Halloowtjes ;)
Deze gaat dus over een aardbeving.. :)

Het begon allemaal op een normale dag. Een dag waarop ik mezelf kreunend mijn bed uit sleepte, een douche nam en mijn tanden poetste, een spijkerbroek en shirt aanschoot en vervolgens de trap afstommelde om beneden in de woonkamer een boterham te smeren en die op mijn gemak op te eten terwijl ik de trap weer opliep en mijn boeken pakte voor een volgende, oersaaie dag op school.
Zoals ik al zei: een normale ochtend in mijn normale wereldje van normale dagen.
Ik ben Darren, een doodnormale jongen die al zijn hele leven had gewoond in een klein dorpje, vlak naast een grote vulkaan.
Mijn hele leven was een aaneenschakeling van saaiheid geweest, dus je snapt dat ik snakte naar een beetje avontuur.
Ik had heus mijn eigen avontuur wel gezocht hoor, begrijp me niet verkeerd. Zoals die dag dat ik had besloten om gewoon eens niet in die schoolbus te stappen, maar gewoon zelf naar school te lopen. Dat leek me een geweldig avontuur. Lekker de wildernis in en je eigen boontjes doppen. Helaas liep mijn avontuurlijke dag al meteen in het honderd: Ik liep in een stevig tempo over de weg toen de schoolbus toeterend achter me stopte en de chagrijnige buschauffeur erop stond dat ik mee naar school zou rijden…
Nog zo’n avontuurtje dat al meteen verpest werd, was de dag dat ik op het dak van de school was geklommen om “De wijde wereld” te zien. De directrice had meteen de brandweer gebeld die met gillende sirenes was komen aanrijden en vervolgens in plaats van die vervelende directrice, mij erop aangesproken dat ik op het dak was geklommen. Ik had er tegenin gebracht dat niet ik ze had gebeld, maar zij. Helaas wilden ze er niets van horen en werd ik voor de rest van de dag in de hoek geplaatst.
Je begrijpt nu zeker wel dat mijn leven niet altijd even makkelijk is geweest. Ik had, zogezegd dringend wat behoefte aan avontuur. Nou, mijn verzoek werd ingewilligd. Maar of ik daar nou zo blij mee was?

Ik zat verveeld op het uiteinde van mijn potlood te kauwen en staarde uit het raam. De wiskundeles was pas net begonnen, maar ik snapte nu al geen snars meer van wat de leraar stond uit te leggen.
Buiten scheen de zon en ik slaakte een diepe zucht. Ik had zin om buiten te zijn. Lekker losgaan met mijn vrienden, misschien even voetballen of zelfs wel wat zwemmen.
Ik droomde weg bij die gedachtes totdat de leraar met een klap op mijn tafel sloeg en ik verschrikt uit mijn overpeinzingen werd weggerukt. ‘Wil meneer Johnson nu misschien ook even zijn aandacht bij de les houden.’ Ik knikte vlug en zei: ‘Ja hoor.’ Hij keek me streng aan. Ik keek strak naar het tafelblad. De leraar kuchte stijf. ‘Zo spreken wij hier niet tegen ouderen, meneer Johnson.’ Ik zuchtte. ‘Ja, meneer Montgormy, ik zal me aan de les houden en gewillig luisteren naar deze wiskundeboel.’ De klas gniffelde om mijn taalgebruik, maar Meneer Montgormy keek me boos aan, draaide zich met een ruk om en liep terug naar zijn bureau. Ik keek hoe hij met zijn stijve pasjes tussen de tafels doorliep en zond hem zachtjes een vloek na.
Precies op dat moment begon het: de grond beefde en een zacht gerommel klonk door het klaslokaal. Meneer Montgormy struikelde en viel net niet op de grond terwijl hij zich vastklampte aan een stoel. ‘Wat krijgen we...’ Begon hij, maar de grond schudde opnieuw en hij slaakte een hoog gilletje, wat erg grappig zou zijn geweest als de hele situatie niet zo beangstigend zou zijn.
Een meisje voorin de klas gilde luid en algauw deed bijna iedereen mee. Meteen ontstond er een enorme paniek in de klas en terwijl iedereen door elkaar heen schreeuwde en rende, begon de grond weer te schudden. Er kwam nu ook een beetje kalk van het plafond gezet, wat leidde tot nog meer gegil van de meiden. Bijna de hele klas drukte zich in paniek tegen elkaar aan in de hoek. Ze staarden bang naar het plafond, waar nu een grote hoeveelheid kalk vanaf kwam terwijl de grond flink beefde. Het gerommel was aangezwollen tot gebulder en de leraar, die tevergeefs pogingen deed om de klas naar buiten te leiden, was haast niet meer te horen. Ik besloot hem te helpen, stond op vanachter mijn tafel en sprong op zijn bureau. Hij keek me geschokt aan en pakte me bij mijn arm om me weer van het bureau te trekken. Ik fronste en schudde mezelf los. ‘Wat krijgen we nou zeg,’ mompelde hij weer, maar ik trok me er niets van aan en zette mijn handen als een toeter aan mijn mond. ‘Hallo allemaal. Sta daar nou niet als kippen zonder kop te staren en doe iets!’ Het werd stil achter in de klas en iedereen keek me aan. Alle ogen stonden doodsbang, maar vreemd genoeg deelde ik die angst niet. Ik keek nogmaals uit het raam en zag hoe de grond weer schudde. De klas deed nog steeds niets en ik zuchtte diep. ‘Gebruik je verstand nou eens, sukkels. Loop achter elkaar die deur door en ga naar buiten of zo, weet ik veel.’ Ik wendde me naar meneer Montgormy. ‘Weet U wat je moet doen bij een aardbeving?’ Pas toen ik het uitsprak besefte ik echt dat we midden in een aardbeving zaten. Een volgend gerommel bevestigde mijn gedachte. Meneer Montgormy keek me ontredderd aan en schudde zijn hoofd. ‘Ik, eh, ik…’ Ik zuchtte en zei: ‘U wilde net al die mensen naar buiten sturen en nu zegt U dat U niet eens weet wat U moet doen?’ Hij knikte beschaamd en wendde zijn blik af. Op dat moment vond ik hem echt lijken op een klein kind. Hij werd toch geacht de leraar te zijn hier!
De klas stond nog steeds te dringen in zijn hoek. Dichte wolken kalk hingen nu in het lokaal en ik besefte dat het waarschijnlijk toch het beste idee was om naar buiten te gaan. Ik kon me namelijk niet voorstellen dat het goed voor je zou kunnen zijn om in een lokaal vol kalk te zitten.
‘Oké, mensen. We gaan nu allemaal, één voor één naar buiten. Niet dringen, niet schreeuwen en rustig blijven.’ Eerst bleef iedereen schaapachtig staan, maar daarna begon de klas langzaam naar voren te dringen. Eerst langzaam, maar steeds sneller liepen ze naar de deur en ik besefte dat het een ongelofelijk gedrang zou worden, zelfs al had ik gezegd niet te gaan duwen.
Ik sprong van het bureau af en ging snel bij de deur staan. Eén voor één liet ik de mensen naar buiten gaan, ze staarden me angstig aan, maar ik knikte ze bemoedigend toe en liet ze zien dat ik niet bang was. Dat leek te helpen.
Nadat iedereen was vertrokken keerde ik terug naar meneer Montgormy en pakte hem bij zijn arm. ‘Kom, meneer, wij moeten ook gaan.’ Hij keek me paniekerig aan en zei: ‘Hoe kon jij dat voor elkaar krijgen, Johnson. Wat kon jij wat ik niet kan?’ Ik grinnikte om de situatie en haalde mijn schouders op. ‘Ach, misschien is het de leeftijd, meneer.’ Ik grinnikte nog eens, maar trok hem toen mee naar de deur. ‘Kom, meneer. U moet ook naar buiten, we willen toch niet dat U stikt in de kalk?’ Ik lachte en hij keek me argwanend aan. ‘Jij bent veel te brutaal, mannetje, maar goed.’ Hij liep snel weg en ik volgde zijn stijve pasjes tot hij halverwege de gang stilstond en zich naar me omdraaide. ‘Kom jij niet mee?’ Ik snoof. ‘Begint U nu toch eindelijk om me te geven meneer?’ Hij kreeg meteen weer een frons op zijn gezicht en sputterde wat naar me. Ik lachte en liep door de gang naar hem toe en sloeg vriendschappelijk een arm om zijn schouder. Het was een erg klein mannetje dus ik stak nu zeker een kop boven hem uit. ‘Wees maar niet bang hoor, meneer. Ik ben bij U.’ Boos keek hij naar me op en stapte onder mijn arm vandaan. ‘Kom nou maar gewoon mee, wijsneus.’ Bromde hij en hij liep snel verder naar buiten. Ik volgde hem, maar bleef in de deuropening van de school staan.
Een enorm lawaai kwam me tegemoet. De hele school stond buiten en hoewel “de hele school” maar een paar honderd leerlingen telde was dat niet heel erg veel, maar het lawaai wat ze met zijn allen produceerden was toch enorm. De kleuters stonden allemaal rond hun paniekerige juf te snotteren en de leerlingen van de groepen daarboven waren of aan het schreeuwen of aan het huilen. Iedereen rende door elkaar en het was een complete chaos.
Terwijl ik uitkeek over het plein trok er een nieuwe rilling door de grond. Iedereen begon meteen weer hard te schreeuwen en klapte zich aan elkaar vast.
Ik vroeg me af waarom ik zo rustig was. Waarom was ik niet net als de anderen paniekerig aan het schreeuwen en rennen? Ik zag er het nut niet van in. Dat was het waarschijnlijk. Ik wist ook hoe belangrijk het was om in gevaarlijke situaties kalm te blijven, hoewel, de anderen wisten dat vast ook. Misschien was ik beter ingesteld op dit soort situaties. Iedereen op deze school leefde al jaren onder dezelfde roes van immense saaiheid. Elke dag was hetzelfde en dat maakte je slaperig. Niemand op dit plein wilde daar verandering in brengen, behalve ik. Ik was degene die het gevaar en het avontuur opzocht. Ik wilde anders zijn dan de rest en had me ingesteld op elk greintje avontuur dat er maar te vinden was. Oké, toegegeven. Dit was wel een beetje meer avontuur dan ik had willen hebben, maar het was beter dan niets. Stukken beter.
