Foto bij Hoofdstuk 7

Ik had nog steeds nachtmerries van de geesten drie dagen later, maar ik wist me er meestal wel overheen te zetten. Mijn angst verdween zodra de zon opkwam.
Tot ik op een avond de eerste wacht had. Herinneringen spookten door mijn hoofd, terwijl ik in het duister staarde. En toen ineens hoorde ik een schreeuw in het donker. Ik had bijna een hartaanval, maar besefte al snel dat ik deze stem kende. Het was Breyan. Hij vloog omhoog en keek toen om zich heen.
'Nachtmerries?,' vroeg ik.
Hij kwam omhoog en ging weer naast me zitten. Zo zaten we alweer allebei in het vuur te staren. Ik merkte dat hij geen antwoord op mijn vraag had gegeten.
'Daar zitten we weer..,' zei ik.
'Ja. Nu kan ik niet slapen,' zei hij, en ik zag hem voorzichtig lachen in het licht van het vuur.
'Zijn het nachtmerries?'
'Ja... En ze komen elke nacht terug.' Hij zuchtte. Het was duidelijk dat het iets was waar hij echt mee zat. 'Heb jij ze ook? Nachtmerries? Ik bedoel, die geesten...'
'Ja, ik heb ze ook. Maar het gaat wel weer over.' Ik zuchtte en keek in zijn ogen. 'Vond je het dom van me om naar die geest toe te gaan? Om niet weg te rennen, bedoel ik?'
'Misschien had ik dat gevonden als ik mijn ouders nooit was verloren. Of als ik er zo weinig om had gegeven als Leona doet. Maar dat doe ik niet. Ik begrijp je. Je verdriet is nog vers.'
Ik knikte.
'Weet je? Ook allebei mijn ouders zijn dood. Ze zijn omgekomen in een brand bij mij in het dorp. Sindsdien zwerf ik rond. Ik ben er wel aan gewend.'
'Gaan je nachtmerries over die brand?'
'Ja, meestal wel.'
We waren stil. Zo kenmerkten onze gesprekken zich: veel stiltes. Toch voelde ik me comfortabeler bij hem dan bij ieder ander. Misschien juist omdat hij zo eerlijk was.
'Waarom ben je ridder geworden?'
'Ik had weinig keuze. Mijn vader was ridder en ik ging vanzelfsprekend bij hem in de leer. Ik bleek talent te hebben en het ging snel.'
'Ja, zo ging het ook bij mij. Mijn vader was avonturier, dus ik besloot hem op te volgen.'
Ik gaapte.
'Ben je moe?,' vroeg Breyan.
'Ja... Sorry. Het is niet alsof je saai bent.'
Hij glimlachte. 'Ga maar slapen. Ik houd de wacht wel.'
'Nee..,' zei ik gapend. 'Het gaat wel.'
Maar ik voelde me wegzakken in diepe slaap. Ik had al een paar dagen niet goed geslapen en daar moest ik nu voor boeten. Toch wilde ik mijn wacht afmaken. Ik zou niet in slaap vallen...

'Xandria, wakker worden,' hoorde ik. Het was licht en ik was in slaap gevallen. Nee, hè? Dat was ik niet van plan geweest.
Toen pas had ik door dat ik op Breyans schouder in slaap was gevallen. Ik schrok. Wat moest hij nu wel denken?
'Sorry, sorry,' zei ik paniekerig.
'Het geeft niet,' zei hij, en hij glimlachte geruststellend. Toch zag ik een soort van verwarring in zijn ogen die ik niet kon plaatsen.
'Maar nu heb je de hele nacht niet kunnen slapen.'
'Het is oké, dat had ik toch niet gekund.'
'Maar...'
'Geen gemaar.'
Ik stond op en vroeg me af hoe laat het was. Het was nu lente, dus het kon nog behoorlijk vroeg zijn. Terwijl ik naar mijn tas liep, wist ik één ding zeker: ik had nog nooit zo goed geslapen.
Toen ik langs Roelof liep, die lag te snurken, kwam ik opeens op een idee. Ik zou die kaart stelen en kijken. Breyan keek verbaasd naar me en ik gebaarde hem stil te zijn. Roelofs tas was volgens mij de meest linkse. Ik deed hem open en rommelde erin. Eigenlijk zat er alleen maar voedsel in. Waar was die kaart? Ik stopte de spullen zo goed mogelijk terug en keek naar Roelof. Die vent was toch niet slim genoeg om hem goed te verstoppen? En toen zag ik het: hij had de kaart onder zijn kussen gelegd. Het was toch niet te geloven!
En toch besloot ik het te proberen. Ik sloop naar zijn kussen en trok heel zachtjes de kaart eronder weg. Ik schrok even toen hij bewoog, maar hij sliep gewoon weer verder.
Hebbes! Ik wenkte Breyan en hij keek met me mee over mijn schouders. Mijn vingers gleden over de kaart en ik voelde een rilling over mijn lichaam gaan toen ik naar de grafheuvels keek. Ten slotte vond ik het kruis, die de plaats van de schat aangaf. Tot mijn verbazing waren we nog op de goede weg ook, maar het was ook nog een heel eind. En zo te zien stond ons nog heel wat te wachten.
'Eigenlijk moeten we een manier zien om Leona en Roelof te laten stoppen met ruziën,' zei Breyan.
Ik keek niet op van de kaart, terwijl ik zei: 'Ja, maar hoe?' Ik wist best dat dat onmogelijk was.
'De kaart.'
'Wat kunnen we met de kaart?'
'Wacht maar.'
Verbaasd keek ik hoe Breyan Leona wakker maakte.
'Laat de kaart eens zien, Xandria?'
Ik liep naar haar toe en legde uit waar we waren en dat we echt goed liepen. Ze reageerde door te zuchten. 'Goed, goed. Jullie hebben het me nu wel duidelijk gemaakt. Ik zal mijn excuses aanbieden. En leg die kaart snel terug, voordat hij het merkt.'

Zo, daar zijn we weer. Ik had het een beetje druk met werken etc., maar hier is een nieuw hoofdstuk!

Reageer (1)

  • Kobyla

    Haha, dat was wel handig. :) Nu hopen dat ze niet meer ruziën.
    Snel verder!

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen