01. Pilot
Ik boog gefronst mijn hoofd om een boer te onderdrukken. Met mijn ogen half open, vermoeid staarde ik door mijn wimpers voor me uit, wachtend tot het beeld voor me uiteindelijk een vaste vorm zou aannemen. Lichten dansten voor mijn ogen, lieten vage sporen achter. Waar was het echte licht?
Ik bonkte mijn kleine glaasje op de toog. Mijn hoofd duizelde van jewelste. Ik mocht dan wel op een stoel zitten, maar waar de grond was, vormde een groot raadsel. Tegen al mijn instincten in, vroeg ik om nog een shot. Ik voelde hoe langzaam maar zeker alles in mijn maag weer naar boven kwam, maar ik zou het inhouden. Dat ik maar in coma neerviel en niet te snel daarna echt stierf.
“Aaah… Aigoo, Sesungnim,” suste de waardin me voorzichtig, zoals ze dat hier deden in Zuid-Korea, proberend me van mijn volgende drink af te houden, maar ik schudde weerbarstig mijn hoofd voor ze haar zin kon afmaken.
“Ani!! I want to drink! Drink, now!” maakte ik haar nog eens duidelijk, hoewel ik probeerde mijn normale stemgeluid te behouden en niet met een dubbele tong te spreken, maar toch met een luidere stem dan eerder.
“OK,” boog ze snel verontschuldigend, om zich heen spiedend of ik niet al te veel aandacht van de andere klanten had getrokken. De volgende seconde vulde ze alweer een shot voor me. Ik had geen idee de hoeveelste het was geweest, maar de verduistering in mijn hoofd werd alsmaar sterker.
Een goed teken, vertelde ik mezelf. Straks zou de duisternis me helemaal in beslag nemen, me opslokken. Eindelijk verlost van deze nooit eindigende hel. Zou mama hetzelfde hebben gevoeld als ze weer aan de alcohol zat, vroeg ik me plots af. Spijt hebben van al die jaren, van al die miserie, en vooral spijt van mij.
Of van die dikke Chinees, die ze zo vaak vervloekte, die mijn vader was. Na grondig onderzoek was ik erachter gekomen dat hij niet een Chinees was, maar een Zuid-Koreaan. Dat was dan ook één van de redenen geweest dat ik hierheen was gekomen.
Ik had niets meer. Mijn moeder zat weg te rotten in dat oude appartement van ons, of Don daar ook nog was, wist ik zelfs niet. Ik wilde het ook al niet meer weten. Nu ik oud genoeg was, ging ik voor eens en altijd weg van die afschuwelijke periode én mensen. Maar wat had ik zelfs gedacht? Als er ineens een Amerikaanse aan mijn deur zou staan, claimend je dochter te zijn… Ongelooflijk, ik was zo dom geweest al mijn geld hierin te steken.
Ik staarde verbitterd voor me uit toen ik nog één shot naar binnen kapte. Het brandde ongelooflijk in mijn keel, net als toen ik overgaf om dun te blijven. Dat leek nu zo betekenisloos. Waarom zou ik zelfs dun willen zijn, ik zou beter dood willen zijn.
Voor de koelte, die nu met toewuiven niet genoeg meer bleek, legde ik mijn hoofd op de toog. Op hetzelfde moment glipte al mijn gevoel voor evenwicht aan me weg en sloot de duisternis me in.
[NEXT TIME ON: 'I CAME FROM NOTHING TO BECOME EVERYTHING']
Siwon legde een paar duizend won op de bar ter vergoeding van hun wild feestgedrag en hun anonimiteit die ze hier genoten.
“Oh?” porde Sungmin onschuldig in de rug van het duidelijk aan alcohol ten onder gegaande meisje met de vreemde, niet Aziatische haarsnit. “Wie is zij?”
“Gewoon een buitenlands meisje.”
Siwon trok een wenkbrauw op. “Blijft ze in een hotel hier dichtbij? Wij zullen haar wel afzetten.”
“Ja, wat als we met haar gezien worden?!” drong Eunhyuk aan.
“Ze moet toch wel thuis geraken?” verdedigde Siwon zijn standpunt en het meisje.
Siwon nam voorzichtig de breekbaar uitziende armen, die slapjes mee met hem mee bewogen, en legde ze om zijn nek, waarna hij de rest van haar lichaam op zijn rug schoof. Ze was verbazend licht.
“Ze noemt Seven Clifford,” las Kyuhyun af van haar groene identiteitskaart.
“Misschien is haar moeder Koreaans?”
Kyuhyun ritste haar tas open. Misschien zou hij daartussen wel een folder of bewijs van verblijfplaats vinden.Maar buiten al die rommel die kleren en wat drinken bevatte, vond hij niets. Hij toverde zijn telefoon tevoorschijn en typte het nummer van de dienst van Seoul in. “Ah, hallo?”
Er zijn nog geen reacties.