Foto bij hoofdstuk 34

Aiden
‘Sst, zachtjes!’ klinkt een stem.
Voorzichtig open ik mijn ogen en kijk om me heen. Ik lig op een bed in een grote kamer. Er zit een mensenmeisje naast het bed en ik zie nog net een jongen weglopen. Ik wrijf een keer door mijn gezicht en dan weet ik weer wat er is gebeurd.
‘Dat heeft lang geduurd’ zegt het meisje en steekt haar hand naar me uit.
Geschrokken grijp ik naar mijn zwaard maar die is weg.
‘Waar is mijn zwaard?’ vraag ik geërgerd en kijk om me heen.
‘Die is weg, net als je mes’ zegt ze vrolijk.
Ik kijk haar kwaad aan maar ze lijkt het niet te merken.
‘Waarom ben ik hier?’ vraag ik voordat ik het zelf door heb.
‘Weet je dat dan niet meer? Je werd aangevallen door een draak’ zegt ze dan.
‘Naur!’ roep ik en wil het bed uit stappen.
De pijn schiet van mijn been naar mijn rug en ik schreeuw het uit. De deur vliegt open en de jongen van net helpt me weer het bed in.
‘Waar is Naur!’ grom ik.
‘Bedoel je die draak? Die hebben we gevangen. Hij kan je niets meer doen’ zegt de jongen.
‘Wat?! Hij is mijn draak. Jullie moeten hem laten gaan!’ grom ik weer.
‘Die draak viel je aan. Je bent ernstig door hem verwond’ zegt het meisje en kijkt bezorgd.
‘Yuna’ roep ik dan en wil weer het bed uit maar de jongen houd me tegen.
‘Wie is die Yuna? Je roept die naam al drie dagen!’ zegt het meisje weer.
‘Yuna is een elf en ze was met mij hier in de stad’ zeg ik verward.
‘Een elf? Die bestaan niet!’ zegt de jongen en loopt de kamer weer uit.
‘Wel waar, Yuna is een elf en ik ben haar kwijt!’ roep ik boos.
‘Volgens mij heb je ook je hoofd bezeerd. Je bent er echt slecht aan toe’ en ze kijkt me aan.
‘Wel waar. Ik moet haar gaan zoeken. Waar is mijn draak! Ik moet naar hem toe!’
In paniek kijk ik de kamer rond en ik stap het bed weer uit. Het meisje probeert me tegen te houden maar ik strompel gewoon door.
‘Je kunt niet weg! Je moet rust hebben. Je bent zwaar gewond!’ gilt het meisje.
‘Nee ik moet hier weg!’ snauw ik en klem mijn kaken op elkaar van de pijn.
Wankelend loop ik richting de deur en smijt hem achter me dicht.
‘Nee dat kan niet!’ gilt het meisje over de gang en pakt mijn arm vast.
Ze wil me mee trekken maar ik sla haar hand van me af en wankel verder. De tranen springen in mijn ogen van de pijn maar ik blijf stug door lopen.

Na een half uur ben ik eindelijk buiten waar ik raar word aangekeken.
‘Naur!’ schreeuw ik zo hard als ik kan.
Er komt geen reactie en dus haal ik aan om weer te roepen maar alles begint te duizelen. Ik grijp me vast aan een hekje en weet nog net te blijven staan. Dan hoor ik een luid gebrul en niet veel later komt Naur aanrennen. Achter hem volgen een hoop mensen uit de stad die kwaad naar hem schreeuwen. Snel land hij naast me en ik laat het hekje los. Met een stekende pijn in mijn been weet ik net bij Naur aan te komen. Hij helpt me op zijn rug en stijgt dan op.
‘Sorry Naur. Dit was mijn bedoeling niet’ zeg ik en ga plat op zijn rug liggen.
Ik ben blij dat ik weg ben bij die mensen. Ik ben nu wel mijn wapens kwijt maar ik moet Yuna vinden. Ik kom wel weer aan wapens in een andere stad of dorp.
‘We moeten Yuna vinden. En Midnight ook. Die is niet met Yuna mee’ zeg ik zachtjes tegen Naur en sluit mijn ogen. De wind suist door mijn oren en langs mijn haren. Ik hoor het geklapper van Naur zijn vleugels en hij gromt zachtjes. Zijn geschubde huid voelt lekker warm onder mijn lichaam en de kou verdwijnt meteen.
Dan schieten de woorden van het mensenmeisje weer door me heen. Drie dagen? Ben ik echt zo lang weg geweest? En elfen bestaan niet? Heb ik dit dan gedroomd? Yuna bestaat! Dat weet ik zeker! Snel trek ik mijn broek omhoog en er zit een verband om heen. Het is bijna helemaal rood gekleurd door mijn bloed dat er doorheen komt. Nee het is echt. Ik ben verwond door haar boer, dat weet ik zeker. Ik kijk er wel een andere keer naar. Niet nu.

Reageer (1)

  • RandomnessXx

    De mensen weten dus wel dat draken bestaan maar niet van vampiers en elven?:8
    Naja *haalt schouders op*

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen