Hoofdstuk 8
Tot onze verbazing merkten we dat Leona zich aan haar belofte had gehouden. Die ochtend bood ze haar verontschuldigingen aan voor haar wantrouwen. En toen liet Roelof haar de kaart zelfs zien. Ze maakten vooruitgang. Ik zag Kasandra lachen, alsof ze het allemaal allang door had gehad.
Ondertussen werden Breyan en ik steeds betere vrienden. We liepen vaak naast elkaar en kletsten dan over de meest onzinnige dingen. Hij was de enige van het gezelschap die ik echt vertrouwde.
'En dan, als we er eindelijk zijn, blijkt er geen schat te zijn!,' zei ik lachend.
'En Roelof en Leona graven en graven, maar er is niets,' antwoordde Breyan.
'En terwijl wij allang weg zijn, graven zij maar door.'
'Ik denk niet dat Leona zal opgeven tot ze iets vindt.'
Eigenlijk was dit het doemscenario dat al de hele reis door ons hoofd spookte, maar door er grapjes over te maken leek het veel minder eng. Alleen al het denken aan de reactie van de broer en zus, was hilarisch.
Breyan en ik waren vrienden geworden, tot zover het kon in een korte tijd. En ik begon interessante verhoudingen te zien in de groep. Leona en Roelof waren nog constant aan het bekvechten, maar sinds Leona de kaart zag was het al minder geworden. Ik verdacht ze ervoor dat ze het ruziën leuk vonden. Kasandra was eigenlijk altijd alleen, behalve op de zeldzame momenten dat ze zich in onze gesprekken mengde. Eerst had ik medelijden met haar, maar ik begon te beseffen dat dit gedrag bij haar hoorde. Kasandra was sowieso de meest mysterieuze van het stel. Wat er in haar hoofd omging, was voor iedereen een raadsel. Nooit liet ze ook maar iets zien van magisch talent, maar met haar leek het altijd alsof ze alles van tevoren al wist.
Breyan had me dan een hoop verteld over zichzelf, toch had ik het gevoel dat er iets miste in zijn verhaal. Maar nooit vroeg ik ernaar. Als hij dat voor zichzelf hield, moest hij daar toch een reden voor hebben? Maar stiekem wilde ik het wel graag weten.
Onverwachts kondigde Roelof wat aan: 'Als we verder willen, zullen we over de bergen moeten.'
Ik begreep opeens waarover ze de hele tijd hadden zitten bekvechten.
'Het is een zware en lange tocht over de bergen. We kunnen ze omzeilen,' zei Leona.
'Nee, kijk maar op de kaart!'
'Ik dacht dat ik de kaart niet meer mocht zien. Bovendien zitten de bergen niet daar, maar hiér!' Leona wees chagrijnig op de kaart en Roelof hield de kaart eigenwijs tegen zijn borst, zodat zijn zus het niet kon zien.
'We kunnen vast wel een kloof vinden,' hield Leona vol.
Ik rolde met mijn ogen. Daar gáán ze weer!
'Nee, dat kunnen we niet. Het is een omweg!'
'Ach, je bent niet verstandig genoeg om te zien...'
Ik stopte met luisteren en staarde naar de bergen voor me. Als het aan Roelof lag, moesten we eroverheen. Als het aan Leona lag, reisden we er dagen langs, in de hoop een kloof te vinden die misschien wel helemaal niet bestond. Geen van beide was een prettig vooruitzicht.
Maar niet alleen de lange reis zorgde ervoor dat het een slecht vooruitzicht was, er was nog een andere reden: deze bergen waren de grens van ons vredige koninkrijk. Hier lag het echte gevaar op ons te wachten. Alleen al de aanblik van de donkere bergen was angstaanjagend. Ze werden de zwarte bergen genoemd, en die naam was niet overdreven. Op de hoge toppen met sneeuw na, waren de bergen zwart. Niemand wist hoe ze aan die kleur kwamen, maar voor vele was het een teken van onheil. En nu moesten wij eroverheen gaan.
Mijn vader was hier één keer gekomen. Hij had me, veilig bij het haardvuur, verteld over de vele wezens die hij had gezien. Ik vermoedde dat hij overdreef, en veel wezens waren me niet bijgebleven. Maar één ding had ik onthouden: de trollen. Trollen waren lelijke wezens die mensen eten en ze schenen behoorlijk gevaarlijk te zijn. Mijn vader vertelde dat hij eens zo'n trol was tegengekomen. Ik herinnerde me alleen niet meer hoe hij erlangs was gekomen. Ach, zo belangrijk kon het niet geweest zijn.
Ik probeerde wanhopig te denken aan de andere wezens waar mijn vader me voor had gewaarschuwd, maar ik herinnerde alleen nog maar dat hij zei: berggeiten moet je niets storen. En dat deed ik dan ook maar niet. Soms wenste ik wel eens dat mijn vader nog hier was en me af en toe raad kon geven over wat ik aan het doen was. Ik wist dat ik het wel zou leren, ook zonder hem, maar dat was niet echt een troost. Ik mocht dan een goede avonturier worden, daarmee kreeg ik hem niet terug. En dat deed pijn.
Ik zie dat ik nu 8 abonnees heb! Hoera! Welkom, allemaal. Ik hoop dat jullie het allemaal nog leuk vinden. Ik ga een paar drukke weken in maar ik doe mijn best nieuwe hoofdstukken te schrijven. Gelukkig zorgt drukte vaak ook voor inspiratie Als jullie nog opmerkingen ofzo hebben, hoor ik het graag. Anders: Enjoy!
Reageer (2)
(:
1 decennium geledenverdeR?
Nog steeds leuk hoor
1 decennium geledenMaar ik ben benieuwd wat dat dan met Breyan is....
snel verder