De grond trilde weer, maar ik werd er niet bang van. Er was trouwens nog niet eens echt iets gebeurd. De grond trilde en er kwam kalk van het plafond. Meer niet.
Terwijl ik dat dacht werd het trillen heviger. Het hield niet op waar het daarnet wel gestopt was. De grond beefde onder mijn voeten en langzaam zag ik scheuren verschijnen in de zanderige bodem. De scheuren werden groter en groter. Het mulle zand onder mijn voeten verdween in de gevormde openingen terwijl die zich uitbreidden. Verbijsterd staarde ik ernaar, tot een nieuwe schok van de grond ze nog verder deed openscheuren. De scheuren vormden algauw één grote scheur, maar hij bleef maar groeien. Snel deed ik een stap opzij en keek hoe bij elke trilling van de grond, de gleuf breder en langer werd. Ik zag nu dat hij van onder de school vandaan kwam en steeds dichter naar de kleuters toekwam.
Ik rende naar ze toe en wees de kleuterjuf op het naderende gevaar. Ze slaakte een trillerig kreetje en trok de kleintjes mee naar achter. Op hetzelfde moment schudde de grond heftig en ik werd hard tegen de grond geslagen. Ik ging snel weer op mijn knieën zitten en zag hoe, samen met mij, nog meer mensen opkrabbelden. Een snelle blik over mijn schouder brachten helderheid in de zaak. De scheur was zo dichtbij gekomen dat hij bijna mijn schoenen raakte en had zich zo ver uitgebreid dat het een gapend gat was geworden.
Verschrikt sprong ik op en probeerde de mensen bij de scheur vandaan te krijgen. Voor me stond een groep zeven die niet wilde luisteren. Ik begon tegen ze te schreeuwen, bang dat ze in die scheur zouden vallen, maar ze keken me alleen angstig aan. Machteloos zag ik hoe de kinderen tegen elkaar aandrukten en door de massa van mensenlijven zag ik niets. Ik besloot de directeur te roepen. Naar hem zouden ze vast wel luisteren. Ik wrong me tussen de mensen door en duwde ze met wat ellebogenwerk opzij, afgaand op het machtige stemgeluid van de directeur die vertelde dat iedereen rustig moest blijven. Ik snoof. Alsof ze dat zouden doen.
Net toen ik hem gevonden had en aan zijn arm stond te trekken om zijn aandacht te vragen, gebeurde het: met een bulderend geluid scheurde de gleuf open. Iedereen keek met grote ogen en open monden toe. Geschokt keek ik hoe de halve school in de scheur verdween. De kinderen voor me stoven verschrikt opzij. Ik had nu goed zicht op de puinhoop. De ene helft van het gebouw was totaal weggezakt dus je had nu goed zicht op het biologielokaal. Het neppe skelet leunde tegen de muur en de tafeltjes waren verschoven. Alles werd bedekt door een dun laagje kalk.
Een stilte was over het plein gevallen. Ik merkte op dat de grond niet meer trilde. Niemand zei iets tot de directeur het woord nam: ‘Nou ik, onze school. Tja. Ik denk dat nu…’ Hij werd onderbroken door een vijfdegroeper die zachtjes zei: ‘Is school nu echt weg?’ De directeur haalde zijn schouders op en trok een gezicht. ‘Tja, ik denk het…’ Hij kon zijn zin niet afmaken. Een klein meisje schreeuwde: ‘Joepie, geen school!’ en meteen werd het weer een chaos op het plein. Iedereen schreeuwde door elkaar en iedereen juichte.
Ik glimlachte. Dit was wel weer genoeg avontuur voor vandaag. Gelukkig was er niemand gewond geraakt.
Ik lachte om de kleuterklas die een rondedans dood om hun juf en haalde mijn hand door mijn haar toen meneer Montgormy als zijn eigen, vertrouwde zelf op me af kwam stormen. ‘Johnson. Wij moeten praten!’ Ik lachte nogmaals en hief mijn hand op om zijn woordenstroom te stoppen. ‘Fijn dat U weer terug bent meneer. Laat me U nooit meer zo raar bang zien graag.’ Hij fronste en begon aan een tirade over hoe ongehoorzaam en brutaal ik wel niet was geweest. Maar ik luisterde niet. Ik staarde naar het halve schoolgebouw en dacht aan het avontuur wat ik had beleefd. ‘Genoeg avontuur.' Mompelde ik zachtjes voor mezelf. ‘Wat zei je?’ Vroeg meneer Montgormy, maar ik schudde mijn hoofd en hij glimlachte. ‘Ach. Laat ook maar. Waar moet ik boos over zijn? Het is vakantie!’ Hij lachte en ik deed vrolijk met hem mee.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen