De vierde foto, het oefenveldje voor mijn dood.
"Moet het echt hier?" Vroeg ik mijn meester. "Ja, het moet hier." Hij was blijkbaar ook niet blij met het feit dat we dit stukje groen zouden beschadigen tijdens het gevecht. "Waarom hier?" Het was meer tegen mezelf dan tegen hem, maar toch gaf hij antwoord. "Omdat onze krachten hier niets kunnen raken." Daar had hij gelijk in, behalve het gras met wat bloemen was hier niets om te kunnen verwoesten. Er lag hooguit een verdwaalde steen, die niet groter was dan een schoen."Laten we oefenen." Mijn meester ging al klaar staan, en na een diepe zucht stond ik ook klaar. Ik had een hekel aan mijn krachten. We bogen, en hij begon. Ik zag een energiebal op me afkomen, en die weerde ik af door een elektrisch krachtveld te gebruiken, elektrischiteit was mijn kracht. Direct nadat de energiebal gesmolten was stuurde ik een bliksemschift op hem af, die natuurlijk niet dodelijk zou zijn. Hoopte ik. Ik was niet zo goed in het bepalen van het voltage dat ik gebruikte, maar meestal was het niet dodelijk. Hij ving mijn aanval en stootte hem terug naar mij, en ik ontweek door opzij te springen. "Kom op, gebruik je kracht!" Hij verwacht dat ik mijn krachtveld steeds ga gebruiken, omdat ik geen ander beschermmiddel heb. "Dan doe ik steeds hetzelfde." Zei ik. "Maakt niet uit, gebruik je kracht." Ik rolde met mijn ogen toen ik een krachtveld opriep om de aanval die ik kreeg van me af te houden. Het enige wat ik verder nog kon was bliksem afschieten, want mijn gave bood niet veel verschillende aanvallen. Ik wou dat ik iets handigers kon, zoals lucht sturen of zo iets. En iets dat minder gevaarlijk was. Ik wou dat ik mijn kracht nooit meer hoefde te gebruiken, het doet me elke keer weer denken aan het ongeluk. Voor dat mijn gedachten weer afdwaalden naar dat vreselijke moment, dacht ik snel aan andere dingen. De kracht van mijn meester, bijvoorbeeld. Mijn meester had een handige kracht, de kracht van energie. Daarmee bedoel ik geen stroom, maar een soort massa. Het was paars, en hij kon het hard of zacht maken. Hij kon er alles mee doen wat hij wilde, en hij kon het oproepen door zijn handen dicht te doen en dan weer open. Nou, niets aan te doen. Ik rende op hem af en raakte hem aan, en zette hem onder stroom. Blijkbaar was het voltage iets te hoog, want hij smeekte om genade. Eerst dacht ik dat het een truc was, maar toen zijn ogen begonnen te rollen en ik verbrand vlees begon te ruiken haalde ik verschrikt mijn hand weg. Ik zag mijn moeder voor me, en begon te huilen. "Het spijt me, meester." Hij lag op de grond, en stak zijn hand op. Hij had blijkbaar even rust nodig om bij te komen. "Ik denk dat we niet moeten oefenen op dat krachtveld, maar eerder op mijn voltage." Snikte ik. Hij knikte. Ik bekeek het veld waar we waren, en was blij dat we het niet vernield hadden.
Blijkbaar was het voltage véél te hoog geweest, want mijn meester had drie dagen rust nodig om te herstellen volgens de dokter. "Het geeft niet, ik had je moeten trainen." Wierp hij tegen toen ik me verontschuldigde. We zaten op de versleten bank in zijn huis, waar we thee dronken. Ik keek naar de foto's die op de grote, houten kast stonden. De eerste foto was een groepsfoto van zijn oude leerlingen, met een diploma in hun handen. Mijn meester stond er trots naast, glimlachend om het feit dat hij ze heeft lesgegeven. De tweede foto was van zijn overleden vrouw, een oude pasfoto. De laatste foto was van mij. Ik weet nog dat de foto gemaakt werd, het was de eerste dag nadat ik mijn krachten had ontdekt. De meest verschrikkelijke dag van mijn leven.
Ik liep door het huis, ik zocht mijn moeder. Ik hoorde knallen, en ik wilde weten wat het was. "Mama, waar ben je?" Klonk mijn hoge, schrille stem. "Hier!" Klonk het vanuit de woonkamer. "Mama ik hoor knallen, van buiten. Wat is er aan de hand?" Toen ik het vroeg begon mijn moeder te lachen. "Dat is onweer, schat." Ik keek haar met een vragende blik aan. "Kom maar, dan laat ik het je zien." Ze tilde me op, en liep naar het raam. Ze deed de gordijnen open, en we keken naar buiten. Ik zag een flits, en toen hoorde ik een knal. Ik vond de flits heel mooi. "En wat is die flits?" Vroeg ik. "Dat is bliksem." Mijn moeder zette me op de vensterbank. "Biksel?" Vroeg ik. "Nee, bliksem. Dat is stroom, daar kun je bijvoorbeeld lampen mee aan doen." Ik keek bewonderend maar de volgende flits. "Ik ben even bezig, blijf je hier naar de bliksem kijken?" Ik knikte. Ik bleef een uur in de vensterbank zitten, en bekeek de mooie flitsen. Tot het ophield. Ik begon te huilen, ik wilde de flitsen. Ik sprong van de vensterbank en liep naar de lamp in de kamer, die aan stond. Ik deed hem uit, en toen weer aan. Het was niet mooi. Mama zei dat je met bliksem de lampen aan kon doen, maar ik zag geen bliksem. Ik wilde weten hoe je bliksem kon maken, en dus vroeg ik dat aan mijn moeder. "Dat kunnen alleen de wolken." Zei ze afwezig. Ze had allemaal papier op tafel liggen, en ze vertelde me dat dat rekeningen waren. "Ik wil ook een wolk zijn." Vertelde ik haar. Ze negeerde me, dus ik liep boos weg. Ik ging op mijn kamer zitten, en probeerde te bedenken hoe ik een wolk kon worden. Ik wilde bliksem maken. Ik dacht aan wat de wolken deden toen er bliksem kwam, en probeerde het na te doen. Ik voelde iets tintelen in mijn handen, dus ik keek er naar. Ik zag een vonkje, en ik begon te lachen. Ik ging bliksem maken! Ik oefende er op om vonkjes te maken, tot ik er uiteindelijk eentje kon weggooien. In de lucht verdween hij, net zoals de bliksem. Ik rende opgewekt naar mijn moeder zodat ze het kon zien, maar toen ik het zei lachte ze alleen maar. "Maar ik kan het echt!" Riep ik verontwaardigd. Weer negeerde ze me, en ik werd boos. "Kijk dan!" Riep ik toen ik een vonkje maakte. Nog steeds negeerde ze me, en ik werd zo boos dat ik een vonk naar haar toe gooide. Toen werd het echte bliksem. Ik zag hoe het tegen mijn moeder aan kwam, en even gaf ze licht. "Wat ben je mooi." Zei ik, terwijl mijn ogen groot werden van bewondering. Ze zei niets terug, maar haar ogen begonnen te draaien. Ik rook vlees. "Ben je aan het koken?" Vroeg ik. Ze viel op de grond. "Mama!" Riep ik verschrikt, maar toen ik naar haar toe liep begon ze met haar lijf te schokken. "Mama niet doen!" Huilde ik. Ze bleef naschokken, en ik bleef huilen. Tot dat er een man binnen kwam. Hij tilde me op, en nam me mee. "Nee mama!" Riep ik. "Mama is dood, je gaat nu met mij mee." Ik schreeuwde om mijn moeder. "Ze is niet dood, jij liegt!" Schreeuwde ik tegen de man. Hij nam me mee naar zijn huis, en zette me op een versleten bank neer. "Wat heb je net gedaan?" Vroeg hij me met een kalme stem. "Ik wil mama!" Bleef ik maar huilen. Het duurde een paar uur voordat ik eindelijk uitgehuild was. Tot die tijd, was de man stil. Afentoe liep hij even weg, maar kwam meestal binnen een paar minuten al weer terug. Toen ik eindelijk uitgehuild was, vroeg hij me weer hetzelfde. "Wat heb je gedaan?" Het klonk niet beschuldigend, het was een vraag uit intresse. Ik vertelde hem over de bliksem, en over dat ik een wolk wilde zijn. En dat ik toen mijn moeder niet keek bliksem maakte, en haar raakte. Ik vertelde hem over hoe mooi ik de bliksem vond, en over hoe mooi ze er uit zag voordat ze stierf. "Ik wil sorry zeggen teggen mama." Het klonk vragend, alsof hij met me mee wou lopen. "Dat gaat niet, mama is dood." Zei hij. Ik begon weer een paar minuten te huilen. Toen ik weer gestopt was vbegon hij te vertellen. "Het is niet normaal dat je bliksem kan maken, andere kinderen kunnen dat niet. Je hebt een kracht, een gave om het zo maar te zeggen." Ik snapte hem niet, en hij zuchtte. "Ik vertel het je als je ouder bent, tot die tijd blijf je met mij trainen.
Ik huiverde bij de gedachte dat ik mijn moeder móói vond toen ik haar aan het vermoorden was. Want dat was het in feite, moord. Er liep een traan over mijn wang. Mijn meester zei al dat ik altijd een beetje een jankerd was, en dat ik dat altijd zou blijven. Maar wat wil je, als je terwijl je nog geen vijf jaar oud bent je moeder vermoord hebt? "Je denkt er weer aan." Concludeerde hij, toen hij mijn traan zag. "Ja, sorry." Ik veegde de traan weg, en dacht aan leukere dingen. Zoals toen ik inderdaad begon te trainen, op de dag dat ik twaalf werd.
"Je weet nog wat er is gebeurd toen je moeder stierf?" Met pijn dacht ik er aan terug. Dit was toch niet iets wat je bespreekt op een verjaardag? Ik zuchte en knikte. Hoe kon ik dat vergeten? "Die dag heb ik mijn kracht ontdekt." Hij knikte ook, en nam me toen mee naar een aparte kamer in zijn huis. Ik was hier nog nooit geweest, ook al heb ik hier bijna elke dag doorgebracht sinds het ongeluk. "Je hebt toen elektrische stromen opgewekt." Vertelde hij me. Alsof ik dat niet wist. "Ik heb al een tijdje niemand meer gezien die die kracht bezat, net als mijn energiekrachten is jouw gave vrij uniek." Dit was nieuw, hij had het nooit verder over een gave gehad. "Wat zijn dat dan?" Vroeg ik hem. Hij zuchtte, en vertelde het raarste verhaal dat ik ooit gehoord had. "Hoe ze zijn ontstaan weet niemand, maar we weten wel welke soorten er bestaan. De bekende krachten zijn die van de elementen. Weet je wat die zijn?" Vroeg hij me. "Ja. Water, aarde, vuur en lucht." Hij knikte goedkeurend. "Verder heb je nog de energiekrachten, die ik bezit. En natuurlijk de elektrische, die van jou dus. Er zijn er nog een paar, maar dat is even niet belangrijk. Die komen amper voor." Ik vroeg me af welke het waren. "Maar nu vraag je je vast af waarom die krachten er zijn, dat zal ik je vertellen. Er zijn maar een paar mensen met krachten, en die moeten ze geheim houden. Een tijd geleden wisten we nog niet wat het nut van de krachten was, tot een bepaalde dag. Er waren op dat moment geen mensen met dezelfde kracht, dus er waren ook weinig mensen met een gave. Iedereen die er wel een bezat kreeg een visioen." Hij zuchtte. "Wat voor een visioen?" Vroeg ik, een beetje ongeduldig. "De wereld zou vergaan als ze niet samen werkten, maar ze misten nog één element. Als er iemand geboren zou worden met dat element, zou het beginnen. Je merkt het niet, maar van binnen uit is de wereld aan het afkoelen. Iedereen moest zijn gave doorgeven aan een volgende generatie, en een zo groot mogelijke groep mensen creeëren die de verschillende krachten bezaten. Maar er was nog steeds één missende gave, die toch echt nodig is om onze wereld te redden." Weer zuchtte hij. "Laat me raden, het missende element is elektrischiteit?" Vroeg ik op een sarcastische toon. "Ja, inderdaad. Mijn opdracht is om jou te trainen, zodra je oud genoeg was. Op de dag dat jij volwassen zal worden, komen we allemaal samen. Daar maken we een plan om de wereld te redden. Maar we hebben nog zes jaar, en dat is genoeg tijd om je te trainen. Dus vanaf vandaag zul je iedere dag met mij gaan oefenen om je kracht te beheersen." Was het raar dat ik het niet kon volgen? Waarom is elektrischiteit belangrijk, het kan verder toch niets doen aan de afkoeling van de aarde? Maar om een vage reden die ik tot op de dag van vandaag nog steeds niet begrijp, veranderd mijn meester elke keer van onderwerp als ik het hem vraag. Het zal wel, dacht ik altijd. Tot hij het me op een dag wél vertelde. "Een van de elementen zal het niet overleven." Ik wist het wel, ik was er gewoon om me op te offeren. Misschien was dit mijn straf voor wat ik met mijn moeder had gedaan. "Het ziet er sterk naar uit dat jij dat zal zijn, maar het is niet helemaal zeker. Het kan ook vuur zijn, maar omdat dat een belangrijk element is denken ze dat de elektrische kracht niet zal overleven." Hij keek me vol medelijden aan toen hij het zei.
Nadat onze thee op was moest mijn meester gaan liggen, ik voelde me heel schuldig. Hij vroeg me te vertrekken, en ik liep met gebogen hoofd naar buiten. Ik doe alleen maar kwaad, dacht ik steeds. Misschien was het beter als ik mezelf nu gewoon van kant zou maken. Ik liep naar het veld waar we getraint hadden, en plofte in het gras. Wat had het voor zin? Als ik er alleen maar was om te sterven, wat was het nut om te leven dan nog? Toen gebeurde het. Eerst zag ik niets, en toen begon alles rood te gloeien. "Kom op! Nog een!" Schreeuwde iemand. "Ik kan het niet, ik kan het niet!" Schreeuwde ik terug. "Je kan het wel, nog één maar!" Schreeuwde een andere stem. Ik verzamelde al mijn krachten, en stuurde nog een bliksemschicht naar het midden. "Ja!" Schreeuwde iemand enthousiast. "Was hij raak?" Vroeg ik met een hese stem, voordat ik begon te hoesten. "Ja! Het is je gelukt, we hebben het gehaald!" Toen gaf ik het op, en werd het zwart. Het duurde even voordat ik weer in de realiteit was, en besefte dat ik een visioen had gehad. Ze hadden me dus wel nodig, maar waarvoor? Ik moest dit aan mijn meester vertellen. Maar ik had nog even geen zin om op te staan, het had toch geen haast. Het duurde nog een paar maanden voordat ik volwassen zou zijn, dus ik had eigenlijk alle tijd. Ik dacht nog een keer na over wat ik had gezien, en probeerde te zien wat er nou precies aan de hand was. Ik was onder de grond, met magma op een paar meter afstand. Dat was het eerste wat ik niet begreep. Waar was de hitte? Ik zou nu toch moeten smelten of zo iets? Daarna bekeek ik waar ik de bliksem nou op gericht had. Het beeld was vaag, maar ik herkende de paarse energie van mijn meester. Verder zag ik nog wat mensen er om heen staan, maar gezichten kon ik niet herkennen. Daar was het beeld te wazig voor. Daarna besefte ik dat ik net mijn eigen dood had gezien. Wauw, vreemd.
Op de dag van de strijd was mijn meester weer genoeg hersteld, en nam hij me mee naar hetzelfde veld waar ik het visioen had gekregen. Ik heb het hem nog steeds niet verteld, waarom wist ik niet. "De anderen kunnen ieder moment komen." Zei hij. Binnen een uur waren alle elementen aanwezig. Je kon gewoon van hun uiterlijk aflezen welk element ze bezaten. De vrouw met water had lang, donker, golvend haar en blauwe ogen. De man van aarde had een forse uitstraling, groene ogen en donkerbruin warrig haar. De man van vuur had rossig tot rood haar, met een soort blonde highlights. Zijn ogen waren zo donker dat ze geen kleur meer hadden. De vrouw van lucht was blond, en had lang stijl haar. Haar ogen waren heel lichtblauw, in tegenstelling tot de man van vuur had ze bijna witte ogen. Verder had je nog mijn meester, met energie. En dan had je mij, elektrische kracht. Toen ik er over na begon te denken klopte mijn uiterlijk ook wel met mijn element. Ik had halflang blond haar en lichtbruine ogen. Een beetje geel, leken ze. Mijn gezicht was smal, en mijn kaak hoekig. Ik zag er ook snel en dodelijk uit, volgens de vrouw van water. Ik schrok toen mijn meester aangaf dat we begonnen. Blijkbaar hadden ze een plan waar ik niets vanaf wist, want iedereen wist wat hij of zij moest doen. Behalve ik, ik stond er een beetje verloren bij. "Jij komt zo." Verzekerde mijn meester me. Ik keek toe hoe Aarde (ik noemde de mensen bij hun element omdat ik hun namen niet wist) in begon te hakken op de grond, met zijn blote handen. Grote brokken aarde werden aan de kant geschept, en na een paar minuten had hij een tunnel gemaakt. Mijn meester stond opeens samen met Water bij de ingang, en wenkte me. Iedereen ging dicht bij elkaar staan toen mijn meester aan bal om ons heen maakte, van de paarse energie waar ik zo gewend aan was geraakt. Toen begon Water een dikke laag water tegen de rand aan te drukken, zodat die ook als een bal om ons heen kwam. Daarna maakte mijn meester wéér een bal, deze keer om het water tegen te houden. Ik keek hem vragend aan. "Om ons koel te houden." Mompelde hij. We liepen door de tunnel, steed dichter naar de kern van de aarde. Het werd steeds warmer, en Water liet het ijs bevriezen. Het hielp, maar halverwege vertelde ze ons dat het niet heter moest worden. Het bevriezen kost veel energie, dus we moesten het vanaf hier zien te doen. Wat we ook zouden gaan doen.
Ik had niet op hem gelet, maar Vuur hield blijkbaar de magma al een heel tijd van ons vandaan. Niet dat het iets zou uitmaken voor mij, ik zou toch doodgaan straks. Nu was het blijkbaar mijn beurt. Mijn meester had een kleine schaal van energie gemaakt, en stond klaar om iets op te vangen. "Schiet het hier in." Beval hij. Ik deed wat hij vroeg, en was uitgeput toen de bal geladen was. Maar dat was niet alles. Ik moest nog drie ballen vullen, die blijkbaar als bommen zouden functioneren. Nadat ik met de tweede klaar was, schreeuwde iemand keihard in mijn oor. "De beschermkoepel! Hij is kapot!" We keken verschrikt naar het gapende gat in de koepel. Mijn meester was nog vermoeider dan ik, net zoals Water. Ze kon de druk niet meer aan en is flauw gevallen. We keken elkaar aan toen de rook mijn zicht vervaagde. "Ik zie niks!" Riep ik. "We moeten doorgaan!" Schreeuwde mijn meester. Ik vulde de bal voor de helft, en was kapot. Ik kon niet meer, en viel op de grond. Ik vuurde nog wel bliksem af op de bol, maar het ging een paar keer mis. Ik raakte de grond in plaats van de bol, omdat mijn zicht gewoon te slecht was en ik te moe was om goed te kunnen richten. Ik was bijna klaar, toen ik in elkaar zakte. "Kom op! Nog een!" Schreeuwde iemand. "Ik kan het niet, ik kan het niet!" Schreeuwde ik terug. "Je kan het wel, nog één maar!" Schreeuwde een andere stem. Ik verzamelde al mijn krachten, en stuurde nog een bliksemschicht naar het midden. "Ja!" Schreeuwde iemand enthousiast. "Was hij raak?" Vroeg ik met een hese stem, voordat ik begon te hoesten. "Ja! Het is je gelukt, we hebben het gehaald!" Toen gaf ik het op, en werd het zwart.
Ik was niet dood, nog niet. Het leek alsof ik opgestegen was uit mezelf, en ik zag het taffereel. Mijn meester die me tevergeefs probeerde te reanimeren, terwijl Vuur en Aarde de bommen gooiden. Ik snapte nog steeds niet hoe dat de aarde weer kon verwarmen, maar dat maakte niet uit. Het was blijkbaar gelukt, want iedereen rende juichend de tunnel uit. Meester droeg mij op zijn rug terwijl Aarde het bewusteloze lichaam van Water droeg, en mijn geest rende met ze mee. We waren buiten, toen mijn meester me op de grond legde. Hij pakte mijn pols, op zoek naar een hartslag. "Ze is bezweken aan de rook, ze moest zich erg inspannen om de bliksem te vormen." Zei Water, die inmiddel bijgekomen was. Ik probeerde te zeggen dat het goed was, toen mijn meester zei dat hij geen hartslag vond. Ik ademde niet, ik was dood. Langzaam verdween mijn zicht op iedereen, en ik nam in gedachten afscheid. Ik hoopte dat mijn moeder ook op de plek was waar ik heen ging, en dat was zo. "Ik heb het je nooit kwalijk genomen." Zei ze toen ik daar aankwam. "Ik heb altijd van je gehouden." Ik glimlachte door mijn tranen heen.
Reageer (1)
Super mooi geschreven!
1 decennium geledenIk dacht even dat ik het vorige verhaal aan het lezen was, door het begin ;p