Hoofdstuk 4
Aiden
‘Aiden, daar beneden’ en een van de jagers wijst naar een groepje tenten.
‘Dat ziet er goed uit!’ roep ik terug naar hem.
De jager laat zijn draak wat lager vliegen en land dan in het bos. Zachtjes springen we van zijn rug af en schieten we de bomen in. Omdat mijn draak nog niet fatsoenlijk kan vliegen moet ik nog met de anderen mee. En dat haat ik.
Geruisloos en onopvallend bewegen we ons voort in de toppen van de bomen en komen steeds dichter bij de groep tenten. Het zijn kampeerders en ze liggen nog te slapen. Ik zet me af en spring dan op een tak boven een van de tenten. Ongeduldig kijk ik naar een van de jagers. Mijn ogen zijn nu bloedrood net zoals bij de anderen. Een grom ontsnapt uit mijn mond en de jager kijkt me kwaad aan. Met gespannen spieren en mijn hoektanden die tegen de binnenkant van mijn mond aan schuren zit ik ongeduldig te wachten op zijn teken.
‘Als je niet stil bent jaag je ze nog weg!’ sist hij naar me.
Ik rol met mijn ogen en kijk hem kwaad aan. Hij schud zijn hoofd en kijkt weer naar beneden.
Het duurt me te lang en ik laat me naar beneden vallen. Ik scheur de tent kapot en grijp een van de mannen die zich helemaal lam schrikt. De ander begint te gillen en word dan gesmoord door een van de jagers. Snel zet ik mijn tanden in de nek van de man die ik vast heb tot hij niet meer beweegt. Snel drink ik hem leeg en laat hem dan levenloos op de grond achter. Ik ga naar een andere tent en zie dat de man probeert weg te komen. Ik schiet naar hem toe en pak hem vast. Behendig dood ik hem en leg ik hem bij de anderen neer.
De zon komt op en we hebben alle kampeerders gedood. We laden ze op de draken en vliegen er mee terug naar het dorp. Het hele dorp is al wakker en heeft zich verzameld op het dorpsplein. De draken landen zonder enig probleem en we leggen de kampeerders op het plein neer. De dorpelingen stormen op de kampeerders af en beginnen zich te voeden.
Als ik de laatste neer leg zie ik dat een van de jagers met mijn vader staat te praten. Ik spits mijn oren en hoor dat het gaat is over de ‘actie’ die ik heb gemaakt bij de kampeerders. Kwaad kijkt mijn vader mijn kant op en ik weet al hoe dit gaat eindigen. Ik zie hem kwaad worden en nog geen seconde later staat hij voor mijn neus. Hij me aan en ik kijk kwaad terug.
‘Waarom doe je dat!’ sist hij naar me.
‘Het duurde te lang!’ grom ik terug en bal mijn vuisten.
‘Doe dit nog één keer en je hebt een groot probleem!’
‘Dat bepaal ik zelf wel!’
‘Je doet wat je gezegd word en niet anders!’ hij gromt naar me en haalt uit met een van zijn vuisten.
Zo snel als ik kan ontwijk ik hem en blokkeer zijn aanval. Ik grom naar hem en laat mijn tanden zien.
‘Durf het eens!’ sist hij terug.
Ik kijk hem aan en laat na een tijdje mijn hand zakken.
Ik snuif naar hem en verdwijn dan het bos in. De zon is nu bijna helemaal opgekomen en ik moet mijn draak trainen.
Hoewel we aan de duistere kant leven is er in de zomerdag wel zon te zien in tegenstelling tot de winter. Dan is er maanden lang geen licht.
Op een rustig tempo loop ik door het bos en denk ik na over de afgelopen jaren. Zou het niet beter zijn als ik samen met mijn draak de weide wereld in zou gaan? Alleen? Vrienden heb ik toch niet echt vanwege mijn draak.
Met een vuurdraak maak je nou niet bepaald vrienden, niet dat ik dat zo erg vind. Ik ben toch liever alleen. En zo kan ik mijn draak ook beter trainen en een betere band met hem opbouwen. Het dorp is dan ook veiliger.
Reageer (2)
Super geschreven,
1 decennium geledenzoals altijd,
snel verder
Wat een cool verhaal! Origineel. Nu wil ik weten hoe het verder gaat...
1 decennium geledenEn jij ook een Happy Newyear