4.
Er word van alle kanten tegen me aan geduwd. Ik sta er een beetje hulpeloos en onbeholpen tussen. Opeens word iedereen stil en kan je een speld horen vallen. Verschrikt kijk ik naar het podium. Een vaag gekleede man komt het podium op. Hij heeft geel haar met rode strepen en in zijn baard zitten glitters. Zijn kleren zijn nog lelijker. Hij lijkt wel een regenboog. Vrolijk huppelt hij naar de kom met de briefjes. Ik begin alvast te bidden. Niet mijn naam, niet mijn naam. Ik sta te trillen op mijn benen.
'Rue Nothhill!' roept hij vrolijk. Wat? WAT? WAT? gaat er door mijn hoofd. Nee niet ik! Even hoop ik dat het een vergissing is maar hij herhaalt mijn naam nog een keer. Misschien heet er wel iemand precies hetzelfde?! Ik probeer vanalles te verzinnen maar niks stelt me gerust. Iedereen om me heen kijkt nerveus om zich heen. Ze denken dat ik misschien nog thuis ben en dan een heel groot probleem heb. Omdat ik zo klein ben kijken ze allemaal over me heen. Langzaam en onzeker loop ik dan toch maar naar voren. Ik haal diep adem om mezelf onder controle te houden. Het liefste zou ik gaan gillen.
'Kom maar' zegt de man van het capitool alsof ik een vijfjarige ben. Door hem is mijn leven bijna ten einde. Miljoenen gedachtes gaan door me heen maar één blijft er steeds door uit naar voren komen. Ik ga dood. Als ik eenmaal op het podium sta stromen de tranen over mijn wangen. De man let niet meer op me en vraagt of er vrijwilligers zijn. Natuurlijk niet. Door mijn tranen zie ik iedereen meelevend aankijken. Ik zoek mijn ouders en broertjes en zusjes. Neveah lijkt er weinig van te begrijpen en steekt haar armpjes naar me uit waardoor ik nog harder moet huilen. Met een luid gesnik huil ik verder. Mijn vader probeert zich sterk te houden net als mijn moeder. Er komt een sterke jongen naar voren lopen. Hij komt zelfverzekerd over. Even krijg ik een paniekaanval. Ik red het nog niet eens van hem! Hoe moet ik het dan van de andere redden? De jongen pakt mijn hand vast en geeft er een bemoedigend kneepje in. Ik hoor het publiek allemaal verontwaardigde geluiden maken. Dat gaat om mij! Even voel ik de hoop nog dat ik niet hoef te gaan, maar dan bedenk ik hoe ongenadig het capitool is. Ik maak geen schijn van kans. Dan schiet er een hand naar me toe. In een reflex sla ik hem weg.
'Zozo! Pittig meisje' bulderd de man. Ja jij hebt makkelijk praten man! Denk ik. Jij word niet binnen een paar dagen vermoord! Het kleine beetje hoop dat ik net nog had vergaat snel als hij me meeneemt naar het stadshuis. Ik kijk om naar de menigte. Dit zal waarschijnlijk de laatste keer zijn dat ik dit plein zie...
Er zijn nog geen reacties.