbrengen. Romeo draaide zich half naar Romeo om, zijn gezicht vertrokken van de pijn. Cliff trok Romeo weer in zijn armen.
´Slaap mijn Romeo, rust nu het nog kan.´ Romeo deed wat hem werd opgedragen en sloot braaf zijn ogen. Probeerde bij de slaap te komen die hem niet wou vatten.
´Jij was de eerste,´ fluisterde Romeo plots zacht terwijl hij even omhoog keek, Cliffertons blauwe ogen bekijkend. Clifferton glimlachte zachtjes, ´Mijn moeder, ze was zo bezorgd. Dat ik alleen zou blijven. Mijn vader. Hij had hoop dat het wel goed zou komen.´ Met die woorden en een glimlach op zijn gezicht viel Romeo langzaam weer in slaap.
´Ik laat je niet meer gaan,´ fluisterde Clifferton toen Romeo in slaap was gevallen en hij kuste de jongen in zijn armen op de kruin van zijn haar.
Clifferton had een tijdje voor zich uit gestaard. Zijn berekeningen hadden niet geklopt. Het was al laat in de middag geweest en het begon te schemeren. Hij had Romeo ergens beschut neergelegd en was twee meter verderop begonnen met een klein kampvuurtje aan te leggen. Een kanonschot liet hem opschrikken, drong diep tot hem door. Zijn blik gleed per direct naar Romeo naast zich. Romeo had het ook gehoord. Keek even op en viel toen weer in slaap. Dus ging Cliff weer verder met het maken van het vuurtje. Tot plots iets in de lucht zijn aandacht trok. Het vuurtjes was klein, maar zou zelfstandig groter kunnen worden. Voor aandacht was Cliff niet bang. Andere tributen zouden hun zo gemakkelijk kunnen vinden. Het maakte toch niet meer uit. Het ding in de lucht was al lang niet meer gesignaleerd. Het kwam rustig naar beneden zetten. De zwaartekracht wetten negerend. Langzaam dobberde het naar beneden en belande op Romeo´s borstkas. Clifferton wist niet hoe snel hij bij zijn vriend moest zijn. Hij wist het niet meer. Of het iets levensbedreigend was of iets anders. Je wist het nooit in de spelen. Zeker niet meer na de brand. Je kon nooit voorzichtig genoeg zijn. Zijn handen grepen het pakketje dat met een parachute uit de lucht was komen vallen. Iets wat al een lange tijd niet meer gebeurt was. Zijn ogen gleden over de ingegraveerde S en opende het doosje in zijn handen. Trillend haalde hij er een injectie spuit uit. Compleet gevuld met doorzichtig groene inhoud. ´Het tegen gif,´ fluisterde hij zachtjes in zichzelf. Het kwam van zijn vader af, maar waarom? Zijn vader had de vuurzee gecreëerd, de eekhoorns los gelaten en de sponsors stop gezet. Waarom zou hij tegen gif sturen? Een pijnvolle kreun kwam over Romeo’s lippen en Clifferton kromp in elkaar, kroop dichter naar zijn eerste echte liefde toe.
‘Romeo,’ zei hij zachtjes, Romeo door elkaar schuddend. De groene ogen van Romeo opende zich. Clifferton was blij ze open te zien. Dat hij nog leefde. ‘Ik heb het tegen gif.’ In zijn stem was enthousiasme te horen, hoewel hij deze probeerde te verbergen.
‘De pijn zal weg gaan, het komt goed.’ De laatste woorden gleden met een gerust gevende zucht over Cliffertons lippen terwijl hij de onbetaalbare glimlach van Romeo aanschouwde. Romeo gaf een klein knikje, Clifferton te overtuigen de spuit in te brengen. Zachtjes zetten Cliff de spuit tegen Romeo’s arm aan, twijfelde nog enkelen seconden en bracht toen de spuit bij Romeo in. Zachtjes duwde hij de vloeistof Romeo’s lichaam in, wachtte op een bijwerking. Romeo’s ogen werden groot, zijn mond ging open en een verschrikkelijk schreeuw kwam uit zijn keel gat. Het brandende gevoel dat zich eerst nog maar in zijn boven arm had laten opdoemen verspreide zich door zijn bloed. Alsof heet vuur hem was ingebracht en zijn lichaam door gepompt werd. Clifferton raakte in paniek. Er schoot van alles door zijn hoofd. Hij greep Romeo’s hand beet streek er bemoedigend over en fluisterde gerust stellende woorden. Het geschreeuw van Romeo hield aan. Leek hem bijna te doen stikken.
Na een tijdje verzwakte het geschreeuw, uiteen lopend in een zacht gejammer. Clifferton voelde een brandende woeden van binnen. Het was zijn vader geweest. Zijn vader had hem geen medicijn gestuurd, enkel puur vergif. Hij deed zijn best de tranen die al op zijn wangen stonden te verbergen. Hij moest sterk blijven, voor Romeo. Romeo had niets aan hem als hij begon te huilen. Hij moest bij Romeo blijven, hem steunen. Clifferton had Romeo weer in zijn armen genomen probeerde zachtjes de pijn uit zijn lichaam te strijken. Het hielp niet. Romeo voelde dat hij de macht begon te verliezen. Hij begon weg te zakken.
‘Hier blijven Romeo,’ fluisterde Clifferton zachtjes, iets dat Romeo nog maar nauwelijks kon horen. Zijn ogen vielen dicht. Hij was niet sterk genoeg het gif tegen te vechten. Hij was te verzwakt. Een kanon schot weer klonk en Clifferton liet een schreeuw ontsnappen. Liet Romeo op de grond vallen en begon als een bezetten Romeo door elkaar te schudden.
