Hoofdstuk 4
Grommend liep ons gezelschap door de regen. Ik trok de kap van mijn mantel verder over mijn ogen, maar ik kon niet voorkomen dat de regen in mijn gezicht striemde. Het weer was net zo snel veranderd als mijn humeur. En dat gelde ook voor de rest van de mensen. Hoewel, Kasandra leek de regen niet eens te voelen. Ze leek zelfs wel in een goed humeur. In tegenstelling tot Roelof en Leona, die elkaar nog zouden beschuldigen van het weer als ze dat zouden kunnen.
Ook Breyan keek niet zo blij. 'Mijn wapenuitrusting roest!' En inderdaad, de maliën zagen er niet al te best uit.
Ikzelf had het ijskoud. Ik voelde de regen door mijn mantel en mijn kleren druppelen. Ik hoopte maar dat mijn rugtas wel waterdicht was, want daar bewaarde ik schone en vooral droge kleren. Hij was mijn vader geweest, dus ik nam aan van wel.
Roelof liep voorop met de kaart dichtbij zich. Af en toe keek hij ernaar, maar stopte hem dan weer snel weg. Ik vroeg me af of hij wat er stond wel begreep. Leona keek af en toe met een blik naar de kaart alsof ze hem nu uit zijn handen wilde grissen en wegrennen. Ik dacht dat ze er wel toe in staat zou zijn. Dit ging nog leuk worden.
Na een hele tijd gelopen te hebben, besloot Roelof dat we hier zouden stoppen. Gelukkig was het nu gestopt met regenen. Ik deed mijn mantel uit en wrong hem uit. Ik zag een behoorlijke hoeveelheid regenwater de grond in lopen en zuchtte. Mijn vader had me in zijn spannende verhalen nooit iets vertelt over regenbuien.
Gelukkig kwam wat ik wel van mijn vader had geleerd, snel van pas. Ik was de enige die een vuurtje kon aanmaken en al snel zaten we met z'n allen om het vuur. Leona en Roelof wierpen elkaar regelmatig kwade blikken toe, Kasandra at rustig van haar brood en Breyan en ik staarden in het vuur. Dit was niet wat ik had voorgesteld van mijn eerste keer rond het kampvuur.
Hoewel ik in het begin opgewonden was, leek dit hele avontuur op een mislukking uit te lopen. Bah.
Toen we allemaal klaar waren met eten, snauwde Leona: 'Breyan, jij hebt de eerste wacht.' en rolde haarzelf op in een deken.
Ik kwam maar niet in slaap op de koude, natte grond. Onrustig rolde ik heen en weer, maar hoe moe ik ook was, slapen ging niet.
Ik stond langzaam op, met de bedoeling Breyan te verlossen van zijn wacht. Ik sloop langs de rest van ons gezelschap en ging naast Breyan zitten.
'Ga maar slapen, ik neem de wacht wel. Ik kan niet slapen,' fluisterde ik.
'Dat hoeft niet. Probeer het maar. Het is nu mijn beurt.'
Dat was lief. Ieder ander had mijn aanbod vast allang aangenomen. Maar ik ging niet weer slapen, ik probeerde het niet eens. Ik bleef zitten en staarde in het vuur.
'Wat vind jij ervan?,' vroeg ik de jonge ridder.
'Waarvan?'
'Dit alles. Het avontuur, de schat, onze reisgenoten...'
Ik zag dat hij glimlachte. 'We hadden wel beter gezelschap uit kunnen kiezen, hè?'
'Ja..,' zei ik. Het was even stil. Allebei waren we in onze eigen gedachten. 'Waarom ben jij hier?,' vroeg ik, om de stilte te verbreken. 'Ik bedoel: waarom ben je meegegaan? Had je een reden?'
'Het is een lang verhaal,' antwoordde hij. 'Laten we zeggen dat ik geen keuze had.'
Ik hoorde aan zijn stem dat hij er niet over wilde praten en vroeg me af waarom niet. Toch vroeg ik niet verder. Ik besloot mijn situatie maar uit te leggen. 'Ik had op een bepaalde manier ook geen keuze. Mijn vader is een week geleden gestorven en ik moest weg. Hij was avonturier, weet je? Ik moest hem achterna, dat was wat hij wilde.'
'Was dat ook wat jij wilde?'
'Het is mijn lot,' zei ik beslist. Eigenlijk wist ik geen antwoord op zijn vraag. Ja, mijn hele leven had ik hieraan gedacht, maar nu ik hier was, viel het tegen. Ik begon me al af te vragen of ik dit eigenlijk wel kon.
'Eerlijk gezegd valt het tegen,' zei ik meer tegen mezelf dan tegen hem. 'Alleen maar regen en ruzie. Wat doe ik hier?'
We waren weer stil en ik had onmiddellijk spijt van mijn plotselinge openheid. Hij kende me net één dag en dan moest ik meteen mijn hart luchten? Wat dacht hij nu wel niet van mij?
Maar tot mijn verbazing legde hij zijn hand op mijn schouder en zei: 'Het is nacht en je bent moe. Het komt wel goed. Ga maar slapen.'
Ik knikte en ik stond vermoeid op. Misschien had hij gelijk. Misschien zou alles morgen beter lijken. Misschien zouden morgen de regenwolken weggetrokken zijn. Misschien zou morgen mijn gedroomde avontuur beginnen.
Nu kon ik wel in slaap komen. Die nacht droomde van draken en elfen, zoals ik in mijn kindertijd had gedaan.
Fijne kerst, allemaal! Veel plezier met lezen!
Reageer (3)
regen!
1 decennium geledenNaaw, stomme rotregen...
1 decennium geledenSnel verder!
verderrrr ! <3
1 decennium geleden