1.
Jona, 1839
Zachtjes hoor ik een getik op mijn slaapkamerraam. Het klinkt als een vogel die zachtjes tegen het raam tikt, dat hoor ik wel vaker.
Zuchtend draai ik me om en probeer weer te slapen. Pas als ik een harde bonk hoor, stap ik uit bed en loop naar het raam. Die vogel zal toch niet dood zijn?
Als ik door het raam in het duister tuur zie ik dat het mijn buurmeisje Kelli is, die steentjes naar mijn raam gooit. Ik duw tegen het raam , en met een piepend geluid klapt het open.
‘Hé, wat is er?’ vraag ik.
‘Kom nu naar beneden.' fluistert ze, ‘Nu’.
‘Waarom??’
‘Geen tijd, kom nou. Alsjeblieft…’
Ze heeft een lichte, smekende toon in haar stem. Haar ogen overtuigen me van het feit dat er iets aan de hand is.
Voorzichtig klim ik over de vensterbank naar beneden. Mijn voeten vinden de dakgoot.
‘Aaaah’ gilt Kelli.
Van schrik glij ik uit. De grond komt snel dichterbij. De klap is ongelofelijk hard.
‘Aaauw. Dat doet pijn.’, gil ik.
Ik voel mijn arm niet meer. Ik kan hem niet bewegen. Kelli sleurt me overeind. Nu voel ik mijn arm wel. Een afgrijseleke pijnscheut dringt door tot diep in mijn hoofd. Alles om me heen begint te draaien.
Mijn voeten willen niet bewegen en Kelli veranderd in een gouden zee van woorden. De woorden zijn niet nederlands, het zijn vreemde symbolen, en ik kan ze niet lezen.
Plotseling lijk ik achterover te vallen.
Ik grijp me vast aan de woorden die uit haar mond stromen. De woorden geven me een goed gevoel. Ik houd me zo stevig vast als ik kan. Maar ze zijn glad, en ze glijden onder mijn handen door.
Hulpeloos val ik achterover in een diepe kloof.
Half verdoofd voel ik een scherpe pijn in mijn enkel. Ik hang aan mijn enkel aan een slang van gouden woorden. Ze zijn niet als de eerste, ze doen pijn. Ze branden door mijn voet heen. Heel even denk ik dat ik dood ben, totdat de scherpe pijn het licht langzaam weer laat terugkeren. Het bos om me heen geeft me een akelig gevoel. Waar ben ik?
Kelli is naast me neer geknield en buigt zich over me heen. Duizelig probeer ik op te staan, maar ik val meteen weer om van de pijn. Mijn arm doet ongeloofelijk veel pijn. Maar Kelli trekt me aan mijn goede arm omhoog en houdt me overeind. Om haar heen zweeft een gouden gloed. De gouden woorden zijn verdwenen.
‘Rennen' sist ze tegen me..
Vluchtig hervind ik mijn evenwicht en wankel vooruit. Kelli is veel sneller dan dat ik ben, met moeite hou ik haar bij.
Reageer (1)
Spannund!
1 decennium geledenIk zit hier heel stiekem, de rest lees ik een andere keer