‘ROMEO,’ kwam er met halen en stoten uit zijn mond gevolgd door een vloedgolf van tranen, ‘ROMEO KOM TERUG, ROMEO NIET WEG GAAN. LAAT ME NIET ALLEEN.’ Zijn wanhopige kreten bleven doorgaan tot het volledig donker was en het vuurtje spookachtige schaduwen op hun gezichten scheen. Romeo lag op de koude grond. Cliff lag boven op hem. Romeo’s shirt bevochtigen met zijn tranen. Hij wou zijn vriend niet laten gaan. Niet nu. Hij had Romeo nodig. Hij kon niet zonder hem. Zonder hem was hij niks. Hij zou terug keren naar zijn district, raar aangekeken worden, verbannen worden van zijn familie. Hij had Romeo naar huis willen sturen. Zichzelf opofferend. Hij had niks meer om naar terug te gaan, Romeo wel. Hij had gefaald. Het was hem niet gelukt iemand waarvan hij hield te beschermen. Zijn vader, zijn vader was een moordenaar. Een ergere als hij zelf. Hij had twee personen het leven ontnomen. In het bloedbad. Hij had het gedaan om hem en Romeo te beschermen. Zijn vader was hier de moordenaar. Had een onschuldige ziel waarvan zijn bloed eigen zoon hield vermoord. Door hun beide hoop te geven. Zijn vader was hier de slechterik. Clifferton lag stilletjes op Romeo’s borst. De tranen bleven komen. Langzaam kwam hij omhoog. Keek rond. Zijn ogen nog steeds vochtig. Hij wou het niet meer. Hij overdacht de situatie. Wist geen andere oplossing. Vast besloten pakte hij de injectie op. Bekeek het ding en bedacht zich geen moment. De scherpe punt van het ding stak zijn vlees in terwijl Clifferton zijn tanden op elkaar zetten om niet te gaan schreeuwen. Hij trok de spuit naar zich toe, zijn pols open halend. Het bloed gutste er uit, belande op zijn lichaam en dat van Romeo. Cliff zette door, sneed ook zijn andere pols door. Hij voelde hoe het bloed zijn polsen uit gutste. Hij had zijn slagaderen bereikt waardoor het bloed uit de wonden spoot. Niet lang daarna werd het licht in Cliffertons hoofd. Begon de wereld om hem heen te draaien en viel hij boven op Romeo. Een derde kanonschot weerklonk door het stille bos.
Romeo werd wakker.
Het volkslied dreunde door het bos heen. Er lag iets zwaars op zijn borst dat het moeilijk maakte om te ademen, maar hij kreeg het niet voor elkaar om naar zijn borst te kijken. Dus bleef hij naar de lucht staren. Het teken van Panem verscheen gevolgd door de eerste dode. Het kanonschot van die avond toen Cliff bezig was met het vuurtje. Het herkenbare gezicht van Peter uit district 6 kwam aan de hemel te staan, gevolgd door zijn district genootje Valentina. Romeo kon ze nog maar vaag herinneren. Enkel en alleen dat de twee in een team zaten met Peeta en Ave en dat ze Clifferton overstreek hadden gemaakt toen ze een voorsprong op de rest hadden. Het gezicht dat daarna aan de hemel kwam deed zijn adem stokken. De jongen die gezworen had wraak te nemen op de twee aan de lucht verscheen zelf ook aan de lucht. Zijn vriendelijke ogen omringd door de wat bozige gelaats trekken keken Romeo diep aan. Cliff kon niet dood zijn. Hij wist zeker dat Clifferton naast hem zat. Blij te glimlachen dat Romeo zijn ogen geopend had. Dat hij droomde. Romeo kreeg een naar gevoel in zijn buik. De pijn was verdrongen, hoogstwaarschijnlijk door het tegen gif. Maar wat kon er dan zo zwaar op zijn borst liggen. Romeo was te bang om op te kijken. Toch waagde hij het er op. Wat hij zag deed zijn maag omkeren. Zijn kleren waren rood als bloed even als de jonge man die op zijn borstkas lag. Romeo draaide de andere kant zodat Cliff van zijn lichaam af rolde. Een zuur goedje kwam uit zijn mond terwijl hij kotsende geluiden maakte. Toen Romeo zich weer omdraaide begon zijn ademhaling onregelmatig te worden. Zijn blik keek verafschuwd naar de jongen van wie hij zoveel hield. Het was geen droom. De geur van rottend vlees vermengd met bloed was te echt om een droom te kunnen zijn. Romeo raakte in een kalm soort paniek. Zijn hart begon tien keer sneller te slaan even als zijn ademhaling, maar zijn handelingen waren angstaanjagend rustig. Alsof hij wist wat te doen pakte hij de spuit die net als alles om hun heen bespoten was met bloed. Cliff had zijn polsen opgesneden, dat was duidelijk. Romeo trok de spuit naar achter zodat hij zich met lucht kon vullen. Zorgvuldig koos hij een plek uit, diep in zijn nek, waar een ader goed te zien was. En rustig duwde hij de lucht zijn bloed in alsof hij de trekker van een revolver over haalde in een potje russian roulette. Het deed geen pijn, hij voelde er niets van. De dood van Cliff had hem al te veel pijn gedaan. Zijn ademhaling verzwakte, zijn hartslag verlaagde en langzaam werd alles zwart voor Romeo’s ogen.
Een laatste kanonschot weerklonk door het bos, de dood van Romeo aangevend.
Er zijn nog geen reacties.