6.
Veel leesplezier!!
Semmy, 2012
‘Haha, met meisjes praten in je ondergoed!! Semmy, ben je nou zo'n nerd dat je niet met meisjes kan praten zonder in je ondergoed te zitten?! Oh, ik snap niet dat wij familie zijn!’
‘Raph, dat zijn we ook niet’
‘Haha, wie was dat meisje?? Ze zag er heel leuk uit. Denk je dat ze hier was voor mij? Ja dat weet ik wel zeker! Zulke meisjes komen niet voor jou. Hoe oud was ze? Vijftien misschien. Zal ze hier zijn om mij..'
‘Hou je kop dicht!’ Ik duw hem aan de kant. Ik heb een hekel aan mijn broertje. Hij is veel te egoïstisch. Hij loopt altijd te zeuren over mij. ‘‘Semmy deed dit, Semmy deed dat.’’
Boos stamp ik de trap op. Ik negeer het geschreeuw van mijn moeder dat ik niet moet stampen en laat me op mijn bed vallen. Ik doe hard mijn best om niet in huilen uit te barsten. Mijn broertje wil dat, en ik geef hem geen gelijk.
Ik hoor een geluid. Iemand staat buiten op zijn vingers te fluiten.
Zou dat Caithlin zijn? Ze had beloofd dat ik haar straks zal zien. Dat hoop ik.
Ik loop naar het raam toe en klap het open. Dat is níét Caithlin!
Een jongetje die ik nog nooit heb gezien loopt door onze tuin. Hij ziet mij niet.
De jongen fluit nog eens op zijn vingers. Dan pakt hij iets uit een leren buidel die om zijn middel hangt. Het lijkt op een klein flesje. Hij schud een beetje poeder uit het flesje op zijn hand en blaast het omhoog van zijn hand af. Het spul vliegt de lucht in en springt dan met een lichtflits uit elkaar. Ik schrik er van. Het jongetje kijkt omhoog alsof hij mij gezien heeft en stopt het kleine flesje terug in zijn buidel.
Dan haalt hij een loden staafje uit zijn buidel. Uit een ander flesje giet hij wat vloeistof in het staafje. Hij stopt er een klein dopje op en stopt het onder zijn broekrand. Hij fluit nog een keer op zijn vingers. Dan komt Caithlin uit de bosjes. Ze wenkt de jongen en hij loopt naar haar toe. Ze zegt wat tegen hem, maar ik kan het niet verstaan. Het jongetje knikt en verdwijnt.
Het ene moment stond hij daar nog en het andere moment was hij weg.
Caithlin kijkt om. Snel duik ik weg van het raam.
Het jongetje verdween gewoon. Hij werd onzichtbaar! Dat was minstens zo vreemd als de woorden die ik zag om Caithlin.
Zo snel mogelijk ren ik naar buiten toe.
‘Caithlin, wie was dat?’
‘Wie bedoel je?’
‘Dat jongetje wat bij je stond. Dat jongetje wat verdween’
‘Je hebt hem gezien… dat, dat was .. eh .. gewoon iemand die ik ken.’
‘Nee, niet waar.’
‘Sem, ik kan het je niet vertellen, alsjeblieft vertrouw me!’
‘Oké, ik vertrouw je.. Waarom ben je hier?’
‘Ik kom je halen. Je bent in gevaar Semmy. Als je hier nog langer blijft kun je de mensen van wie je houd in gevaar brengen. Bovendien heb ik je nodig.’
Ik denk na. Caithlin heeft mijn hulp nodig. De laatste tijd gebeuren er vreemde dingen. De woorden, het jongetje, het gevaar.
‘Caithlin.’ Ik pak haar bij haar schouders. ‘Wat is er aan de hand?’
Dan rent Caithlin weg. Ik wist niet dat ze zo snel was. Ze lijkt wel te vliegen. Ik ga achter haar aan. Caithlin gaat met haar handen langs de takken van het bos achter ons huis.Ze klimt een boom in, zo snel dat ik het niet in de gaten heb. Ik bots tegen de boom aan en het doet pijn. Echt pijn. Ik val achterover.
Een aantal seconden later durf ik mijn ogen weer open te doen. Mijn rechteroog gaat niet goed open. Ik voel met mijn hand en ik merk dat mijn wimpers aan elkaar plakken. Ze zijn kleverig van het bloed. Het bloed komt van een wond op mijn voorhoofd. Mijn hoofd doet pijn. Mijn hersenen worden door elkaar geschud en ze stuiteren van de ene kant naar de andere kant en het is niet fijn. Ik voel de grond niet. Ik lig niet op de grond.
Twee handen liggen onder mijn rug. Twee handen liggen onder mijn rug!! Ik draai me snel om en daar staat het jongetje dat verdween. Hij is schattig, ik schat een jaar of 9 en hij draagt vreemde kleding. Een witte blouse met daar overheen een zwart leren vest, dat vast zit met lussen en leren knopen. Daaronder draagt hij een wijde broek van een stof dat lijkt op zijde.
Er zitten leren laarzen aan zijn voeten. Zijn haar krult een beetje en heeft de zelfde kleur bruin als dat van Caithlin. Zijn ogen zijn diepbruin. Zijn neus is grappig. Caithlin glimlacht naar hem. Ze lijken echt op elkaar. De jongen legt me neer, en even snel als hij kwam verdwijnt hij weer.
‘Wacht, Ross!’ zegt Caithlin.
De jongen stopt. Dus hij heet Ross.
‘Doe voorzichtig’
De jongen knikt naar Caithlin en vertrekt. Het ene moment staat hij nog voor me en het andere moment is hij verdwenen. Caithlin ziet me verbaasd kijken.
‘Hij is weg. Geloof me.’
‘Caithlin, hoe kan dat?’
‘Dat mag ik eigenlijk niet zeggen Semmy.’
‘Ik mag echt niks van je weten hé! Ik hoor er ook bij. Wat is er met me aan de hand dat ik jongens zie verdwijnen en dat mensen voor mijn ogen in woorden veranderen? Caithlin…’
‘Ik kan je het geheim van mijn broertje wel vertellen. Je komt er toch wel achter. Je bent niet zomaar iemand Sem, je ben een van de weinige. Net als mijn broertje.’
‘Wat is het geheim van je broertje.’
‘Kom mee.’
Dus ik volg haar. Tenminste, ik probeer het. Ze rent nog steeds zo snel als eerst. Mijn hoofd bonkt nog steeds, en daar wordt ik niet sneller van. Caithlin blijft haar broertje roepen. Op een gegeven moment stopt ze. Ik bots tegen haar aan. In plaats van boos te worden lacht ze naar me. Ik lach terug. Plotseling verschijnt Ross voor mijn neus. Ik schrik. Hij kijkt best wel boos.
‘Hey zus, ik weet dat je me nodig hebt, maar ik moet wel de tijd krijgen om mijn deel uit te voeren. En jij daar, ik weet niet hoe je heet, jij moet stoppen mijn zus zo aan te staren.’
Met een lachje draait hij zich om, verdwijnt en loopt verder. Verbaasd staar ik hem na. Dan begint Caithlin te lachen.
‘Hey Caithlin, wat is er zo grappig?’
‘Hm.. Niks.. zie je nu wat mijn broertje kan. Hij wordt onzichtbaar. Ik wil dat ik dat kan. Maar ik kan niks speciaals. Dat kunnen er maar weinig. En wat jij kan, kunnen er nog minder.’
Er zijn nog geen reacties.