Foto bij 07. Don't I deserve peace in my life, too?

Please look forward to my next chapter

Huh, wat? Waar kwam al dat gekrijs vandaan? Ik rolde mijn slaapzak op, verloste mezelf van mijn van de koude verkrampte houding en slenterde slaperig het station uit, dicht bij het handelaarsplein. Mensen met microfoons, mensen met camera’s, mensen met fototoestellen, overal was drukte.
Ik knipperde met mijn ogen om het beter te kunnen zien. Ze stonden allemaal om iets heen, iets dat veel aandacht van hen eiste. Iets dat heel belangrijk was, aangezien er zoveel mensen, zelfs journalisten en paparazzi rond stonden – al schreeuwend.
Zou ik gaan kijken? Misschien was het nog wel interessant… Ik woog het bedachtzaam af in mijn hoofd. Ach, wat kon ik verliezen door even te gaan piepen? Ik wrong me tussen de dichte mensengroep. Het was zo moeilijk dat ik halverwege wilde opgeven, maar toen zag ik een klein beetje hoop.
Eindelijk aan de barrières van ijzer gekomen, keek ik nieuwsgierig rond, maar ik zag niet veel indrukwekkend. Er stond materiaal klaar om te filmen, dat kon ik nog juist opmaken. Toen schoten mijn ogen naar de witte tent naar wie iedereen ingespannen leek te staren, smekend of wat of wie dat er ook inzat eruit zou komen.
Super…Junior, las ik langzaam. Ik kende het, herhaalde ik in mezelf, waar had ik die naam…? Mijn ogen werden groot als ik me realiseerde wie Super Junior was. Het waren die tien Aziatische jongens die me toen hadden opgevangen. Ik schrok en dook even snel weg, hopend dat geen van hen toen een blik op buiten, richting mij had geworpen.
“Yah!” greep een man me bij mijn schouder. Automatisch kromp ik ineen en keek angstig naar boven. Maar de man glimlachte vriendelijk en wees naar de kleine vrouw naast hem. “You, good drawer, yesterday? Draw my wife!” gebruikte hij de woordjes Engels die hij nog juist kende.
Ik kon mezelf wel vervloeken. Ik moest hier zo snel mogelijk weg, voor de jongens me zagen. De man leek me te herkennen, van gisteren. Ik had hier voor kleine bijverdiensten mensen zitten tekenen op opdracht. Ze mochten zelf kiezen of het pure waarneming mocht zijn of mangastijl of wat dan ook.
Het was een straatberoep dat je veel zag op de straten in mijn land, maar ik geloof dat de Koreanen vooral waren aangetrokken door mijn jeugdige, ‘artistieke’ uiterlijk. Deze man had ik zelf niet getekend, maar ik herinnerde me hem vaag. Hij had gisteren staan toekijken hoe ik een vriend van hem tekende.
“Eh, cho-a,” stemde ik nogal verward in. Ik had het geld wel nodig. Gisteren had ik misschien een paar klanten gehad, maar nog steeds niet genoeg om een fatsoenlijk leven op te kunnen bouwen hier en een simpele bed and breakfast voor een paar dagen, te kunnen betalen. “Kansahamnida,” boog ik beleefd en dankbaar om zijn vraag.
Ik begon rustig met potlood. Voor zover ik rustig kon zijn. Ik kon me nauwelijks concentreren, wat maakte dat mijn werk er niet beter op werd, doordat de jongens me elk moment zouden kunnen zien, kunnen herkennen. Als ze me zelfs wilden herkennen. Ik was het buitenlandse, domme, dronken meisje dat de dag na hun beleefde, warme opvang al boertig ‘dag’ zei – zonder hen te vergoeden met een beetje geld of zoiets.
Ik sloot kort mijn ogen, probeerde het geschreeuw en geklik van fototoestellen en de stress rond de jongens uit mijn hoofd te bannen, me volledig af te sluiten. Diep haalde ik adem en zuchtte erna al even rustig. Ik mocht dit niet verpesten. Ik had ook geld nodig voor het dure tekenpapier.
Het lukte me. Ik begon geconcentreerd te tekenen, wist alle eerdere fouten te corrigeren en alles vloog voorbij. Voor ik het wist had de hele tekening voltooid, in pastel en al.
Gebogen, knikkend, schudde de middelbare man mijn hand. “Kansamida, kansamida,” glimlachte hij breed, terwijl hij zijn vrouw weer bij de arm nam, me betaalde en me met mijn kunstgerei alleen liet. Ook zijn vrouw glimlachte me nog eens vriendelijk toe.
Ze had al die tijd niets gezegd. Ik vermoedde dat zij al helemaal geen Engels kon spreken of verstaan en zich daarom afzijdig hield. Het kwam koud over, maar ik zag wel dat ze het zo niet bedoelde.
Ik grabbelde de wonbriefjes en stopte ze haastig in de zak van mijn skinny jeans, waar niemand ze ooit uit zou krijgen. Hier kon ik vanavond mijn avondeten van bestellen.
“Dus je doet ook mangaportretten,” klonk het in afstandelijk Engels.
Verward keek ik op. Was er hier een buitenlander? Ik staarde recht in twee donkere, bijna zwarte ogen in een lang, bleek gezicht met perfect, warrig liggend haar. Net een popster. Na al de rust van de tekening, begon mijn hart weer te racen. Er had inderdaad iemand me opgemerkt. En het was niemand minder dan een lid van Super Junior zelf.

[NEXT TIME ON: 'I CAME FROM NOTHING TO BECOME EVERYTHING']
Ik deed alsof ik hem niet herkende.
“Waarom ben je hier?”
“Wilt u een mangaportret?” vroeg ik op mijn beurt, zijn vraag negerend.
“Doe wat je wilt. Ik zal je wel betalen, als je wilt. Het ziet er naar uit dat je het nodig hebt.” Hij knikte naar de versleten slaapzak niet deftig was opgeborgen. “Ontken het maar niet. Ik heb je wel gezien in het station.”
“Waarom heb je ons niet om hulp gevraagd? We hadden je gemakkelijk kunnen helpen, dat weet je best.” Waarom klonk híj zo kwaad?
“Ik heb jullie hulp niet nodig.”
“Waarom slaap je dan in het station? Je had even goed wat langer kunnen blijven.”
“Het zou jullie alleen maar een schandaal bezorgen.”
“Niet als we het goed verstopten.”
Wat was zijn punt?
“Daar draait het helemaal niet om!”
”Waar rond dan wel? Je kunt me niet dwingen, als één of andere hond, bij je te komen wonen!”
“Dat bedoel ik…”
“Nou, zo komt het wel over.”
“Je begrijpt het niet…”

Reageer (1)

  • Shellfish

    Errr, sowwy dat ik laatste keren geen reactie heb geplaatst :o
    Ik ben echt verliefd geworden op jouw story! Hahah!
    Je schrijfstijl ik echt heerlijk om te lezen >w< Zo makkelijk volgbaar, maar ook weer niet kinderlijk! -ik ben echt jaloers op hoe je dat doet!
    Snel verder!

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen