Foto bij hoofdstuk 43

Yuna

Mijn hoofd voelt zwaar aan als ik langzaam wakker word. Voorzichtig doe ik mijn ogen open en als ik alleen maar het donker in kijk sluit ik ze en wil me omdraaien maar blijf meteen liggen als ik steken in mijn nek voel.
Langzaam begint het tot me door te dringen wat er allemaal is gebeurd. Ineens hoor ik een geluid, voetstappen die langzaam dichterbij komen. Ik schiet ondanks de pijn toch overeind en probeer naar achteren te schuiven. Tot mijn ergernis kom ik met mijn rug tegen een muur. Mijn wapens ben ik zo te voelen kwijt. Ik kan nog steeds niks zien maar hoor nog steeds de voetstappen.
‘Yuna hoe voel je je?’ vraagt een bekent persoon die naast me komt zitten.
‘Aiden?’ vraag ik nadat ik zijn stem een paar keer ik mijn hoofd heb herhaalt.
Twee armen trekken me naar zich toe. ‘Gelukkig, je leeft nog, ben je me zo snel vergeten?’ zegt Aiden het laatste waarschijnlijk met een grijns op zijn gezicht.
Ik sla mijn armen om hem heen.
‘Heel grappig! Jouw vergeet ik nooit meer. Ik heb je zo gemist’ fluister ik.
‘Ik jouw ook’ ‘Waar zijn we?’ vraag ik na een tijdje terwijl we elkaar hebben losgelaten.
‘In een stal volgens mij’ zegt Aiden.
‘Hoe ben je hier terecht gekomen?’ vraag ik na een tijdje terwijl ik me moe voel worden.
‘Ik denk dat je beter kan gaan slapen’ zegt hij.
‘Ik denk dat je gelijk hebt’ zeg ik met tegenzin. Ik wil heel graag weten wie hem heeft geholpen en hoe hij hier is beland.

Langzaam laat ik me op de grond zakken en al snel vallen mijn ogen dicht.
Niet voor lang wat al snel hoor ik Aiden die tegen iemand aan staat de schreeuwen. En volgens mij kan het niet lang duren voordat ze elkaar aanvliegen. De persoon waar Aiden tegen schreeuwt kan ik net niet zien.
Wat ze zeggen gaat eigenlijk aan me voorbij. Ik zie alleen dat Aiden een vuist in zijn gezicht krijgt en naar achteren stapt. De deur gaat met een klap dicht. Gelukkig is het een stuk lichter in de soort van stal.
Aiden gaat mompelt tegen een van de muren zitten en wrijft een keer over zijn wang.
‘Hoe komen we hier weg?’ vraag ik terwijl ik elke muur goed bekijk.
‘Ik geloof niet dat we door een van deze muren kunnen komen’ zegt hij terwijl hij ook naar de muren kijkt.
‘Misschien in de vloer zelf’ mompel ik tegen mezelf.
‘Misschien wel ja’ meteen haalt Aiden op een plek het stro weg en begint met zoeken naar een gat of luik.
‘Maar dan weten we niet waar we uitkomen. Misschien wordt de uitgang wel bewaakt’ zeg ik terwijl ik langzaam mee begin te zoeken.
‘Dat zien we dan wel weer. Als we hier maar uitkomen’ zegt Aiden. Ik knik een keer en zoek verder.
‘Hoelang zijn we hier eigenlijk al?’ vraag ik terwijl ik door blijf zoeken.
‘Ik denk zo’n drie dagen’ zegt hij terwijl hij er bij telt.
‘Ben je met Xena op weg gegaan?’ vraagt hij na een tijdje. Ik schud mijn hoofd.
‘Gelukkig niet’ zucht ik. ‘Maar wel met Midnight, wat zouden ze met hem gedaan hebben?’ zucht ik terwijl ik aan allemaal dingen denk.
‘Ik geloof niet echt dat ze iets met het paard moeten’ zegt hij.
‘Ik hoop het maar.’
‘Ik geloof dat ik wat heb gevonden’ zegt Aiden na een tijdje.
Ik loop naar hem toe en zie dat hij een soort lus in zijn handen heeft.
‘Het zou bijna te makkelijk zijn’ zeg ik terwijl ik er wantrouwig naar kijk.
‘Maar we kunnen het proberen’
Op dat moment horen we voetstappen onze kant op komen.

Reageer (2)

  • Kelpie

    weer met Ananananas eens!
    en heeeel snel verder want het is zo`n leuk verhaal!

    1 decennium geleden
  • Pineapple3

    *hoopt vurig dat ze niet ontdekt worden*

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen