Hoofdstuk IV: 1] gesorteerd staat netjes
Neem er een kijkje!
Een kleine zucht was te horen achter Mona’s rug. Twee dikke kaken, een bezorgde blik, maar vooral een enorme buik stapten voorzichtig naar voren. Zijn vertwijfelde blik gaf aan dat hij alle starende mensen niet fijn vond, en daarom keek Mona weg. “Zo onzeker, jongen. Je hebt de moed en de kracht om een fantastische tovenaar te worden!” Moedigde de hoed hem aan. Maar Quincy bedekte beschaamt zijn rode gezicht met zijn hand. “Zonder zelfvertrouwen, is een man geen man. Maar dat kan je later altijd nog aankweken. GRIFFOENDOR!” De zaal klapte enthousiast. Ook Mona klapte voor ze het zelf echt door had. “Fusandra Clarice” Werd er weer op de zelfde toonhoogte afgeroepen. Het meisje naast mij wurmde zich tussen de rijen heen, helemaal naar voren. Ze keek Thomas Dalmer vragend aan. “Toe nou maar…” drong de professor, die overduidelijk snel voort wou, aan. De sorteerhoed mompelde iets onverstaanbaars. Hartelijk, vrolijk,… meer kon Mona er niet van verstaan. “HUFFELPUF” schreeuwde de oude hoed. En weer, klonk er gejuich in de zaal en stapte Meneer Filch weer van zijn plek.
“Flitterstorm Amber” was de volgende. Mona bestudeerde de reactie van de vijandige partij. Ze stapte rustig naar voren en ging op de kruk zitten alsof ze al wist tot welke afdeling ze hoorde. Ze keek tevreden naar alle gezichten die haar aanstaarde. Heel eventjes leek Mona ook tevreden te zijn, maar toen keken de twee elkaar weer in de ogen en de gemoedstoestand was weer in het water gevallen. Snel wendde Amber haar boze blik af. “Beetje kattig?” Plaagde de hoed haar. “Je zou zo veel mooier kunnen zijn als je dat lelijke gevoel los liet.” De hoed liet Amber blozen. “Sterk, zelfstandig,… GRIFFOENDOR!” Riep de hoed. Halverwege het woord vulde de rode tafel hem roepend bij. Met zen alle klapte ze voor Amber terwijl Mona in haar hoofd duizendmaal de hoed aan stukken had gescheurd. ‘Griffoendor? Griffoendor!? Serieus?’ Achter haar rug hoorde Mona een stem die steeds het zelfde fluisterde. ‘Albus! Aaaaaalbus!’ Mona keek vluchtig achter haar. Een jonge kerel aan de tafel van Griffoendor deed een gebaar dat ze op de schouder van de gene voor mij moest tikken. Van plan om dat te doen, merkte ze op dat recht voor haar neus Albus Potter stond. Ze tikte op zijn schouder. Toen hij zich omdraaide wees Mona met haar duim naar de jongen achter haar. “Albus, zorg alsjeblieft dat je in deze afdeling komt! Ik zou mijn broertje toch niet kunnen missen.” plaagde hij zijn broer. En hij deed een knuffelend gebaar. Mona voelde zich plots heel buitengesloten, een echte buitenstaander. Maar dat was een overbodig gevoel, het was immers familie.
In de tussen tijd had Albus zich weer naar voren gedraaid en had Mona zijn reactie gemist. Schichtig keek Mona nog één keer naar achteren, en ook James Potter, de boer van Albus, had zich al weer omgedraaid. Voor ze het echt door had gehad, was de lijst als een trein weer vooruit gegaan. Fimmers Prince, Foster Linda, de tweeling Timothy en Jonathan Gallen, Harvey Charlot, Jones Odette… Zuchtend keek Mona naar de lange rij achter haar, die bevestigde dat dit een hele tijd ging duren. De rij stond zelfs voor een deel buiten de grote zaal. Een paar tegels verder stond Scorpius, wiens blik plots in haar ogen prikte. Meteen voelde Mona een koude rilling over haar rug. Net toen ze haar ogen van de Scorpius’ vlijmscherpe blik wou aftrekken, klonk Dalmer weer over de zaal. “Malfoy Scorpius, naar voren…” Zonder zijn ogen los te maken, stapte hij elegant naar voren. Hij ging zitten en sloot zijn ogen na Mona en ook Amber een laatste keer aan gekeken te hebben. Het werd akelig stil. Zo stil dat Mona zijn adem bijna kon horen. Maar dat was maar een illusie omdat ze het ritmisch op e neer gaan van zijn schouders in het oog hield. “Ergens diep vanbinnen, onder die dikke laag Zwadderichse ijdelheid, zit een warme en gevoelige jongen. Zal ik voor het innerlijk of het uiterlijk gaan, Scorpius?” vroeg de sorteerhoed. De ogen van Scorpius opende zich weer. Hij keek naar alle blikken in de zaal die hem afwachtend aankeken. Toen liet hij weer zijn blik op Mona rustten, wat haar erg ongemakkelijk maakte. Het leek net of hij wachtte op een teken, een antwoord. Scorpius bleef zwijgen. En daarom pufte de sorteer hoed zachtjes “Zwadderich”. De groene tafel bulderde en klapte, sommigen stonden zelfs recht. Maar Scorpius bleef de zelfde koude blik aanhouden. Hij ontving zijn uniform en ging toen weer zitten. Meer dan ooit, op dat moment, wou Mona de gedachten kunnen lezen van Scorpius. Hij leek niet tevreden, onvoldaan,… Mona kon er niet echt een woord op plakken.
“Parker Phoenix” Een lijkbleek meisje met sluik zwart haar huppelde luchtig naar de kruk. Ze had glinsterende barnsteenkleurige ogen. Wat was het een schoonheid. “ZWADDERICH” bulderde de sorteerhoed. Dat waren dus tot nu toe drieëntwintig Griffoendors, negentien Huffelpuffers, zes Zwadderaars en elf Ravenklaauwen. Dat soort dingen hield Mona bij als ze niets te doen had. De rij werd akelig kort en Mona voelde dat zij bijna aan de beurt ging zijn. ‘A b c d e f g h i j k l m n o p…’ Zong ze in zichzelf. ‘… q r s t u v w…’ Mona hapte naar adem. P, Q, R, S… Dat betekende dat zij dus bijna aan de beurt was! En niet alleen Mona, eerst kwamen de P’s nog, dat betekende dus dat…
“Potter Albus” werd er geroepen. De zaal was muisstil. Alleen James riep iets onverstaanbaars. ‘Zet ‘em op’ of zo iets. Iedereen moest natuurlijk weten waar de zoon van dé enige echte Harry Potter werd ingedeeld. Door de stille atmosfeer in de zaal werd Albus helemaal rood. Voorzichtig stapte hij naar voor en ging hij op de kruk zitten als of hij van glas gemaakt was. ‘Nu komt het.’ dacht hij. ’Maakt me niet uit waar, maar niet in huffelpuf.' Hij slaakte een diepe zucht toen de hoed op zijn hoofd gezet werd. “Niet in huffelpuf eej?” Spotte de hoed. Een zacht geroezemoes was te horen aan de gele tafel. Amber en Mona stonden op trillende knieën toe te kijken. “Duidelijk talenten van je moeder én je vader... Wat was je middelnaam, Severus? Was een aardig goede tovenaar. Die heb ik nog eigenhandig ingedeeld in Zwadderich...” Mompelde de hoed mysterieus. Albus keek naar de zaal die met grote, gespannen ogen toe keek. “Mm” Mompelde hij verder. Minerva keek eventjes op naar Professor Dalmer toen het een beetje lang begon te duren. “Oké, oké. Het is al goed. Je moet me niet zo opjagen.” Snauwde de hoed toen hij dat doorhad. Nog een minuut of drie bleef het stil, en de rode kleur op Albus' kaken trok langzaam weg. “Griffoendor!” Schreeuwde hij er al even chagrijnig uit. Een grote glimlach sierde Albus’ gezicht en onder oorverdovend applaus ontving de griffoendor tafel hem hartelijk. Amber gaf hem een knuffel, en op dat zelfde moment keek hij Mona haar kant op en gaf haar een ondersteunende knipoog. Want hij wist dat zij zo moest gaan. Normaal zou dat haar gerust moeten stellen, maar ze werd er alleen nog maar zenuwachtiger van. De jongen voor haar met kleine blonde krulletjes, Ricklerain Sam, werd naar voren geroepen. Nu stond Mona volledig vooraan de rij. Het angstzweet brak haar uit en ze keek vol spanning toe hoe Sam ingedeeld werd. “Toch maar Ravenklaauw?” besprak de sorteerhoed met Ricklerain. De arme jongen wist niet of hij terug moest spreken of niet, dus keek hij maar gewoon vooruit. “Ravenklaauw, weliswaar!” Riep de hoed uit. En nog voor hij helemaal uitgesproken was stond Filch weer klaar met het blauwe uniform.
“Mona Silversnitch!” Riep Dalmer terwijl Sam nog luidkeels ontvangen werd door zijn maatjes. Met een grote brok in de keel zette ze een paar trage stapjes naar voor, en ging toen zitten. Het zweet parelde van haar voorhoofd. Ze zag Albus die zijn duimen omhoog stak, Amber die tevergeefs probeerde er niet geïnteresseerd uit te zien en dan had je ook Scorpius die een eindje verderop zat en zijn blik in die van haar fixeerde. De hoed was blijkbaar al een tijdje aan het praten tegen Mona, maar dat had ze niet door, door al die zenuwen. “Luister je wel?” Stammelde hij. “Zit jij wel vaker met je hoofd in de wolken? Dat lijkt me iets voor huffelpuf.” Plaagde hij. Mona schudde bruusk haar hoofd heen en weer. ‘Neeneeneenee, geen huffelpuf’ Jammerde ze. “Laat ik dan nog een beetje dieper graven.” Zei hij. “Koppig, trots, gesloten, kraakheldere zelfkennis, fantastisch in toverdranken,…” noemde hij op. “Jaloers, Romantische ziel, onhandig,…” Mona werd steeds roder en roder. Albus moest zijn lach inhouden, maar Scorpius liet zijn strakke blik niet vallen. “Ik heb hier duidelijk te maken met een…” Mona hield haar adem in de kneep haar ogen dicht. “...ZWADDERAAR!” Riep hij. Mona schoot als een pijl recht van de kruk. Filch kwam naar haar gestapt met een uniform. En lanzaam, begon Mona het gejuich te horen van de tafel waar ze bij hoorde. Stilletjes drong het nu tot haar door, dat ze nu ergens bij hoorde. Ze zat in de zelfde afdeling als Scorpius, en in rivaalschap met Albus en Amber. Mona’s voeten leidde haar tot haar tafel maar nog steeds was ze er niet echt goed bij. Ze leek wel met stomheid geslagen toen een aantal meisje haar grinnikend meetrokken en naast hun zetten, over scorpius. Hij glimlachte en knikte waarderend. Ze zat, ze was er van af. Het mysterie had zich eindelijk onthuld. Mona was een zwadderaar.
“Weasley Rose” werd er af geroepen…
Er zijn nog geen reacties.