8.
Caili, 2399
Zo stil mogelijk stap ik uit mijn bed. Het is warm binnen. In het donker zoek in met mijn hand naar de lichtschakelaar.
Daar zit ie.
Ik pak mijn spullen: Het oordopje, de minicomputer, mijn spy-zonnebril en mijn riem met leren zakjes. Daarin stop ik minicamera’s en minimicrofoons. Ook stop ik er een zakmes bij.
Zo zacht mogelijk sluip ik mijn kamer uit de overloop op. Gelukkig slaap ik beneden, en hoef ik niet de trap af, die kraakt alsof het op instorten staat. Ik gris mijn schoenen van de grond en trek ze aan. Ik moet ze vastzetten met leren veters. Mijn handen bibberen dus het duurt even voordat dat lukt.
Ik loop voorzichtig richting de deur, als ik in de keuken langs de sleutels kom. Ik neem ze mee. Meer hulp kan ik wel gebruiken. Dit zijn de sleutels voor de kamers achter het lab. Het is geen extra moeite… Ik open de achterdeur en stap over de drempel.
Het licht boven gaat aan. Papa. Zo snel mogelijk ren ik naar het schuurtje achter in de tuin. Daar is het lab. Ik ga met mijn vingertoppen langs de muur en voel de schakelaar. De geheime deur klapt open. Ik ga via de trap naar beneden. Ik knip het licht aan en kijk om me heen. Door de klapdeuren. Op mijn hoede loop ik erheen. Er zitten daar gevaarlijke mensen. Sommige dan. Ik open de eerste deur en daar zit Rocky. Met bange ogen kijkt ze me aan.
‘Kom je me halen?’ Vraagt ze met een bibberende stem.
‘Ja, kom. We gaan weg. Hier is de sleutel, bevrijdt de anderen!’
Rocky knikt. Ik haal een klein sleuteltje van de sleutel bos en geef het aan haar. Ze loopt snel weg om de rest te halen. Ik loop terug naar het lab. Achterin het hoekje staat een grote kast. Op mijn tenen ga ik daar naar toe. Ik steek een ouderwetse sleutel in het sleutelgat en open de deur. Dit is de verboden kast. In de kast staan rijen vol met flesjes en buisjes.
Er zijn nog geen reacties.